De Lijkwade van Turijn: wonder of kunstwerk?
Geplaatst door
Titus Rivas (publicatiedatum: 28 April, 2016)
Samenvatting
Is de Lijkwade van Turijn een knappe vervalsing of is er meer aan de hand?
De lijkwade van Turijn: wonder of kunstwerk?
Door Titus Rivas en Anny Dirven
De meeste rooms-katholieke relikwieën uit de middeleeuwen waren waarschijnlijk vervalsingen. Er bestond destijds een lucratieve handel rond de overblijfselen van Jezus, Maria of allerlei heiligen, waarbij historische authenticiteit er nauwelijks toe deed. Naarmate religieuze relikwieën minder oud zijn, wordt de kans groter dat ze werkelijk te maken hebben met de persoon aan wie ze worden toegeschreven. Dit gegeven pleit op het eerste gezicht tegen de zogeheten Lijkwade van Turijn, een lange doek waarin het dode lichaam van Jezus gewikkeld zou zijn geweest. Een C14-datering uit 1988 lijkt overigens uit te wijzen dat deze wade uit de middeleeuwen stamt. Is daar alles mee gezegd?
De lijkwade van Jezus
De Sindone di Torino, zoals de lijkwade in het Italiaans heet, wordt door geen enkele kerk erkend als onbetwijfelbaar reliek uit de tijd van Christus. Ze wordt vaak wel opgevat als een dramatische uitbeelding van de gevolgen van zijn lijdensweg.De linnen doek bevindt zich in de koninklijke kapel van de Giovanni Battista-kathedraal te Turijn. Zij vertoont een donkere, bruin-grijze afbeelding van een gekruisigde man. Sinds 1898 weet men dat die afbeelding veel weg heeft van een fotografisch negatief. Een fotograaf legde haar namelijk vast op de gevoelige plaat en toen bleek dat het negatief daarvan een veel duidelijker beeld van een gekruisigde te zien gaf dan de afbeelding zelf. Later onderzoek toonde ook nog aan dat het mogelijk is om op basis van de informatie in de afbeelding een realistisch driedimensionaal beeld op te bouwen.
De handen van de afgebeelde man liggen over elkaar heen en de bovenste pols vertoont een grote ronde wond. Dit komt overeen met de spijkerwonden bij een kruisiging uit de Romeinse tijd. Bij de meeste christelijke voorstellingen van de gekruisigde Christus is hij met zijn handen vastgespijkerd op het kruis, maar dit is historisch gezien onjuist. Als men iemand op die manier zou ophangen aan zijn handen, zouden die bijna meteen door midden gescheurd worden, nog voordat hij zou sterven. Het is dus opmerkelijk dat de lijkwade de christelijke kruisbeelden lijkt te corrigeren.
In zijn voeten zitten trouwens twee grote wonden die het gevolg lijken van een en dezelfde doorboring. Voorts is er nog een wond in de zij van de man te zien, die overeen zou komen met een in de Bijbel vermelde test, om met een lans vast te stellen of Jezus al overleden was. Ook zitten er kleine gaatjes om zijn hoofd die corresponderen met de verwondingen die horen bij een doornenkroon, en een heleboel wondjes over het bovenlichaam en de benen die het gevolg lijken van een uitgebreide geseling. Verder is het gezicht opgezwollen en zitten er bloedsporen op het hele lichaam die overeenkomen met het bloedverlies bij een kruisiging. De afgebeelde man droeg een baard en snor en hij had halflang haar met een scheiding in het midden. Hi was gespierd en relatief lang.
Aanhangers van de authenticiteit van deze relikwie stellen dat de afbeelding niet op een normale manier op de lijkwade gekomen kan zijn. Volgens hen gaat het in feite om een wonder, een paranormale afbeelding die door middel van geesteskracht ontstaan is. Door een vorm van goddelijke psychokinese zou de structuur van de doek veranderd zijn zodat er als het ware een soort 'foto' gemaakt werd van het moment van de verrijzenis van Christus.
