Reïncarnatie, persoonlijke evolutie en bijzondere kinderen
Geplaatst door
Titus Rivas (publicatiedatum: 16 November, 2006)
Samenvatting
De visie van drs. Titus Rivas op persoonlijke evolutie en bijzondere kinderen afgeleid van een personalistische interpretatie van reïncarnatie.
Reïncarnatie, persoonlijke evolutie en bijzondere kinderen
door
Titus Rivas (eindnoot 1)
Inleiding
Veel mensen denken bij
reïncarnatie aan een wedergeboorte van een persoonlijke ziel. Dat wil
zeggen dat iemand zelf in geestelijke zin werkelijk eerder geleefd heeft.
Met name onder invloed van de theosofie en het boeddhisme stellen sommige
westerse intellectuelen hier echter een concept van onpersoonlijke
wedergeboorte tegenover. Het idee van een persoonlijke ziel zou volgens hen
gebaseerd zijn op een naïeve illusie. Er zou niet eens gedurende een en
hetzelfde leven een persoonlijke ziel of geest bestaan, laat staan dat zo’n ziel
de dood zou kunnen overleven en zou kunnen reïncarneren in een nieuw lichaam.
Een persoonlijke evolutie over meerdere levens heen zou daarom ook alleen maar
een onrealistische gedachte kunnen zijn. Toch is lang niet iedere geleerde het
met dit negatieve oordeel eens. Het is dus zeker niet zo dat je als serieuze
wetenschapper uitsluitend een onpersoonlijke interpretatie van reïncarnatie kunt
voorstaan.
Impersonalisme versus personalisme
Boeddhisten
hebben het over anatta (letterlijk: geen ziel) als ze bedoelen dat er na
iemands dood in plaats van een persoonlijke ziel slechts onpersoonlijke
geestelijke patronen overblijven. Deze zogeheten impersonalistische
theorie van de boeddhisten komt op bepaalde denkers diepzinniger over dan de
personalistische theorie van persoonlijke reïncarnatie. Alleen al daarom
kunnen sommige intellectuelen er de voorkeur aan geven. Ze beschouwen
personalisme in dat geval als simpel en naïef of ze kunnen zich domweg niet
voorstellen dat de natuurlijke orde rekening houdt met zoiets ‘banaals’ als de
menselijke persoon. Een impersonalistische visie zou met andere woorden bij
voorbaat meer serieuze aandacht verdienen (Rivas, 1996).
Doorgaans vergeten
genoemde denkers daarbij dat een vraagstuk als persoonlijke identiteit
niet pas speelt als we geconfronteerd worden met de resultaten van
reïncarnatieonderzoek. Het is een filosofisch basisvraagstuk dat niet zo maar ad
hoc opgelost kan worden binnen één speciale context. Over het algemeen mogen we
zeggen dat het onmogelijk is dat er persoonlijke reïncarnatie voorkomt als er
tijdens het aardse leven zelf al geen persoonlijk geestelijk overleven
bestaat. Anderzijds geldt dat de mogelijkheid van persoonlijke reïncarnatie
alleen bij voorbaat kan worden uitgesloten als je ontkent dat er tijdens
het leven sprake is van het overleven van een persoonlijke geest. De schijnbaar
vanzelfsprekende superioriteit van het impersonalisme in dit verband is logisch
gezien dus direct afhankelijk van een algemener impersonalisme rond de kwestie
van de persoonlijke identiteit.
Het voert hier te ver om uitgebreid in te
gaan op deze fundamentele wijsgerige vraagstukken. Ik heb dat elders al meer dan
eens gedaan (Rivas, 1996; 2003a). Hier wil ik volstaan met de constatering dat
impersonalisme zeker niet vanzelfsprekend juist is, omdat het nu eenmaal
niet vanzelfsprekend is dat er tijdens een leven geen persoonlijke ziel bestaat.
Daarom dient een impersonalistische interpretatie van resultaten van
reïncarnatieonderzoek dus ook helemaal niet bij voorbaat voorrang te krijgen.
Het debat over de persoonlijke ziel moet op een filosofisch niveau worden
beslist en geleerden moeten daarom de vrijheid hebben om openlijk personalist te
zijn, ook als die positie relatief zelden zou worden aangehangen en daardoor
weinig prestige zou genieten.
