Intrasomatische parergie: deel 2
Geplaatst door
Titus Rivas (publicatiedatum: 2 October, 2009)
Samenvatting
Deel 2 van een artikel gepubliceerd in twee nummers van het Tijdschrift voor Parapsychologie over intrasomatische psychokinese.
Dit artikel werd gepubliceerd in Tijdschrift voor Parapsychologie, Jaargang 58, 2, oktober 1990, blz. 10-25.
Intrasomatische parergie: Een overzicht van de directe invloed van
geestelijke voorstellingen op de fysiologie van het eigen lichaam –
Deel 2
door Titus Rivas
Profane IPK Beheersingstechnieken
Het is tegenwoordig mogelijk d.m.v. veel verschillende technieken te
komen tot geestelijke beheersing van lichaamsfuncties. Enkele van deze
technieken hebben weliswaar een religieus-mystieke achtergrond, maar
allemaal worden ze in het Westen ook los van deze achtergrond
toegepast. Een bekend beheersingssysteem is de zogeheten Hatha Yoga
(Hewilt,1974), oorspronkelijk - ingebed inde Yoga-filosofie- afkomstig
uit het hindoeïstische India. Een belangrijk onderdeel van de Hatha
Yoga is de "pranayama", een techniek gericht op het beheersen van de
ademhaling. In het algemeen kan men over de yoga opmerken dat uit
onderzoek is gebleken dat langs deze weg ademhaling en bloedsomloop
onder bewuste controle te brengen zijn. Fundcrburk (1977) maakt
daarnaast melding van verscheidene studies waaruit blijkt dat sommige
individuen hun hartslag kunnen leren beheersen en deze zelfs tijdelijk
kunnen leren stoppen (1). Ter illustratie volgen nu enkele studies van
de hatha yoga .
Dr. B.K. Anand, hoofd van de afdeling fysiologie van het All-India
Institute of Medical Sciences te Delhi onderzocht op dit gebied in 1959
ene Ramananda Yogi, over wie hij in 1961 een rapport publiceerde.
Ramananda Yogi werd in een volledig luchtdichte box van metaal en glas
geleid, en met elektrodes en buizen aan apparatuur verbonden. Elk uur
werd het zuurstof- en koolzuurgas-gehalte van de lucht in de box
gemeten. Op de eerste dag verbleef hij acht uur in de box. Op de tweede
dag tien uur. Hierbij werd zijn zuurstofverbruik in de box van een
normale 19.5 liter per uur tot resp. 12.2 (62.6 %) en 13.3 (68.2%)
liter gereduceerd. Zijn hartslag ging geleidelijk naar beneden van 85
per minuut buiten de box naar 60-72 per minuut erbinnen. Er was een
verhoudingsgewijs hogere CO2 afgifte. Desondanks vertoonde de yogi geen
hijgen, of zwaar ademen en hij viel ook niet in slaap. Een
controle-experiment met twee "leken" in de box, die zich niet in
pranayama hadden getraind, liet geen teruggang in de zuurstofopname
zien. Deze studies geven buiten iedere redelijke twijfel aan dat de
yogi urenlang willekeurig zijn metabolisme kon verlagen.
Andere onderzoekers ontdekten een yogi die gedeelten van twee
winters alleen in een grot in de Himalaya's doorbracht, de meeste tijd
bestedend aan meditatie. Aangezien de extreme kou hem afleidde, kreeg
hij van zijn leraar de raad zich te concentreren op warmte en zichzelf
voor te stellen in een situatie van zeer hoge temperatuur. Hij vertelde
hierin na zes maanden training langzaam maar zeker succes te hebben
behaald. Deze yogi werd in een laboratorium te Delhi getest in een
elektrisch afgeschermde semi-geluiddichte kamer, met een venster in de
muur voor observatie. Tijdens drie experimenten produceerde hij binnen
anderhalf tot tien minuten willekeurig, zonder enige zichtbare
beweging, zweet op zijn voorhoofd. Dit onderzoek doet denken aan
berichten van Alexandra David-Neel (1929) over de "toumo", ook wel gespeld als "tummo" ("mystieke
warmte") bij de Tibetanen. De techniek van het zich concentreren op
toumo is ook in enige mate door David-Neel zelf met opmerkelijke
resultaten beproefd. [Toevoeging uit 2011: Een bekende Nederlander die een soort tummo-technieken lijkt toe te passen is Wim Hof alias The Iceman.]
Swami Rama uit Rishikesh, onderzocht door Green et al. (1979) bleek bij
een experiment in staat om differentiële beheersing uit te oefenen over
bloedvaten in zijn rechterhand. Hij kon de temperatuur van twee
gebieden op zijn rechterhand langzaam maar zeker in tegengestelde
richting beïnvloeden, zonder enige motorische beweging, totdat de
gebieden een temperatuurverschil hadden bereikt van 10° Fahrenheit. De
linkerkant van zijn handpalm zag er na afloop uit alsof er meteen
lineaal op geslagen was, terwijl de rechterkant asgrauw toonde. In een
andere proef, wederom uitgevoerd door Green et al. (1979) "stopte"
Swami Rama zijn hart voor tenminste 17 seconden (2).
De bekendste ook van oorsprong Westerse beheersingstechnieken zijn
ongetwijfeld de biofeedback (Wickramasekera, 1976; Ray et al., 1979),
en in mindere mate de autogene training (Schultz & Luthe,
1969-1973). Bij deze technieken probeert de persoon zich, net als bij
de hatha yoga, mentaal te concentreren op zijn eigen lichaamsprocessen,
maar zonder dat hier een heel scala van oefeningen aan vast zit. In de
biofeedback maakt men daarbij gebruik van apparatuur die de persoon
informatie verschaffen over het fysiologisch functioneren.