Koolstofdatering
In 1988 voerden wetenschappelijke teams uit Oxford, Arizona en Zwitserland een zogeheten C-14 datering uit op de lijkwade. De mate waarin een soort koolstof (C-14) vervallen is bij een bepaald organisch overblijfsel uit het verleden maakt het mogelijk ongeveer in te schatten hoe oud het voorwerp in kwestie moet zijn.
Men offerde een paar kleine stukjes van de lijkwade op om de ouderdom ervan te bepalen. Hierbij trok men in alle gevallen de conclusie dat de lijkwade uit de late middeleeuwen stamt, en wel uit de periode tussen 1260 en 1390. Als dit klopt, dan kan de lijkwade geen echte relikwie van Jezus zijn, maar alleen een vervalsing. Dit is een grote teleurstelling voor mensen die de Sindone als paranormaal zien. Wanneer het om een vervalsing gaat, kan de doek hoogstens nog in de technische of artistieke zin als 'wonderlijk' worden beschouwd, maar niet meer in de spirituele zin. Een lijkwade die meer dan 1200 jaar na de dood van Christus werd gefabriceerd kan nu eenmaal geen afbeelding vertonen die rond het moment van de verrijzenis werd vastgelegd. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er diverse pogingen zijn gedaan om de conclusies van de koolstofdatering uit 1988 onderuit te halen. Overigens twijfelde bijna niemand eraan dat de C-14 datering zelf correct uitgevoerd was. Wel werd de mogelijkheid geopperd dat een bedrieger toegang had gehad tot de computers van de onderzoekers en met hun resultaten had geknoeid. Maar deze hypothese wordt ook door voorstanders van de echtheid niet bijster serieus genomen.
Sommigen stellen wel dat de stukjes stof die de onderzoekers gebruikt hebben niet geschikt waren. Die stukjes zouden pas later zijn aangebracht om delen van de lijkwade die beschadigd waren geraakt te vervangen, bijvoorbeeld tijdens een brand in 1532. Of anders zouden ze als het ware 'besmet' zijn geraakt met de C-14 van later toegevoegde stoplapjes, ook als ze zelf wel bij de oorspronkelijke lijkwade hoorden. Deze mogelijkheden zijn niet erg aannemelijk. De stukjes leken namelijk qua structuur op andere delen van de lijkwade en men lette er zelfs bewust op geen stof te gebruiken die later was toegevoegd bij reparaties van de doek. Een van de betrokkenen, John Jackson, wijst er ook nog op dat het patroon van verkleuring in de geteste stukjes stof aansluit bij het algemene patroon op de wade.
Andere deskundigen stellen dat men aan de achterkant van een doek gemakkelijk kan nagaan of delen ervan later zijn toegevoegd. Er is daarom geen goede reden om aan te nemen dat de gebruikte stukjes uit een latere periode stammen dan de lijkwade als geheel. Dit wordt bevestigd door een textieldeskundige die bij de datering betrokken was en de hypothese dat de stukjes later zijn toegevoegd uitdrukkelijk verwerpt. In 2010 werd een overgebleven stukje van het monster dat gebruikt was door de Universiteit van Arizona nog eens onderzocht door Timothy Jull. Hij concludeerde dat het werkelijk om een deel van de oorspronkelijke doek ging.
Bovendien heeft men de gebruikte stukjes getest op mogelijke besmetting door C-14 van moderner materiaal. Men concludeerde dat besmetting alleen een verklaring van de datering kan bieden als ongeveer tweederde van de stukjes zelf uit de middeleeuwen stamde. Overigens is het van belang dat men ook voorafgaand aan de koolstofdatering met deze mogelijkheid rekening heeft gehouden en haar van tevoren al heeft uitgesloten. Ook andere vormen van besmetting, bijvoorbeeld door de hoeveelheid C-14 uit de middeleeuwse reliekhouder waarin de lijkwade bewaard wordt, lijken voldoende weerlegd te zijn.