Een groot verschil in
interpretatie
Het is zeker onjuist te stellen dat het eigenlijk niets
uitmaakt of je een impersonalistische of personalistische visie op reïncarnatie
aanhangt. Ten eerste is het existentieel gezien natuurlijk erg belangrijk om te
weten of wij mensen geestelijk zelf de dood overleven en reïncarneren, of
dat er na ons overlijden alleen wat onpersoonlijke informatiepatronen uit ons
leven overblijven terwijl wat we als ons eigenlijke zelf beschouwen voorgoed zou
verdwijnen (Rivas, 2003a). Ten tweede leveren beide overkoepelende visies ook
wetenschappelijk gezien een totaal ander wereldbeeld op. Over het algemeen kun
je het verschil tussen impersonalisme en personalisme zo samenvatten dat het
impersonalisme stelt dat er geen persoon is die dezelfde blijft, maar
alleen geestelijke patronen die hetzelfde blijven. Terwijl het
personalisme stelt dat iemands geestelijke patronen niet per se hetzelfde
blijven, maar dat er tenminste wel altijd een geestelijke persoon is die
dezelfde blijft.
Ik zal dit toelichten aan de hand van een concreet
geval.
Ian Stevenson maakt in zijn nieuwste boek European Cases of
the Reincarnation Type gewag van een westers geval waarbij een onbekende
overledene werd getraceerd die overeenkwam met de herinneringen van een kind.
Het gaat om de Oostenrijkse jongen Helmut Kraus, die in 1931 in Linz geboren
werd en vanaf zijn vierde regelmatig praatte over een vorig leven. Daarbij begon
hij meestal met de woorden “Toen ik groot was...” Een vriendin van zijn ouders,
Helga Ullrich, bracht Helmut vaak naar de kleuterschool en luisterde daarbij ook
aandachtig naar zijn uitspraken. Op een dag zei Helmut dat hij in zijn vorig
leven op de Manfredstraße 9 had gewoond. Toevallig genoeg had Helga Ullrich een
vriendin, Anna Seehofer, die op dat moment uitgerekend op ditzelfde adres
woonde. Daarom vroeg ze Anna wie er voor haar op het adres hadden gewoond. Haar
vriendin achtte het naar aanleiding daarvan mogelijk dat Helmut een reïncarnatie
van haar neef was, generaal Werner Seehofer, aangezien hij enige tijd in het
huis had gewoond na de dood van zijn vrouw. De uitspraken van Helmut bleken
inderdaad overeen te komen met leven en dood van generaal Seehofer.
Dit
geval werd eerst onderzocht door Dr. Karl Müller en uiteindelijk ook door Ian
Stevenson zelf. Helmut Kraus bleek onder andere te hebben gezegd dat hij een
hoge officier was geweest tijdens de “grote oorlog” en dat hij enkele jaren had
gewoond op een adres te Wenen, dat ook overeenkwam met een woning die Seehofer
daar had betrokken. Ook noemde hij het adres van de schoonouders van Seehofer in
Linz. Los van deze uitspraken vertoonde Helmut ook spontaan ‘militair’ gedrag
(terwijl hij niet in een militaire familie geboren was) en was hij bang voor
geweerschoten. Verder was hij in het algemeen serieuzer, trotser en
onafhankelijker dan andere kinderen van zijn leeftijd.
Laten we eerst
eens kijken hoe een impersonalistische verklaring van dit geval eruit zou
zien (eindnoot 2).
Er is ooit een ‘persoon’ geweest, dat wil zeggen een
tijdelijke en in de kern onpersoonlijke eenheid van lichamelijke en geestelijke
structuren en processen, die bekend stond als generaal Werner Seehofer. Deze
persoon is vernietigd door de dood, maar delen van zijn geestelijke structuren
en processen hebben de dood overleefd. Ze zijn op de een of andere manier beland
bij een andere persoon, Helmut Kraus, die ze heeft opgevat als herinneringen aan
een eigen vorig leven als de generaal. Deze interpretatie is echter incorrect,
omdat er nooit een geestelijke persoon heeft bestaan die nu de kern zou uitmaken
van Helmut en vroeger de kern uitmaakte van generaal Seehofer. De jongen Helmut
Kraus en generaal Seehofer zijn twee verschillende personen, en ze komen slechts
overeen in bepaalde delen van hun persoonlijkheid, maar zonder dat Seehofer
daardoor ook letterlijk zelf zou voortleven als deze jongen.