Herhaaldelijke experimenten hebben uitgewezen dat mensen d.m.v.
biofeedback functies als hartslag, bloeddruk, nierfunctie, maagfunctie
en hersengolven (Shapiro & Surwit, 1979), alsmede huidtemperatuur
(Taub &Emurian, 1979) en individuele motorische eenheden
(Basmajian, 1979) kunnen leren beheersen. Het wordt tegenwoordig dan
ook algemeen erkend dat autonome lichaamsfuncties die normaal
onwillekeurig lijken te verlopen, ook onder de bewuste wil te brengen
zijn. Ook zonder de expliciete yoga- en biofeedbacktechniek is dit
mogelijk. Zo maakt Yates (1980) melding van de gerenommeerde 19e-eeuwse
fysioloog Tarchanoff. Deze schreef in 1885 een klassiek geworden essay
over de willekeurige versnelling van de hartslag. Hierin rapporteert
hij over onderzoeken van praktisch elk aspect van de willekeurige
beheersing ervan. De patiënt die Tarchanoff hiervoor gebruikte,
beweerde geen "aangename beelden" of spieraktiviteit, maar enkel zijn
wil en concentratie aan te wenden. Tarchanoff voerde een serie
controle-studies uit om indirecte beïnvloedingen uit te sluiten, zoals
d.m.v. ademhaling of bloeddruk. Over het algemeen concludeerde hij dat
de versnelling van de hartslag volgde uit directe willekeurige
invloeden op de regulerende zenuwcentra en zenuwbanen van het hart.
Th.X.
Barber (1970) wijst op andere studies aan het begin van deze eeuw
waarin proefpersonen direct willekeurig hun hartslag konden
beïnvloeden, zonder emotionele opwinding te voelen.
Vuurlopen
Het tijdschrift "Psi Research" heeft in juni 1985 uitvoerig aandacht
besleed aan "firewalking" .oftewel vuurdansen of -lopen, het ongedeerd
lopen over gloeiende kolen of stenen, die onder normale omstandigheden
ernstige brandwonden zouden veroorzaken. Hel vuurlopen is
oorspronkelijk een ritueel gebeuren dat in verschillende culturen
bekend is (Rawcliffe, 1971). Tegenwoordig wordt het echter ook los van
de oorspronkelijke religieuze verbanden beoefend door westerlingen
(Stillings, 1985). Een bekende promotor van het fenomeen is Larisa
Vilenskaya uil Rusland. Dennis Stillings (1985) bericht over een
experiment uit 1985 uitgevoerd door Jack Houck met Severin Dahlen. Bij
een temperatuur van 330 ° C liep ene Boma uit Afrika bijna 5 seconden
over kolen zonder zich ie branden. Stillings behandelt enkele "normale"
verklaringen van vuurlopen. Zo stelde Harry Price in 1936 dat het
lichaamsgewicht een rol zou kunnen spelen. Stillings verwerpt deze
theorie.die volgens hem ook door Price zelf niet al te serieus bedoeld
was. Daarnaast probeerde Jearl Walker het vuurlopen door het zg.
"Leidenfrost effect" te verklaren; d.w.z. dat er bij een bepaalde
temperatuur een "stoombarrière" rond water- of zweet-druppels wordt
opgebouwd die zorgt dat de druppels veel langzamer verdampen zodal
verbranding van de huid wordt voorkomen. Stillings wijst er o.a. op dat
de temperaluur bij vuurlopen echter zowel boven als onder de
Leidenfrost-range kan liggen, zonder dal er verbrandingen optreden.
Zelfs skeptici zouden daarom veel moeite hebben met deze theorie.
Tenslotte heeft ene Dr. Leikind de mogelijkheid naar voren gebracht dat
tijdens het vuurlopen de hitte over het hele lichaam wordt verspreid,
zodat verbranding lang kan worden uitgesteld. Dit is echter zowel in
strijd met normale gevallen van verbranding, b.v. wanneer men zich
brandt aan een lucifer, als met sommige gevallen van "mislukt"
vuurlopen, waarbij wel degelijk verbranding optrad.
Dennis Stillings stelt na de bespreking van "normale" hypothesen, dat
het waarschijnlijk lijkt dat "de geest en het lichaam [sic], in
bepaalde gewijzigde bewustzijnstoestanden, geestelijk in staat zijn
sterke elektrostatische velden rond de benen en voeten van de
vuurlopers te creëren en de proefpersoon kunnen beschermen door de
kolen af te koelen". Het is interessant dat de zeer skeptische
Rawcliffe (1971) de mogelijkheid van een "psychosomatische modificatie
van de weefsels" bij vuurlopen niet helemaal uitsluit (3).
De onbrandbaarheid van Daniel D. Home
Dat onbrandbaarheid niet voorbehouden is aan vuurlopers, blijkt uit
rapporten over het medium Home. Zo citeert Zorab
(1980) onder meer een verslag van een zitting van 23 januari 1869 bij
de gravin van Caithness uit Brigthon:
" [...] Vervolgens liep de heer Home naar de open haard, waarin een
reusachtig vuur brandde, stak zijn beide handen in de gloeiende massa
en nam er een roodgloeiend stuk kool uit. Met dit stuk kool in zijn
handen wandelde hij een paar minuten lang door de kolen, terwijl hij er
voortdurend op blies om de kool te doen vlammen. Hierop begaf hij zich
naar Lady Louisa Kerr en gaf haar een teken dat hij wilde dat zij het
stuk kool van hem zou overnemen. Erg geschrokken trok Lady Louisa zich
een weinig terug. "Neen", zei Home hierop, "daar u te weinig geloof
heeft, zal ik u dit stuk kool niet in handen geven." Bij het horen van
deze woorden strekte Lady Gomm haar beide handen uit en zei "In dat
geval, geef de kool maar aan mij. Ik zal hem zonder enige angst
aanpakken". In verband met haar verzoek heeft Home de vlammende massa
toen in Lady Gomms handen gelegd, die er niet de minste last van
ondervond, zelfs nadat zij het stuk hete kool meer dan twee minuten in
haar handen had gehouden. De kool werd vervolgens op een vel papier
gelegd, waarover ik hierboven sprak. Het vel papier vatte
ogenblikkelijk vlam en een groot gat werd gebrand daar waar ik de
communicatie had neergeschreven [...]".
Zorab wijst er voorts op dat van Homes proeven van onbrandbaarheid vrij
veel personen getuige waren, waaronder William Crookes (zie ook:
Thurston, 1952).