Een recentere poging betrof de theorie dat er rond het overlijden van Jezus een aardbeving plaatsvond in de buurt van Jeruzalem en dat die de hoeveelheid C-14 enorm zou hebben verhoogd. Deze theorie wordt echter niet gestaafd met andere voorwerpen uit die tijd waar dat natuurlijk ook voor zou moeten gelden. Tegenstanders van de notie dat de doek authentiek is, benadrukken dat niemand aan de datering zou twijfelen als het om een ander overblijfsel zou gaan.
Geen vroege vermelding
Wat de koolstofdatering lijkt te bevestigen is het merkwaardige gegeven dat er voor de 14e eeuw geen eenduidige verwijzingen naar deze lijkwade met een afbeelding van Jezus zijn. Er bestaan zelfs geen legendes over zo'n afbeelding uit de tijd van de eerste christenen. Weliswaar zijn er vermeldingen van een lijkwade zonder afbeelding en van een andere relikwie rond het lijden van Christus, de doek van Veronica. Die zou ontstaan zou zijn toen een vrouw zweet van het gezicht van de kruisdragende Jezus afveegde en daarmee zijn gezicht 'vastlegde' op de doek. Maar er is geen duidelijke aanwijzing dat de Sindone zo'n 13 eeuwen lang als zo'n doek van Veronica werd bewaard en pas vanaf de 14e eeuw als lijkwade werd vereerd. Het is weliswaar denkbaar dat men eerst alleen het gezicht van de lijkwade tentoonstelde en pas later ook de rest, maar dat is een zuiver speculatieve hypothese.
Iets dergelijks geldt voor het zogeheten Sudarium van Oviedo, een zweetdoek die alleen het gezicht van Jezus zou hebben bedekt in zijn graf. Met dien verstande dat deze doek nog steeds in Oviedo wordt bewaard en dat men reeds heeft aangetoond dat hij uit de 8e eeuw na Christus stamt. Er bestaat dus al een andere relikwie die in verband wordt gebracht met de dood van Jezus en die met zekerheid niet authentiek is.
Overigens werd er in 2000 in de buurt van Jerzualem een lijkwade ontdekt uit de tijd van Jezus. Deze kwam qua structuur niet overeen met de Sindone en het weefpatroon dat men had gebruikt was veel eenvoudiger, ook al betrof het de lijkwade van een hooggeplaatst persoon. Dit betekent dat de doek in elk geval geen gewone lijkwade was voor die periode. Overigens zou het weefpatroon van de Sindone wel overeenkomen met dat van Syrische lijkwaden uit de eerste eeuw na Christus, maar het is onbekend of die ook voor joodse begrafenissen werden gebruikt.
Nieuw onderzoek
In maart 2013 voerde Giulio Fanti van de Universiteit van Padua een nieuwe datering uit op draden die volgens hem van de lijkwade waren geknipt tijdens de koolstofdatering uit 1988. Hij beweert dat dit een totaal ander tijdvak oplevert, namelijk de periode tussen 300 v.Chr. tot 400 n.Chr. Hij maakte overigens gebruik van andere methoden dan de C-14 datering.
Ook beweert Fanti dat zijn onderzoek laat zien dat de stukjes stof uit 1988 wel degelijk besmet konden zijn door draden die men gebruikte om de doek te herstellen na een middeleeuwse brand.
Bovendien zouden er tijdens zijn onderzoek sporen zijn gevonden van stofdeeltjes en stuifmeel afkomstig uit het Heilige Land.
