Titel

Begaafde kinderen in spiritueel perspectief

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 8 June, 2008)

Samenvatting

Begaafdheid en ontwikkeling in spiritueel perspectief, een artikel namens Stichting Athanasia voor Paraview.


Tekst


Begaafde kinderen in spiritueel perspectief

door Stichting Athanasia

Mensen hebben altijd een grote fascinatie gehad voor 'wonderkinderen'. Vandaar dat bijna iedereen wel weet dat bijvoorbeeld Wolfgang Amadeus Mozart in deze categorie thuishoort. Hij kon reeds als zeer jong kind een aantal instrumenten kundig bespelen en composities schrijven.

Wonderlijke verhalen
Een ander voorbeeld van een kind met een buitengewone gave voor klassieke muziek was George Bizet. Op zijn negende werd hij al toegelaten tot een conservatorium in Parijs en won daar veel concoursen. Wat Nederland betreft staat onder meer de beroemde rechtsgeleerde Hugo de Groot bekend als wonderkind. Op de leeftijd van 8 jaar was hij al in staat gedichten in het Latijn te schrijven en hij ging al op zijn elfde studeren aan de Universiteit van Leiden. Maar ook veel recenter zijn er nog opmerkelijke gevallen gemeld. Zo is er het verhaal uit het begin van de 20e eeuw over de jong gestorven Indiër Srinivasa Aaiyangar Ramanujan. Volkomen geïsoleerd van de westerse wereld, wijdde Ramanujan zich vanaf zijn tiende aan zijn grote passie, de wiskunde. Rond zijn 26e schreef hij brieven aan Engelse wiskundigen. Eén van hen herkende zijn talent en haalde hem naar Cambridge. In Engeland produceerde hij een enorme hoeveelheid bruikbaar en origineel wiskundig werk.
Uit Amerika komt het relaas van één van de intelligentste mensen die ooit geleefd zouden hebben, William James Sidis (1898-1944). Hij vertoonde als jongen zeer buitengewone gaven op het gebied van taal en wiskunde. Sidis kon op de leeftijd van 18 maanden de New York Times lezen en leerde zichzelf acht sterk uiteenlopende talen aan, waaronder Russisch, Turks, Hebreeuws en Armeens. Op zijn elfde werd hij toegelaten tot de prestigieuze Amerikaanse Harvard-Universiteit. Hij studeerde op zijn 16e cum laude af. Er wordt beweerd dat hij een IQ bezat dat tussen de 250 en 300 lag.
Ook tegenwoordig zijn er nog berichten over zulke wonderkinderen. Bijvoorbeeld van de Indiase jongen Deepak Pathak die reeds op twee en een half jarige leeftijd goed op het Indiase percussie-instrument de tabla kon spelen. Of het Amerikaanse meisje Akiane dat vier talen beheerst, schildert vanaf haar vierde en gedichten en aforismen schrijft vanaf haar zevende. Bovendien vertoont ze sinds ze vier was een enorme spirituele devotie
De Chinese jongen Chun Hoo Ulf Wong heeft een bijzondere gave waardoor hij al op zijn zesde een Rubiks Kubus kan oplossen in ongeveer een halve minuut.

Ook al zijn sommige verhalen wellicht een beetje aangedikt, er is geen goede reden om te twijfelen aan het bestaan van bijzonder begaafde kinderen. Een kind kan daarbij gekenmerkt worden door één of enkele bijzondere gaven, maar er kan ook sprake zijn van een algemenere hoogbegaafdheid. De term 'wonderkind' kan overigens misleidend zijn omdat men dat woord kan associëren met 'alles kunnen', terwijl ook hoogbegaafde kinderen hun beperkingen kennen. Het is van belang dat zij goed begeleid worden, zowel in het gangbare als in aangepast onderwijs, en evenzeer in hun emotionele en sociale ontwikkeling.