Suggestie
Hypnose is ontstaan uit de praktijk van het zg. dierlijk magnetisme van
Mesmer, net als overigens het moderne "paranormaal genezen". Zij is dus
wat haar oorsprong betreft direkt verbonden aan het beïnvloeden van
lichamelijke processen. Hoewel hypnose gebruik maakt van één of meer
gewijzigde bewustzijnstoestanden (ASCs), is de kem van haar
effectiviteit waarschijnlijk niet hierin gelegen maar in het fenomeen
(auto-) suggestie. Hetzelfde kan waarschijnlijk gezegd worden van zg.
"imagery"-technieken, waarbij men zich symbolisch of plastisch bepaalde
lichaamsprocessen voorstelt om een genezing te bewerkstelligen.
Rawcliffe
(1971) noemt als intrasomatische effecten van hypnose o.a. de
beïnvloeding van hartklachten, nierziekten, zeeziekte, cerebrale
arteriosclerose, tuberculose, multipele sclerose en speekselproductie,
alsmede de versnelling van het genezingsproces van wonden en gebroken
botten. In 1956 werd in Amsterdam het "Leerboek der Hypnose" van S.
Koster uitgegeven. Koster geeft hierin belangrijke voorbeelden van
hypnotische IPK. Zo citeert hij ene Vilgyesi (uit diens "Die Seele ist
alles", 1949, Zürich) die het geval vermeldt van het 19-jarige
"zenuwzieke" meisje Ella Salomon. Salomon werd door hypnotiseur Frans
Neukomm gebruikt voor publieke vertoningen: "Zo kon hij onder de ogen
van 14 aanwezigen (waaronder ook artsen) een grote brandwond op haar
arm suggestief doen ontstaan, door aanraking met een gewone haarspeld,
zo van haar hoofd genomen". S. Koster zelf lukte het herhaaldelijk bij
een patiënte met menorragieën die later bleken door een myoom
veroorzaakt te zijn, de bloedingen direct aansluitend aan de
hypnotische suggestie te doen verminderen. "Te sterke menstruaties,
zonder dat er organische afwijkingen bestonden, kon ik soms door
hypnose verminderen. [...] Bij een zangeres is het mij herhaaldelijk
gelukt de stellig verwachte menstruatie een paar dagen, d.m.v.
hypnotische suggestie uit te stellen, omdat zij in die dagen moest
optreden".
Bovendien noemt Koster het voorkomen van zowel hypnotische verhoging
als verlaging van plaatselijke lichaamswarmte en koorts tot 39,2 °C. In
1952 verscheen in de British Medical Journal een rapport van A.A. Mason
over het geval van een 16-jarige jongen die leed aan de erfelijke
ziekte ichthyosis, een kwaal die een wratachtige stinkende laag over
het grootste deel van het lichaam doet ontstaan. In een ziekenhuis
probeerde men als laatste middel plastische chirurgie, die echter ook
faalde. Hierop stelde een van de artsen voor hypnose te gebruiken. De
jongen werd in een trance gebracht en men vertelde hem dat zijn
linkerarm zou genezen. Men beperkte zich met opzet tot dit ene
lichaamsdeel, zodat de andere als controle konden dienen. Na enkele
dagen werd de laag rond zijn arm zachter en liet los. Daarna gaf Mason
de jongen de suggestie dat ook andere lichaamsdelen zouden genezen.
Hoewel de jongen niet helemaal genas, bereikte men, behalve op de
vingers, een blijvende genezing van 50 tot 95%, zonder andere
behandelingsmethoden (Barber, 1978). Barber vermeldtook dat de
resultaten van Mason gereproduceerd werden door andere artsen bij
andere patiënten.
De Russische parapsycholoog Leonid Vasiliev (1965) noemt een
hypnotische genezing door V. M. Bekhterev, door deze laatste in 1925
in" Vestik znania" beschreven, van een geval van erfelijke blindheid.
Bekhterev vond dit zijn meest opmerkelijke geval. Het geval verbaasde
zelfs ervaren oogspecialisten die hadden gemeend dat het type blindheid
waarvan sprake was, volstrekt ongeneeslijk was.
De Bulgaar Lozanov (1978) wijst op een geval van een proefpersoon die
de suggestie kreeg, en uitvoerde, dat de grootte van zijn pupillen zou
verschillen.
Barber (1978) beschrijft allerlei door suggestie teweeggebrachte
veranderingen in de structuur van de huid bij proefpersonen, zoals:
misplaatste allergische reacties op onschadelijke planten, brandblaren,
en het verdwijnen van wratten.
Jeanne Achterberg (1985, 1989) noemt specifieke beïnvloeding van het immuunsysteem d. m.v. visualisatie.
Stigmatisatie door suggestie
Een soortgelijk geval als dat van Koster, citeert Hans Herlin (1976)
van de Franse Professor Bernheim: " [...] de experimentator schreef met
de stompe punt de naam van de patiënt op diens beide armen. Daarop zei
de experimentator, nadat de proefpersoon zich in een hypnotische
toestand bevond: " Vanmiddag zult u om vier uur inslapen en uw armen
zullen beginnen te bloeden, precies op de punten die ik heb gemarkeerd.
Uw naam zal verschijnen geschreven in bloedige letters." De letters
verschenen in een duidelijk schrift en tevens waren er op sommige
punten druppels bloed te zien. De letters waren nog steeds zichtbaar na
drie maanden, ook al hadden ze hun intensiteit langzamerhand verloren."
Herlin noemt ook proeven met het medium Ilma: bij een gelegenheid
verscheen er een rood kruis van 7 centimeter op haar huid en bij een
andere de letter K. Bovendien wijst Herlin op de proeven van Dr.