Helaas zijn critici het erover eens dat zowel de door Fanti gehanteerde methoden als de geanalyseerde draden onbetrouwbaar zijn. Het 'oosterse' stof en de pollen, die ook door andere onderzoekers worden aangevoerd, zouden net zo goed pas in de middeleeuwen op de doek beland kunnen zijn, bijvoorbeeld door pelgrims die eerder in Jeruzalem geweest waren. Ze wijzen er dus niet eenduidig op dat de Sindone daar zelf vandaan komt. Dit betekent volgens ons dat alleen een nieuwe C-14 datering de eerste datering overtuigend zou kunnen weerleggen. Het is de vraag of zo'n nieuwe test binnenkort echt zal plaatsvinden, maar tot dat gebeurt, lijkt het voor leken gewoon het verstandigste om uit te gaan van de hypothese dat de lijkwade een vervalsing is. De aanwezigheid van echte, in plaats van slechts geschilderde bloedsporen is bijvoorbeeld ook geen doorslaggevend bewijs voor de authenticiteit. Net als bij de stofdeeltjes en het stuifmeel moet eerst aannemelijk worden gemaakt dat dat bloed dan echt in de Romeinse tijd op de lijkwade is beland. En dat kan uiteraard alleen als de lijkwade zelf al zo oud is.
Vervalsing
Natuurlijk moeten tegenstanders van de stelling dat de lijkwade authentiek is nog wel laten zien hoe de afbeelding op de doek dan precies gefabriceerd is. Bij andere relikwieën is dat geen probleem, maar eigenlijk is iedereen het er wel over eens dat het in dit geval om een soort geheime procedure moet gaan. De afbeelding is anatomisch beschouwd correct en vertoont merkwaardige fotografische en driedimensionale kenmerken die allemaal verklaard moeten worden.
Nu is het ook weer niet zo dat er helemaal geen succesvolle pogingen zijn gedaan waarbij ten minste een aantal eigenschappen werden nagemaakt. Alleen is het voor zover wij weten tot op heden niemand gelukt om een afbeelding te creëren die alle kenmerken van de lijkwade bezit. Dat kan echter slechts een kwestie van tijd zijn.
Verder moet er nog een verklaring worden geboden voor de informatie die een vervalser moet hebben gehad van de precieze gang van zaken bij een Romeinse kruisiging. Die kennis moet tot zijn beschikking hebben gestaan terwijl de Kerk haar al verloren was. Misschien had de schilder toegang tot geheime bronnen.
De discussie is nog niet helemaal gesloten, maar de hypothese dat het om een knappe vervalsing gaat staat vooralsnog veel sterker dan de hypothese dat het werkelijk om een wonderbaarlijk overblijfsel van de verrijzenis van Christus gaat. Overigens waren er reeds in middeleeuwen hooggeplaatste geestelijken die dat geloofden. Een van hen, bisschop Pierre d'Arcis de Troyes, stuurde zelfs al in 1389 een memorandum met die strekking aan de tegenpaus Clemens VII te Avignon. Er bleek een anonieme kunstenaar te zijn die verklaarde dat het om een geschilderde afbeelding ging, waardoor de lijkwade uit een kerk waarin zij zich destijds bevond verwijderd werd. Later werd ze echter opnieuw tentoongesteld opdat mensen meer geld zouden doneren aan die kerk en daarbij werd d'Arcis het zwijgen opgelegd.
Literatuur
– Damon, P.E., et al. (1989). Radiocarbon Dating of the Shroud of Turin. Nature, 337, 6208, 611-615.
– Fanti, G., & Gaeta, S. (2013). Il Mistero della Sindone: Le sorprendenti scoperte scientifiche sull'enigma del telo di Gesù. Rizzolli.
– Rivas, T. (2009). Wetenschappelijk bewijsmateriaal voor 'bovennatuurlijke' wezens. KD.
– Wilson, I. (2020). The Shroud. Bantam Press.
Dit artikel werd in 2015 gepubliceerd in Paraview, jaargang 18, nummer 3, augustus, blz. 12-15.
Contact: titusrivas@hotmail.com