Genetica of omgeving?
De reguliere wetenschap ziet intelligentie en andere psychische eigenschappen als grotendeels erfelijk bepaald. Dat komt mede omdat naaste familieleden in dit opzicht vaak meer dan gemiddeld op elkaar lijken. Toch geldt zeker niet dat alle hoogbegaafde kinderen ouders hebben die zelf ook bijzonder begaafd zijn.
Het is bovendien in de meeste gevallen heel moeilijk om wanneer naaste familieleden heel sterk op elkaar lijken de invloed van zogeheten omgevingsfactoren uit te sluiten. Je moet dan bijvoorbeeld denken aan een bijzonder muzikaal kind dat geboren wordt in een gezin waar men dagelijks musiceert of geconcentreerd naar muziek luistert. Het is in zo'n geval moeilijk te zeggen of de muzikaliteit vooral voortkomt uit de muzikale omgeving of uit een aanleg van het kind zelf. Sommige mensen willen het aantal hoogbegaafde kinderen bevorderen door 'eugenetische' projecten. Ze willen bijvoorbeeld een eicel van een begaafde vrouw laten bevruchten door het zaad van een begaafde man, los van de vraag of deze een liefdesrelatie met elkaar hebben. Dit heeft terecht een griezelige bijsmaak van discriminatie (of erger). Er zijn ook aanhangers van de omgevingstheorie die reeds geboren kinderen begaafder willen maken. Ze hanteren daarbij bijvoorbeeld speciale trainingsprogramma's om de interesses van kinderen voor wetenschap, kunst, muziek of literatuur op te wekken en te versterken. Deze benadering is hoe dan ook veel sympathieker dan de eugenetische, omdat ze uitgaat van een minder materialistisch mensbeeld. Bovendien vertrekt ze van een principe dat we ook kennen van bijvoorbeeld de omgang met mensen met een verstandelijke beperking. Naarmate mensen in het algemeen meer stimulerende prikkels krijgen is de kans groter dat ze zich beter ontwikkelen. Dit geldt overigens ook voor leden van andere diersoorten. Een dier met een omgeving die genoeg te bieden heeft zal zich beter ontwikkelen en gelukkiger zijn dan een dier in een verarmde omgeving, zoals we die helaas kennen van de bio-industrie.

Tweelingen
Slechts in één soort situatie lijkt er echt eenduidig meer te pleiten voor een primair genetische oorsprong van begaafdheid dan voor een overheersende invloed van de omgeving. We hebben het dan over gevallen waarin eeneiige tweelingen die kort na de geboorte van elkaar gescheiden worden en opgroeien in verschillende omgevingen. Zulke tweelingen zouden volgens diverse auteurs meer psychologische overeenkomsten met elkaar vertonen dan je op basis van de omgeving kunt verwachten. Daarmee is voor materialistische onderzoekers aangetoond dat de genetica vaak een belangrijke rol speelt in de vorming van iemands persoonlijkheid.
Men gaat echter volledig voorbij aan twee factoren van parapsychologische aard. Allereerst kan er sprake zijn van een sterke telepathische band tussen de tweelingen, waardoor ze zich onbewust met elkaar identificeren en zoveel mogelijk op elkaar proberen te lijken. Hiervoor pleiten onder andere aanwijzingen voor allerlei telepathische ervaringen tussen tweelingen.
Bovendien wijst parapsychologisch bewijsmateriaal voor reïncarnatie erop dat tweelingen elkaar vaak kennen uit een vorig leven en daarbij al een sterke band hadden met elkaar. Het is daarom goed denkbaar dat de overeenkomsten voor een groot deel berusten op een zielsverwantschap uit een vorig leven.
Een voorbeeld van de bekende reïncarnatieonderzoeker Ian Stevenson betreft de Indiase tweeling Ramoo en Rajoo Sharma uit Sham Nagara. Zij herinnerden zich als kind beiden een vorig leven als een andere tweeling uit een ander dorp. Toen ze ongeveer drie jaar oud waren, renden ze in de richting van een snelweg om ‘naar huis’ te gaan. Later beweerden zij dat ze iemand van buiten het dorp herkenden die op doortocht was in hun woonplaats. Allebei begonnen ze vanaf dat moment te praten over hun vorige leven. Ze vertelden dat ze respectievelijk Bhimsen en Bhism Pitamah hadden geheten en afkomstig waren uit een ander woonplaats, Uncha Larpur. Ze waren betrokken geraakt bij een conflict met iemand ie hen naar zijn huis had gelokt en daar door een groot aantal mannen had laten vermoorden. Ook gaven ze nog details over andere gebeurtenissen en bezittingen uit hun vorige leven.
Stevenson stelde vast dat de families van het huidige en vorige leven elkaar hoogstwaarschijnlijk niet hadden gekend voordat het geval zich ontwikkelde. Van sommige correcte uitspraken van de tweeling over de vroegere incarnatie is het daarmee aannemelijk dat ze niet langs normale weg verklaard kunnen worden. Bijvoorbeeld de namen van een broer, leraar en zoons, de herkomst van hun vrouwen, en verschillende bezittingen. Extra relevant in dit verband is dat Ramoo en Rajoo behalve herinneringen en moedervlekken ook nog gedragskenmerken vertoonden die overeenkwamen met die van Bhimsen en Bhism. Zoals hun temperament en een bijzonder grote gehechtheid aan elkaar.
Er bestaat dus, in tegenstelling tot de materialistische theorieën geen eenduidig bewijsmateriaal voor de overheersende invloed van de genen. Dit betekent onder meer dat het extra de moeite loont veel aandacht te besteden aan een verrijkende omgeving.