Krafft-Ebing die bij zijn patiënten tekens en blaren teweegbracht,
eenvoudig door objecten met hun huid in aanraking te brengen en te
suggereren dat zij die invloed zouden hebben. Dr. Alfred Lechler
(Wilson, 1982) bestudeerde vanaf 1928 het geval van Elizabeth K. Deze
vrouw had de vreemde neiging om allerlei medische symptomen waar ze
toevallig over hoorde praten, zelf lichamelijk te gaan vertonen. Zo
hoestte ze bloed op als had ze tuberculose, terwijl haar longen
volmaakt in orde waren. Op goede vrijdag 1932 woonde Elizabeth een
religieuze bijeenkomst bij waar gesproken werd over de verschillende
kwellingen die Jezus moest ondergaan in zijn passie. Een en ander werd
geïllustreerd met dia's. Toen ze terugkeerde bij Lechler, klaagde ze
over erge pijn in handen en voeten. Aangezien Lechler hier geen
organische oorzaak voor vond, besloot hij om experimenteel stigmata bij
haar op tewekken. Hij hypnotiseerde Elizabeth en gaf haar de suggestie
dat de pijn erger zou worden, omdat er echte spijkers door haar voeten
en handen heen zouden gaan. De volgende morgen vertoonde Elizabeth
rode, gezwollen plekken op handen en voeten ter grootte van een munt,
waarbij de huid eromheen gescheurd was en vocht afscheidde.
Met Elizabeths toestemming deed Lechler hierna nog meer proeven met
haar. Elizabeth moest zich concentreren op de bloedtranen van Thérèse
Neumann en dit beeld vasthouden tijdens haar huishoudelijke taken.
Binnen enkele uren stroomde er inderdaad bloed van de binnenkant van
haar oogleden en langs haar wangen. Lechler zag, toen hij haar de
opdracht gaf het bloeden te stoppen, hoe dit inderdaad voor zijn ogen
geschiedde. Ook de "spijker"-wonden genazen na suggesties daartoe in de
loop van de volgende twee dagen. Lechler herhaalde later het experiment
op verschillende wijzen.
We hebben bij deze (bekende) proeven van Lechler te maken met
onomstotelijk psychogeen geïnduceerde stigmatisatie. Niemand zal immers
willen beweren dat de gratie Gods de directe bron van deze hypnotische
fenomenen is.
Ook zeer interessant in dit verband, zijn de observaties door de Franse
parapsycholoog E. Osty van Olga (Toukholka) Kahl. Olga Kahl kon "blozen
in de vorm van figuren", d. w.z. dat zij op haar huid bloedfiguren kon
doen ontstaan. Daarbij kwam nog het opmerkelijke feit dat het haar
mogelijk bleek een onderzoeker in de gelegenheid te stellen deze
figuren (letters, namen) door telepathische suggestie bij haar te
verwekken. Ze verschenen dan op de binnenzijde van haar onderarm, of op
haar borst (Tenhaeff, 1934, 1976).
Als laatste voorbeeld van psychogene stigmatisatie wil ik nog het
volgende noemen, stammend uil een werk van Du Prel (1921): "Bourru,
professor aan de kliniek te Rochester, heeft de volgende proefneming
gedaan: Met het een of ander willekeurige voorwerp tekende hij op de
beide beneden-armen van een gehypnotiseerde zijn handtekening en beval
hem om zes uur namiddags in te slapen en langs de getekende lijnen te
bloeden. Op verschillende plaatsen drongen enkele druppeltjes bloed te
voorschijn; op de andere geparalyseerde arm verscheen niets. De met
bloed opgelopen letters waren drie maanden later wel iets bleker
geworden, maar nog leesbaar. Dergelijke proefnemingen werden nog door
andere artsen gedaan".
Placebo’s
Placebo's zijn in feite voorbeelden van positieve
suggestie in een expliciet medische setting. Een patiënt krijgt b .v.
een suikerpil als" medicijn", maar aktiveert wel onbewust zelf de
lichamelijke processen waarvan hij verwacht dat het geneesmiddel ze op
gang brengt (Frank, 1982; Bol, 1988). Nocebo's zijn hier een negatieve
tegenhanger van: onschuldige stoffen leiden tot kwalijke gevolgen door
de negatieve verwachting die men er aan hecht. Het wordt erkend dat
placebo's een grote rol spelen in de behandeling van patiënten, zowel
in de alternatieve als in de reguliere geneeskunde (4). Zo verklaarde
Charles Badouin reeds in 1924 de werking van bepaalde
volksgeneeskundige middeltjes langs deze weg. Als voorbeeld van zo'n
middeltje noemt hij een recept tegen wralten van een kwakzalver dat
inderdaad de wratten deed verdwijnen (5).
Ideosensorische beïnvloeding
Men kan door (auto)suggestie pijnprikkels zo beïnvloeden dat ze niet
worden ervaren (Edmunds, 1961; Watson, 1973). Als mensen gehypnotiseerd
zijn, kan men hen, mits onder goede suggestie, een snee of een
brandwond toebrengen zonder dal ze opgeven pijn te voelen (Melzack,
1982). Daarom kan hypnose o.a. worden ingezet als" verdoving", zowel
bij operatieve ingrepen, als bij tandheelkundige behandelingen (Watson,
1973; Rawcliffe, 1971). Veel van de verrichtingen van de zg. fakirs,
zoals het liggen op een spijkerbed of op cactusdoorns, zijn alleen
mogelijk door psychogene pijnbeheersing (in combinatie met andere
intrasomatische beheersing).
Melzack (1982) noemt een voorbeeld van een rituele variant van zulk
fakirisme:"[...] het hangen aan een haak dat in delen van India nog
steeds in zwang is l...] De ceremonie komt voort uit een aloud gebruik
waarbij een lid van een sociale groep wordt uitgekozen om de macht van
de goden te vertegenwoordigen. [...] Het opmerkelijke van het ritueel
is dat stalen haken, die met sterke touwen bevestigd zijn bovenaan een
speciale wagen, onder zijn huid en spieren worden geschoven aan
weerszijden van de rug. [...] Gewoonlijk hangt de man op de touwen
terwijl de wagen wordt voortgetrokken, maar op het hoogtepunt van de
ceremonie in ieder dorp zwaait hij vrij heen en weer, slechts hangend
aan de in zijn rug geslagen haken, om de kinderen en de gewassen te
zegenen. Verbazingwekkend is dat de man gedurende het ritueel geen pijn
lijkt te hebben; hij lijkt meer in een " toestand van exaltatie”. Als
de haken later worden weggenomen, genezen de wonden snel zonder andere
behandeling dan bedekking met houtas. Twee weken later zijn de
littekens op zijn rug nauwelijks meer te zien." Fascinerend is
vervolgens Melzacks opmerking dat "mannen en vrouwen die om hun
geloofsovertuiging op de brandstapel werden verbrand soms iets leken te
ervaren dat alleen maar als een extase kan worden beschouwd (hoewel
anderen ongetwijfeld in doodsangst verkeerden)." Ook bij andere
sensorische modaliteiten kunnen door suggestie zulke "negatieve
hallucinaties", waarbij men een object van de waarneming dus niet
ervaart, worden bereikt (Watson, 1973; Edmunds, 1961).Dit geldt b.v.
zowel voor het horen van een bepaalde toon en het zien van bepaalde
kleuren, als voor zien überhaupt. In een bepaald experiment bleken de
hersenen van één proefpersoon niet langer normaal te reageren op helder
licht. (7).