Een
personalistische verklaring ziet er bepaald heel anders uit. Er heeft ooit een
persoon bestaan, een persoonlijke ziel of geest met een fysiek lichaam, die in
het verleden bekend stond als generaal Werner Seehofer. Deze geestelijke persoon
is niet vernietigd door de dood, maar alleen zijn lichaam is gestorven. Hijzelf
heeft de dood overleefd en is als persoonlijke geest gereïncarneerd als Helmut
Kraus. In die geestelijke zin is Helmut Kraus generaal Seehofer. ‘Helmut Kraus’
is in feite de nieuwe naam voor generaal Seehofer, nadat hij gereïncarneerd is
in een nieuw lichaam met andere lichamelijke kenmerken en een andere fysieke en
sociale omgeving.
Uitwerking van de personalistische visie
Volgens sommige impersonalisten zou schijnbare reïncarnatie in de vorm
van het doorgeven van informatie aan volgende generaties een vorm van zogeheten
Lamarckiaanse evolutie zijn, dat wil zeggen een evolutieproces waarbij
verworven kennis aan soortgenoten wordt doorgegeven zonder dat deze zich die
kennis eerst zelf eigen hoeven te maken. Zo zou er geen sprake zijn van echte
persoonlijke reïncarnatie of persoonlijke evolutie over levens heen, maar wel
van een soort geestelijke evolutie van de mensheid die de culturele evolutie zou
bespoedigen. De impersonalistische visie op reïncarnatie laten we in dit artikel
echter verder buiten beschouwing.
Hoe kunnen we de geestelijke
veranderingen van Generaal Seehofer sinds zijn wedergeboorte als Helmut Kraus nu
plaatsen binnen de personalistische visie? Ik stel me de ontwikkeling van een
persoonlijke ziel als volgt voor (Rivas, 1999; 2000). Tijdens een en hetzelfde
fysieke leven ontwikkel je je geestelijk in diverse opzichten. Je doet als
geïncarneerde geest allerlei ervaringen en inzichten op en ontwikkelt een keur
aan vaardigheden. Dit alles neem je geestelijk mee na je dood. Na enige tijd kun
je reïncarneren in een nieuw ongeboren lichaam. Geestelijk blijf je daarbij
steeds dezelfde maar net als tijdens het vorige fysieke leven kunnen je
psychische processen wel beïnvloed worden door de hersenen waaraan je geestelijk
bent gekoppeld. Een babybrein laat aanvankelijk minder bewuste geestelijke
activiteit toe dan een gezond volwassen brein en daardoor kunnen allerlei
herinneringen op de achtergrond raken. Toch blijft alles wat je je eigen hebt
gemaakt in elk geval op onbewust niveau intact en dit vormt de voornaamste basis
voor de ontwikkeling die je tijdens je nieuwe jeugd in dit nieuwe lichaam laat
zien. Onder de juiste omstandigheden kunnen er (zodra het nieuwe brein dit
toelaat) ook bewuste herinneringen aan je eigen vorige leven naar boven komen.
Er is binnen deze visie al met al niet alleen sprake van een identiteit
van de ziel van Generaal Seehofer en Helmut Kraus maar ook van
continuïteit tussen de geestelijke ontwikkeling van deze ziel tijdens
haar levensloop als Generaal Seehofer en haar geestelijke ontwikkeling vanaf het
moment dat ze wordt aangeduid met haar nieuwe naam Helmut Kraus. Er is daarbij
een tijdelijke functionele regressie veroorzaakt door de incarnatie in een
babybrein, die echter in de loop van de kindertijd tijdens dit nieuwe leven
normaal gesproken ongedaan kan worden gemaakt.
Doordat het in deze visie
gaat om een en dezelfde ziel die een continue geestelijke ontwikkeling
doormaakt, heeft het ook zin om te spreken van een persoonlijke evolutie over
meer dan één leven heen. Je kunt daarbij denken aan een persoonlijke groei
waarbij zaken als algemene intelligentie, een positief levensgevoel en het
intuïtief aanvoelen van belangrijke waarden, maar ook allerlei talenten steeds
verder zouden kunnen toenemen. Dit sluit dus aan bij een concept van continue
persoonlijke ontwikkeling zoals we dat bijvoorbeeld kennen uit de humanistische
psychologie (Maslow, 1987). Overigens is het concept van persoonlijke evolutie
over levens heen verenigbaar met de mogelijkheid dat er scheefgroei of
tijdelijke achteruitgang optreedt binnen iemands ontwikkeling. Mensen kunnen
bijvoorbeeld tijdens een en hetzelfde leven getraumatiseerd worden door
verschrikkelijke emotionele ervaringen en het lijkt onaannemelijk dat de
posttraumatische effecten daarvan alleen binnen een leven kunnen
voorkomen.