Persoonlijke evolutie
Binnen een spiritueel wereldbeeld kunnen aangeboren gaven ook te maken hebben met een levensopdracht die iemand op zich heeft genomen voor hij aan zijn aardse leven begon. In ieder geval hebben ze altijd iets te maken met de spirituele ontwikkeling van de ziel. Je kunt je dit het beste zo voorstellen dat iemand in een leven bepaalde vaardigheden kan ontwikkelen die in een volgend leven de basis vormen van een talent. Naarmate je je dus meer vaardigheden toe-eigent in een leven, wordt de kans op meer talenten ook groter. Begaafde kinderen zijn in dit perspectief in feite zielen die in een vroegere incarnatie extra hun best hebben gedaan op een of meer gebieden. Bij kinderen met herinneringen aan vorige levens komen in sommige gevallen ook de vaardigheden zelf nog voor. Met andere woorden, ze hebben niet alleen een talent voor bepaalde zaken, maar ze kunnen iets meteen al, zonder het in dit leven te hebben geleerd.
Een bekend voorbeeld is dat van Swarnlata Mishra die zich een leven herinnerde waarin ze bepaalde liederen in het Bengaals had geleerd. Ze bleek grotendeels in staat om die liederen nu nog te zingen, terwijl ze die naar alle waarschijnlijkheid nooit gehoord had in dit leven. De liederen zoals Swarnlata ze zong werden systematisch vergeleken door een deskundige met de originele gezangen.
Een Nederlands voorbeeld betreft het meisje Sh. uit Amsterdam. Zij had herinneringen aan twee vorige levens en vertoonde onder meer een groot talent voor het schrijven van gedichten, dat verband lijkt te houden met haar verleden. Ook kon ze al lezen toen ze op de kleuterschool zat. In september 1996 bevestigde een team van de toenmalige Katholieke Universiteit Nijmegen (de huidige Radboud Universiteit) dat Sh. hoogbegaafd is. Men roemt in een officieel rapport onder andere haar vroegrijpheid en uitstekende verbale uitdrukkingsvermogen en geheugen. Verbaal gezien had ze een voorsprong van jaren op haar leeftijdgenoten.

Onderzoek naar preëxistentieherinneringen doet sterk vermoeden dat reïncarnerende zielen zelf meebeslissen over de familie waarbinnen zij herboren worden. Hier is namelijk bij veel herinneringen aan een spiritueel voorbestaan sprake van. Soms krijgt de persoon in kwestie meerdere kandidaten te zien waaruit hij of zij een keuze kan maken. Dit zou mede kunnen verklaren waarom bijvoorbeeld een muzikaal genie geboren wordt bij ouders die extra veel affiniteit hebben met muziek.

Ook in andere opzichten kan er trouwens sprake zijn van vroegrijpheid bij kinderen met herinneringen aan vorige incarnaties. Bijvoorbeeld in gevoelens van liefde of aantrekking tot een partner uit het vorige leven, of een drang tot 'volwassen' gewoontes zoals alcohol drinken, roken of drugs gebruiken. Het gaat ook hierbij steeds om een doorwerking van patronen die men zich in het vroegere leven eigen had gemaakt.