Natuurlijk is er naast negatieve hallucinatie, ook het fenomeen
psychogene positieve hallucinatie, waarbij men b.v. iets ziet wat niet
extern aanwezig is. Zelf heb ik eens een proefpersoon de suggestie
gegeven dat een glas helder leidingwater zou ruiken en smaken naar
groentesoep. De proefpersoon kwam kort hierop verontwaardigd uit zijn
(tamelijk diepe) trance, zeggende dat hij zich te kijk gezet voelde.
Hij gaf echter toe dat hij kort maar duidelijk groentesoep geroken en
in mindere mate ook geproefd had.
Herbeleving
Wilson (1982) noemteen typische intrasomatischecasus van "abreaction",
d.w.z. het herbeleven van een verborgen trauma, stammend uit 1946 en
gepubliceerd door de psychiater Dr. Robert Moody (8) in The Lancet:
"Vier jaar voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog wandelde een
toentertijd 26-jarige legerofficier, die we Alec zullen noemen,
herhaaldelijk in zijn slaap toen hij in een ziekenhuis in India was
opgenomen vanwege een lichte infectie. Om te voorkomen dat hij zichzelf
zou ver-wonden, bonden de verpleegsters Alecs handen op zijn rug, maar
desondanks slaagde hij er tijdens een nacht in, weg te glippen en uren
rond te zwerven. Rond 1944 vormde Alecs slaapwandelen een reden tot
bezorgdheid, en ging het soms gepaard met agressief gedrag, dat hij
zich in de waaktoestand niet herinnerde. Toen hij werd opgenomen in het
Woodside Hospital te Londen, nam men waar dat hij een uur lang trachtte
denkbeeldige touwen los te maken. [...] Deze herbeleving van de
ervaringen in India schokte de zusters toen bleek dat Alecs beide armen
diepe striemen vertoonden, alsof hij met echte touwen vastgebonden was,
ook al waren er helemaal geen touwen gebruikt" Dr. Robert Moody werd
hiervan op de hoogte gebracht en hij observeerde de fenomenen zelf twee
nachten daarna. Terwijl Alec opnieuw probeerde om "los te komen", deed
Moody het licht helemaal aan en zag hoe er duidelijk afgebakende
striemen verschenen op beide onderarmen van Alec, hoe ze zichtbaar
sneden veroorzaakten en tenslotte hoe er kleine druppeltjes bloed
uitvloeiden. De volgende morgen waren de striemen nog duidelijk genoeg
om te worden gefotografeerd.
Bovendien noemt Wilson drie gevallen van niet-veridieke
regressie-hypnose waarbij een fantastische parallel van herbeleving
geleid heeft tot IPK. Zo werd ene Pauline Mc Kay schijnbaar
geregredeerd naar het leven van Kitty Jay die zich zou hebben
opgehangen. Als ze dit "herbeleeft", verschijnt er een rode striem als
van een touw om haar nek. Waar dit geval een slechts denkbeeldige bron
van de herbeleving kent, is het ook denkbaar dat echte ervaringen uit
vorige levens herbeleefd kunnen leiden tot IPK. Deze mogelijkheid wordt
op dit moment grondig geëvalueerd door lan Stevenson, die hoopt hier
rond 1991 drie samenhangende boeken over te laten verschijnen. Hij
richt zich daarbij op moedervlekken en fysieke geboorteafwijkingen die
tijdens de prenatale fase zouden kunnen zijn ontstaan tengevolge van de
herinnering aan een traumatische dood (9). Tot op heden heeft hij nog
niet zoveel interessante gevallen gepubliceerd, omdat hij die wilde
bewaren voor zijn komende werken. Toch wil ik er hier twee noemen, uit
Stevensons "Twenty Cases" (1974). In het geval van Ravi Shankar (10)
uit India, geboren in 1951, herinnerde deze zich het leven van Ashok
Kumar, die gewoonlijk Munna werd genoemd. Munna was een jongen die op
zesjarige leeftijd door buren met een mes of scheermes om het leven
werd gebracht. Ravi Shankars moeder getuigde dat de jongen reeds bij
zijn geboorte om zijn nek een lineaire moedervlek had die sterk leek op
het litteken van een lang mes. Een ander geval dat ook geassocieerd is
met moord, is dat van Jimmy Svenson (pseudoniem) uit Canada. Hij
vertoonde vier ronde moedervlekken op zijn buik die sterk leken op
genezen kogelwonden en mogelijk overeenkwamen met die van de vermoorde
Tlingit-indiaan John Cisko.
Levitatie
Het beste bewijsmateriaal dat we hebben voor het fenomeen levitatie,
het geestelijk doen zweven van het hele eigen lichaam, is nog steeds
afkomstig van het "krachtigste medium aller tijden", Daniel D. Home
(Zorab, 1980; Eysenk & Sargent, 1982).
Keller (z.j.) citeert ene Lord Adare die een ooggetuigeverslag schreef
van een van Homes levitaties:
De seance in kwestie had plaats op 18 december "na een diner in zijn
eigen appartementen op 5 Buckingham Gate in Londen. Die avond waren er
behalve de heer des huizes nog een zekere Lord Lindsay en een kapitein
Charles Wynne, een neef van Adare, aanwezig. Home raakte in trance en
de geest van een toneelspeelster begon door hem te spreken. Het was
Adah Menken, die in dat jaar was overleden en die Adare en Home beiden
goed hadden gekend. Opeens begon er een stoel te bewegen. Van de plek
tegen de muur waar hij had gestaan, gleed hij langzaam door de kamer en
bleef vlak voor Wynne staan. Hij en Lindsay hadden allebei het gevoel
dat er iemand op de stoel zat. Maar omdat het zo donker was, konden zij
het geen van beiden goed zien. Home was intussen van tafel opgestaan.