Toch stemt het idee van persoonlijke evolutie over het geheel
genomen zeker optimistisch omdat de kans dat het uiteindelijk innerlijk de goede
kant opgaat met iemand gaat na verloop van tijd steeds groter zal worden.
Talenten en vaardigheden
Reïncarnatiegevallen zoals die in de
parapsychologie bestudeerd worden, wijzen uit dat niet alleen iemands
persoonlijke herinneringen en emoties bewust terug kunnen komen na reïncarnatie,
maar ook zijn gedragspatronen, voorkeuren, neigingen, attitudes, etc (eindnoot
3). Er is dan ook geen reden om te veronderstellen dat het overleven van je
psychische structuren voorbehouden is aan enkele concrete herinneringen. Ook wat
iemand zich doelbewust geestelijk eigen heeft gemaakt zal in het nieuwe leven
waarschijnlijk worden weerspiegeld in zijn psychologische structuur. Kinderen
met herinneringen aan een vorig leven waarin ze een bepaalde vreemde taal goed
beheersten, kunnen in hun huidige incarnatie bijvoorbeeld opvallend minder tijd
nodig hebben om die taal aan te leren dan hun leeftijdgenoten. In sommige
gevallen is het verworven vermogen uit het vorige leven niet alleen overgebleven
als talent, maar keert het in dit leven ook terug als manifeste vaardigheid.
Parapsychologisch gezien maakt dit verschijnsel een geval direct
paranormaal, omdat de vaardigheid niet aangeleerd is in dit leven en niet
simpelweg verklaard kan worden door genetische aanleg (Rivas, 1993). De
aanwezigheid van vaardigheden wordt bovendien regelmatig ingezet als argument
tegen de ESP-theorie voor reïncarnatiegevallen, omdat alleen ESP als zodanig de
aanwezigheid van een vaardigheid niet kan verklaren. Bekende gevallen waarin
dergelijke vaardigheden voorkwamen zijn onder andere Swarnlata Mishra (zang en
dans (eindnoot 4)) en Bishen Chand Kapoor (kundig bespelen van een
muziekinstrument (eindnoot 5)).
De Indiase reïncarnatieonderzoeker dr.
Kirti Swaroop Rawat deed tevens onderzoek naar kinderen met zeer ongewone
talenten of aangeboren vaardigheden, ongeacht of ze zelf praatten over een vorig
leven. Zo bestudeerden hij en zijn vrouw Vidya Rawat in 1996 een Indiase jongen
van vier, Shailendra genaamd. De jongen kwam uit een gezin van arme analfabeten
maar hij bleek vloeiend Hindi, Engels en Sanskriet te kunnen lezen. Het is
volgens Rawat overigens opvallend dat er slechts in bepaalde gevallen van
hoogbegaafdheid sprake lijkt te zijn van bewuste herinneringen aan een vorig
leven, en omgekeerd zijn kinderen met bewuste herinneringen aan een voorgaande
incarnatie zelden echte ‘wonderkinderen’. Dat geeft aan dat er geen eenduidig
verband bestaat tussen vaardigheden en bewuste herinneringen uit vorige
levens.
In het Nederlandse geval Sh. zie je die combinatie
trouwens wel. Sh. werd door het bekende team van dr. Mönks van de Katholieke
Universiteit Nijmegen officieel als hoogbegaafd geïdentificeerd. Zij vertoonde
daarbij bewuste herinneringen aan maar liefst twee vorige levens (Rivas, 2000).
Hoe dan ook is het wel duidelijk dat ook vaardigheden zonder bewuste
herinneringen in veel of misschien wel alle gevallen te maken zullen hebben met
iemands ontwikkeling in een vorig leven. Daarmee snijdt de gangbare opvatting
dat wonderkinderen wijzen op het bestaan van reïncarnatie dus wel degelijk
hout.
Indigo-kinderen
Sinds enkele jaren is er in alternatieve
kringen een concept in opkomst dat wordt aangeduid met de woorden
Indigo-kinderen of nieuwetijdskinderen. De term Indigo-kind stamt van een boek
van Lee Carroll en zijn vrouw Jan Tober. Tijdens channelingsessies met de
entiteit Kyron zou Carroll hebben doorgekregen dat een aantal ‘probleemkinderen’
die gediagnosticeerd worden als ADHD e.d. in werkelijkheid beschikken over
speciale paranormale en andere gaven. Ze worden gekenmerkt door een bijzondere
gevoeligheid en ze zijn voorboden van een nieuwe tijd waardoor ze niet goed
passen in traditionele maatschappelijke en culturele vormen. In Nederland lijkt
de neutralere term nieuwetijdskind de term indigo-kind overigens te
hebben verdrongen, hoewel de betekenis ervan grotendeels overeenkomt.