Bovendien zijn er gevallen bekend van kinderen die geen bewuste herinneringen hebben aan een vorig leven, maar wel zonder enige instructie van de omgeving, bepaalde vaardigheden laten zien. De Indiase reïncarnatieonderzoeker dr. Kirti Swaroop Rawat onderzocht zulke kinderen In 1996 bestudeerde hij samen met zijn vrouw bijvoorbeeld een Indiase jongen van vier, Shailendra geheten. De jongen kwam uit een gezin van arme analfabeten maar hij bleek vloeiend Hindi, Engels en Sanskriet te kunnen lezen. Het is niet zo verwonderlijk dat men van oudsher ook in het Westen zulke kinderen heeft opgevat als aanwijzing voor het bestaan van reïncarnatie.

Paranormaal begaafde kinderen
Paragnosten kunnen reeds op jonge leeftijd tekenen vertonen van een bijzondere gave. Stichting Athanasia voerde in dit verband een onderzoek uit naar Vincent, Karim en Danny. Dit zijn drie tieners die meededen aan een interessante documentaireserie van Michel Kapteijns, 'Binnenste Buiten'. Het gaat om jongens die in deze VPRO-serie praatten over hun paranormale en spirituele ervaringen en inzichten.
We concluderen op basis van dit onderzoek dat er genoeg reden bestaat om aan te nemen dat deze tieners werkelijk paranormaal begaafd zijn en dat ook al als jongere kinderen waren. Ze hebben ons alle drie overtuigende verhalen verteld over paranormale ervaringen die wijzen op een speciale begaafdheid. Bijvoorbeeld met telepathie, uittredingen, paranormaal genezen, het zien van geesten van overledenen of van aura's of engelen.
Hierbij bleek overigens ook dat de manier waarop de jongens met hun ervaringen omgaan sterk samenhangt met hun algemenere persoonlijkheid, hun levensloop en reacties uit hun sociale omgeving. Overigens komt dit overeen met bevindingen van anderen over paranormaal begaafde of 'nieuwetijdskinderen'.
Paranormale gaven worden nog wel eens in verband gebracht met bepaalde aangeboren kenmerken van de hersenen. Dit lijkt niet bijster waarschijnlijk als je bedenkt dat paranormale gaven juist per definitie de beperkingen van het brein overstijgen. Het ligt meer voor de hand dat kinderen met zulke gaven eerder wedergeboren worden bij ouders (of ruimer een familie) die daar affiniteit mee hebben. Zo zegt één van de genoemde jongens, Karim, onder andere dat hij tijdens een spirituele preëxistentie zijn moeder heeft uitgekozen omdat hij wist dat ze begrip voor hem zou hebben. Dit bevestigt de mogelijkheid dat bijvoorbeeld ook muzikaal, literair of wetenschappelijk begaafde kinderen hun toekomstige milieu zelf hebben uitgekozen.

Literatuur
– Busch, M. (1997). Waar haalt hij het vandaan? Utrecht: Uitgeverij Lemniscaat.
– Gestel, M. van (2000). Mijn kind ziet meer. Deventer: Ankh-Hermes.
– Jager, B. (1998). Het intuïtieve kind. Deventer: Ankh-Hermes. – Prasad, J. (1993). New Dimensions in Reincarnation Researches. Allahabad: Arvind Printers.
– Rivas, T. (2000). Parapsychologisch onderzoek naar reïncarnatie en leven na de dood. Deventer: Ankh-Hermes.
– Rivas, T. (2003). Uit het leven gegrepen: Beschouwingen rond een leven na de dood. Delft: Koopman & Kraaijenbrink.
– Rivas, T. (2005). Reïncarnatie, persoonlijke evolutie en bijzondere kinderen. Prana, 148, 47-53.
– Rivas, T., & Dirven, A. (2007). Vincent, Karim en Danny. Nijmegen: Athanasia. Producties (verkrijgbaar via lulu.com).
– Stevenson, I. (1974). Twenty cases suggestive of reincarnation. Charlottesville: University Press of Virginia.
– Stevenson, I. (1975). Cases of the Reincarnation Type: Vol. I. Ten Cases in India. Charlottesville: University Press of Virginia.
– Stevenson, I. (1987). Children who remember previous lives: A question of reincarnation. Charlottesville: University Press of Virginia.


Bijzondere oproep: we zijn benieuwd naar uw eigen verhalen over hoogbegaafde kinderen of paranormaal begaafde nieuwetijdskinderen. Reacties: titusrivas@hotmail.com

Dit artikel werd gepubliceerd in Paraview, jaargang 12, nummer 2, mei 2008, 18-20.

Contact: titusrivas@hotmail.com