Terwijl hij een paar maal heen en weer liep, hoorde Linday iemand in
zijn oor fluisteren. Het was duidelijk de stem van Adah Menken : 'Hij
zal door het ene raam naar buiten zweven en door het andere weer naar
binnen.' De geschrokken Lindsay had nog maar net aan de andere
deelnemers verteld wat hij had gehoord toen Home met gedempte stem heel
nadrukkelijk zei; 'Schrik niet en staat u vooral niet op! Daarna raakte
hij los van de vloer, zweefde naar de muur van de kamer en verdween.
Iedereen hield zijn adem in, want de kamer lag drie verdiepingen hoog.
Zij hoorden alleen dat 'in de kamer ernaast het schuifraam omhoog werd
geschoven'. Een ogenblik later kwam Home 'voor het raam vanonze kamer
los door de lucht aanzweven.' Hij bleef een paar seconden stil hangen,
schoof toen het raam omhoog en gleed met zijn voeten naar voren de
kamer binnen. Hij zakte breeduit in een stoel.' Adare stelde hem een
vraag, maar m plaats van te antwoorden herhaalde Home het experiment
Hij zweefde stokstijf en in horizontale houding het raam uit. Zijn
hoofd ging het eerst naar buiten en. ven later kwam hij, nu met zijn
voeten vooruit, weer terug. 'Het was zo stikdonker', tekende Adare aan
'dat ik niet kon zien of soms ergens op leunde'. Toen Home weer tot
zichzelf kwam, was hij moe en opgewonden. Hij zei dat hij het gevoel
had in een vreselijke gevaar te hebben verkeerd.” De ouderdom van het
materiaal vormt (ook) in dit geval geen argument om het te negeren.
Natuurlijk zou het wel gewenst zijn als het indrukwekkende fenomeen
zich onder moderne omstandigheden zou reproduceren. Volgens Guy Lyon
Playfair (1975) zou het in ieder geval korter geleden zijn opgetreden
bij het medium Mirabelli (11). Carmine – later: Carlos – Mirabelli werd
in 1890 geboren in Botucatu , Brazilië. Er is veel onzin over Mirabelli
geschreven en de voornaamste serieuze bron is Eurico de Goes. Hij werd
ook door de filosoof Hans Driesch geobserveerd (12).
Men kan zich van mediamieke levitatie trouwens afvragen of ze door de
‘vliegers’ zelf wel als ‘profaan’ wordt beleefd, aangezien zij een
spiritistische verklaring van (bijna) al hun vermogens voorstaan.
Verzien
Prof. Dr. J. Valckenier Suringar (1927) behandelt enkele gevallen van
zg. "verzien", oftewel "maternal impression", de specifieke somatische
beïnvloeding van een ongeboren vrucht door een voorstelling van de
zwangere vrouw die het draagt. Hij noemt onder meer een geval van
professor Karl Ernst van Baer (1792-1876). "Zijn zuster werd in
zwangeren toestand zeer verschrikt door een grote vlam, welke zij in de
richting van haar 7 mijl verder gelegen geboorteplaats zag; zij bleef
een tijd lang in onzekerheid en vernam toen dat het werkelijk haar
geboorteplaats betrof. Zij hield die vlam steeds voor ogen en ontving
na 2 maanden een kind, dat op het voorhoofd een rode vlek had, die naar
boven spits toeliep in den vorm van een laaiende vlam; na zeven maanden
verdween de vlek pas. Van Baer vertelt er bij, dat hij het voorbeeld
daarom geeft, omdat het zijn eigen zuster betreft en omdat de klacht
over de vlam voor haar ogen gedurende de zwangerschap geuit werd, en
niet pas na de verlossing als oorzaak werd opgegeven". Het woord is
verder ook wat betreft verzien aan Dr. lan Stevenson, die nl. uitvoerig
op dit fenomeen zal ingaan als concurrerende verklaring voor sommige
moedervlekken en fysieke afwijkingen i.v.m. reïncarnatie-gevallen.
Is verzien, aangenomen dat het bestaat, eigenlijk wel als
"intrasomatisch" te betitelen? Het lichaam dat wordt beïnvloed is
namelijk niet zozeer dat van de moeder, maar dat van haar ongeboren
kind. Verzien kan men misschien als "tussen"- of "mengvorm" van
intrasomatische en extrasomatische parergie beschouwen. Een andere
mogelijkheid is echter dat het door de moeder telepatisch geïnduceerde
IPK van het ongeboren kind betreft. Ik wijs in dit verband nog gaarne
op het reeds genoemde ufogeval van "Doctor X". De jonge zoon van de
bioloog, aan wie nooit één woord over het ufo-avontuur werd
medegedeeld, vertoonde "identiek hetzelfde teken op identiek dezelfde
plaats als zijn vader: ook dit stigma verschijnt en verdwijnt volkomen
gesynchroniseerd met het merkteken op zijn vaders huid, maar met een
halve dag vertraging. Deze zonderlinge besmetting werd zelfs
vastgesteld terwijl zij 60 km van elkaar verwijderd waren" (Weverbergh,
1976).
Conclusie
Ik hoop dat dit overzicht representatief genoeg is om duidelijk te
maken dat aan het bestaan van intrasomatische parergie niet of
nauwelijks meer redelijk getwijfeld kan worden. IPK is zowel door goed
gedocumenteerde spontane gevallen, als in experimentele context
aangetoond. Intrasomatische beïnvloeding van de meest uiteenlopende,
gewoonlijk autonome processen is daarbij een fenomeen dat zowel
onbewust als bewust (beheerst) in vele vormen voorkomt. Zij is
onverklaarbaar, en wordt dus genegeerd, binnen fysicalistische kaders.
Dit heeft zowel negatieve gevolgen voor de medische praktijk, die een
belangrijk "geneesmiddel" wordt ontzegd, als voor de beeldvorming van
ons zelf, onze natuurlijke vermogens en onze verhouding tot het lichaam.
Concreet denk ik dat er al voldoende bewijsmateriaal bestaat voor
psychogene en transcendente stigmatisatie en nauw daaraan verwante
fenomenen, voor onbrandbaarheid, voor beheersing van veel of alle
normaal autonome functies, voor ideosensorische verschijnselen, en voor
reactivering van wonden e.d. door herbeleving. Wat betreft andere
mystieke IPK, profane levitatie en verzien is het zaak dat er meer
materiaal komt. Het wordt al met al hoog tijd dat men de samenhang van
intrasomatische verschijnselen onderkent en deze beschouwt binnen een
interactionistisch raamwerk.
Dankbetuiging
Ik wil wat betreft de totstandkoming van dit artikel ten eerste Dr. lan
Stevenson bedanken wiens werk en correspondentie i.h.a. een belangrijke
inspiratie voor mij vormen. Daarnaast dank ik Drs. Hein van Dongen,
David Lorimer en John Beloff voor het aandragen van literatuur.
Noten
1) Ik wil hier meteen een nuancering toevoegen over het werkelijk
stoppen van het hart. Het zou kunnen dat in sommige of de meeste
gevallen het hart toch blijft kloppen, hoewel niet langer waarneembaar
met een stethoscoop, maar alleen door modernere apparatuur. De
beïnvloeding zelf is echter onbetwistbaar aangetoond.
2) De lezer die bekend is met IPK zal hier een bespreking van de
controversiële "fakirs" Paul Diebel en Mirin Dajo missen. De reden dat
ik ze hier niet vermeld is dat ik zal trachten in een volgend artikel
beide gevallen te evalueren.
3) Susan Blackmore, een beruchte skeptica die het niet zo nauw neemt
met de feiten, stelt dat vuurlopen volledig fysisch verklaard kan
worden. Er zou slechts sprake zijn van onschadelijke wamuevorming die
de voeten niet zou kunnen verbranden. Rawcliffe heeft er echter reeds
op gewezen dat er een onderscheid gemaakt moet worden tussen stenen en
kolen wat dit betreft. Blijkbaar is Blackmore niet eens op de hoogte
van de relevante skeptische literatuur, en zij preekt dus duidelijk
voor eigen parochie.
4) Aangezien placebo's een sterke invloed kunnen hebben op het
ziekteveroop, worden zij wel aangevoerd als geheel bevredigende
verklaring van effecten in de paranormale geneeswijze (Vroon, 1988).
Men verdoezelt dan dat elke invloed van de geest op de materie voor een
fysicalist "paranormaal" moet heten, soms door gemakshalve de noodzaak
van een onderscheid tussen geest en lichaam (d.w.z. het mind-body
dualisme) te ontkennen (Vroon, 1989). De recente aanval van WilliamRoll
(1989) op het dualisme is hier weer eens een voorbeeld van.
De vraag is niet: I paranormale geneeswijze - waar zij positief effect
sorteert - wel of niet psychokinetisch van aard? Dat staat bij voorbaat
vast. De vraag hoort te zijn: In hoeverre is er sprake van
extrasomatische, naast intrasomatische, parergie?
5) Als een merkwaardig soort nocebo rond wratten noemt Badouin de
volgende techniek. Op een heldere avond bevochtigt men zijn vinger en
kijkt naar een ster; op hetzelfde ogenblik raakt men met de natte
vinger zijn hand aan, herhaalt dit alles, en telt daarbij l , 2, etc.
tot het aantal wralten dat men wil zien verschijnen. Op elke plaats die
met de vinger is aangeraakt, verschijnen dan wratten!
6) Zoals gezegd is het mijn voornemen om aan de fakirs Dajo en Diebel in een volgend artikel aandacht te besteden.
7) Bij een inleidend college fysiologische psychologie werd mij als
student voorgehouden dat negatieve hallucinaties niet tot de
fysiologische mogelijkheden behoorden en "daarom" dus niet bestonden.
8) Niet te verwarren met Raymond Moody, de bekende onderzoeker en
schrijver over zogeheten Bijna-Dood Ervaringen (Near-Death Experiences,
NDEs).
9) Stevenson heeft sinds lang het belang van moedervlekken en
geboorteafwijkingen benadrukt als doorslaggevend argument tégen de
Super-ESP (oftewel "animistische") verklaring en vóór de
reïncarnatie-verklaring van sommige van zijn gevallen. In 1987 wees hij
bovendien expliciet op het dubbele belang van de fenomenen in kwestie,
nl. als bewijsmateriaal voor reïncarnatie én als bewijsmateriaal voor
een "psychische kracht" die inwerkt op" menselijke lichamen".
10) Niet te verwarren met de gelijknamige sitarspeler.
11) Ofschoon er veel kaf onder het koren bij is, verdient het
parapsychologisch gebeuren in Brazilië m.i. veel meer onze aandacht dan
het nu krijgt.
12) Naast levitatie en extrasomatische verschijnselen, vertoonde
Mirabelli bij één gelegenheid overigens het volgende intrasomatische
fenomeen. Hij beweerde de geest van een vroegere tb-lijder te hebben
ontvangen, waarna hij in aanwezigheid van getuigen een halve liter
bloed opgaf. Vergelijk dit overigens met de genoemde Elisabeth K.,
bestudeerd door Alfred Lechler.
Referenties
- Achterberg, J. (1985). Imagery in healing: Shamanism and modern medicine. Boston: Shambala/New Science Library.
- Achterberg, J. (l 989). Mind and medicine: The role of imagery in healing. JASPR, 83,93-100.
- Anand, B.K., Chhina, G.S., & Singh, B. (1961). Studies on Shri Ramanand Yogi during his stay in air tight box. Indian Journal o/Medical Research, 49, 82-89.
- Badouin,C. (1924). Suggestion und Autosuggestion: Psychologisch-pädagogische Untersuchung auf Grund der Erfolge der neuen Schule von Nancy. Dresden: Sibyllen-Verlag.
- Barber.Th.X. (1970). LSD, Marihuana, Yoga and Hypnosis. Cbicago: AldinePublishing Company.
- Barber, Th.X,(1978). "Hypnosis", suggestions, and psychosomatic
phenomena: A new look from the standpoint of recent experimental
studies, in: Olsen, P. & Fosshage, J.L. (Eds.) Healing: The implications for psychotherapy. New York: Human Sciences Press.
- Basmajian, J.V. (1979). Control and training of individual motor units. In: Peper, E., Ancoli, S.,& Quinn, M. (Eds.) Mind/Body integration: Essential readings in biofeedback. New York: Plenum.
- Bol, A (1988). Het placebo-effect en de paranormale geneeswijze. Utrecht: Parapsychologisch Instituut.
- David-Neel, A. (1929). Mystiques et magiciens du Tibet. Parijs: Librairie Pion.
- Dilley, F.B. (1989). Making clairvoyance coherent. JSPR, 55, 241-250.
- Du Prel, K. (1921). Studieën uit het gebied der geheime wetenschappen. Zaltbommel: Wink.
- Edmunds, S. (1961). Hypnotism and psychic phenomena. Hollywood: Melvin Powers.
- Eysenk, H. , & Sargent, C. (1982). Explaining the unexplained: Mysteries of the paranormal. Londen: BookClub Associates.
- Frank, J.D. (l 982). Biofeedback and the placebo effect. Biofeedback and Self-Regulation, 7, 449-460.
- Funderburk, J. (1977). Science studies yoga: A review of physiological data. Glenview: Himalayan International Institute of Yoga Science & Philosophy of USA.
- Green, E.E., & Wakers, E.D. (1979). Biofeedback for mind/body
self-regulation: Healing and creativity, in Peper.E., Ancoli, S., &
Quinn, M. MindlBody integration: Essential readings in biofeedback. New York: Plenum.
- Herlin, H. (l 976). El mundo de lo ultrasensorial. (Vertaling van: Die Welt des Übersinnlichen). Barcelona: Plaza & Janés.
- Hewitt, J. (1974). Leer zelf yoga. Deventer: Ankh-Hermes.
- Höcht, J.M. (1952). Trager
der Wundmalen Christi: Eine Geschichte der bedeutendsten
Stigmatisierten von Franziskus bis zur Gegenwart. Treiter Band: Vierzig
Stigmatisierte der neuen Zeit. Wiesbaden: Credo-verlag.
- Keller, W. (zj). Wat gisteren nog als wonder gold (vertaling uit Duits). Zwolle: La Rivier & Voorhoeve.
- Koster, S. (1956). Leerboek der hypnose. Amsterdam: F. van Rossem.
- Lozanov, G. (1978). Suggestology and outlines of suggestopedy. London: Gordon and Breach.
- Mason, A.A. (1952). A case of congenital ichtyosiform erythrodermia of Brocq treated by hypnosis. British Medical Journal, 2,422-423.
- Melzack, R. (1982). Het raadsel pijn (Vertaling van 'The puzzle of pain'). Utrecht: Het Spectrum.
- Playfair, G.L. (l 975). The flying cow: Research into paranormal phenomena in the world's most psychic country. London: Souvenir Press.
- Rawcliffe, D.H. (1971). Occult and supernatural phenomena. (Onveranderde heruitgave van The psychology of the occult' uit 1952.) New York: Dover.
- Ray, W.J., Raczynski, J.M., Rogers, T., & Kimball, W.H. (1979). Evaluation of clinical biofeedback. New York: Plenum.
- Roll, W. (1989). Over ESP en het geheugen. TvP, 57,27-39.
- Schultz, J.H., & Luthe, W. (1969-1973). Autogenic training. 6 Volumes. New York: Grun & Stratton.
- Shapiro, D., & Surwit, R.S. (1979). Leamed conlrol of
physiological function and disease, in Peper, E., Ancoli, S., &
Quinn, M. MindlBody integration: Essential readings in biofeedback. New York: Plenum.
- Stevenson, I. (1974). Twenty cases suggeslive of reincarnation (second edition). Charlottesville: University Press of Virginia.
- Stevenson, I. (l987). Children who remember previous lives: A question of reincarnation. Charlottesville: University Press of Virginia.
- Stillings, D. (1985). Observations on firewalking. Psi Research, June, 51-61.
- Taub, E., & Emurian, C.S. (1979). Feedback-aided self-regulation
of skin temperature with a single feedback locus, in Peper, E., Ancoli,
S., & Quinn, M. Mind/Body integration: Essential readings in biofeedback. New York: Plenum.
- Tenhaeff, W.H.C. (1934). Hoofdstukken uit de parapsychologie. Utrecht: Bijleveld.
- Tenhaeff, W.H.C. (1976). Inleiding tot de parapsychologie. Utrecht: Bijleveld.
- Tenhaeff, W.H.C. (1980). Magnetiseurs, somnambules en gebedsgenezers. Den Haag: Leopold.
-Valckenier Suringar, J (1927) Verzien. De Tempel.
- Vasiliev, L. (1965). Mysterious phenomena of the human psyche. New York: University Books.
- Vroon, P. (1988). Paranormale geneeskunde en psychische processen. TvP, 29-38.
- Vroon, P. (1989). Placebo's als scharnierpunt van stof en geest, in Draaisma, D., & De Vries, R. (Red.) Lichaam en geest in psychologie en geneeskunde. Amsterdam: Swets & Zeitlinger.
- Watson, L. (1973). Supernature: A natural history of the supernatural. London: Coronet Books.
- Weverbergh, J. (1976). UFOnauten in opmars: Het UFOnautenepos. Deventer: Ankh-Hermes.
- Wickramasekera,]. (1976). Biofeedback, behavior therapy and hypnosis: potentiating the verbal control of behavior for clinicians. Chicago: Nelson-Hall.
- Wilson, I. (1982). Reincarnation? The claims investigated. Harmondsworth: Penguin Books.
- Yates, J. (1980). Biofeedback and the modification of behavior. New York: Plenum.
- Zorab, G. (1980). Home, het krachtigste medium aller tijden. Den Haag: Leopold.
Deel 1 van Intrasomatische parergie
Intrasomatische parergie: theoretische beschouwingen
Contact: titusrivas@hotmail.com
Dit artikel werd gepubliceerd in Tijdschrift voor Parapsychologie, Jaargang 58, 2, oktober 1990, blz. 10-25.
Contact: titusrivas@hotmail.com