Skeptici zien de relatieve ‘hype’ rond nieuwetijdskinderen uiteraard als de
zoveelste gekte op alternatief gebied. Volgens hen is er alleen maar weer een
nieuwe vorm van bijgeloof bijgekomen, terwijl het diagnosticeren van een kind
als ‘nieuwetijdskind’ zijn eventuele problemen zeker niet zal oplossen. Wat mij
zelf opvalt aan de verhalen rond onbegrepen paranormale en andere bijzondere
ervaringen van jonge kinderen is dat die helemaal niet voorbehouden lijken aan
dit specifieke tijdvak. Naar alle waarschijnlijkheid zijn er altijd wel
gevoelige, vroegwijze en paranormaal begaafde kinderen geweest. Dat is zelfs wat
je zou voorspellen vanuit een theorie van persoonlijke evolutie over
verschillende incarnaties. Dat hier nu meer aandacht voor is gekomen heeft
misschien dan ook eerder te maken met een grotere openheid voor dit verschijnsel
dan met het aanbreken van een nieuwe tijd. Hier komt wel een paradox bij kijken,
want de grotere openheid kan in theorie weer opgevat worden als een teken van
een spiritueel réveil.
Hoe dan ook is het van groot belang dat ouders de
reguliere hulpverlening niet helemaal de rug toekeren zodra iemand de
mogelijkheid oppert dat hun kind een nieuwetijdskind is. Als een nieuw concept
tot op zekere hoogte nuttig lijkt, wil dat nog niet per se zeggen dat men al het
oude bij het vuilnis moet zetten.
Eind 2002 heeft stichting Athanasia de
jongen Bo Monsanto onderzocht die volgens
zijn moeder Toinette Loeffen in het profiel van een nieuwetijdskind past
(Rivas, 2003b). Naar gangbare maatstaven gemeten zou hij ten gevolge van een
hersenbloeding vlak voor of tijdens de geboorte ‘achter in zijn ontwikkeling’ of
‘gehandicapt’ worden genoemd. Maar desondanks vertoont Bo wonderlijke inzichten
en een gevoeligheid die normaliter niet direct geassocieerd worden met
handicaps.
Toen de vierjarige Bo zich ’s nachts een keer benauwd voelde
terwijl zijn overgrootmoeder Esseline ernstig ziek was, zei hij plotseling tegen
zijn moeder: “Toen ik klein was, mamma, toen ben ik ook een keer dood gegaan.
Toen ging ik ook naar de hemel en toen ben ik bij pappa en jou gekomen.” Na het
overlijden van zijn overgrootoma, toen Bo ongeveer vijf jaar oud was, voegde hij
daar onder meer aan toe: “Je gaat dood en wordt weer levend en gaat weer dood.
En als je dood gaat, dan zie je het [dat je dood gaat].” Bo’s moeder vertelde
ons dat ze het aanvankelijk moeilijk had met dergelijke uitspraken omdat ze zelf
echt ‘aards’ georiënteerd was. Naar aanleiding van haar ervaringen met haar zoon
schreef Mevrouw Loeffen een artikel in twee delen voor het blad Kind en
Nieuwe Tijd, de nieuwsbrief van de Stichting Nieuwetijdskinderen, getiteld
Ons nieuwetijdskind Bo.
Heilige kinderen?
Naast
‘wonderkinderen’ en nieuwetijdskinderen met of zonder bewuste herinneringen aan
vorige levens is er van oudsher ook nog melding gemaakt van een categorie
kinderen die vanaf hun vroegste jeugd een bijzondere spiritualiteit en devotie
tentoonspreiden. Een bekend voorbeeld is natuurlijk dat van Jezus van Nazareth.
Zo schrijft de evangelist Lucas over hem: “Elk jaar trokken zijn ouders voor het
paasfeest naar Jeruzalem. Toen Hij twaalf was geworden gingen ze weer,
gewoontegetrouw. Toen de feestdagen voorbij waren en ze naar huis terugkeerden,
bleef het kind Jezus in Jeruzalem achter, zonder dat zijn ouders het wisten. In
de veronderstelling dat Hij zich bij het reisgezelschap bevond, reisden ze een
hele dag voordat ze Hem gingen zoeken bij familie en kennissen. Maar toen ze Hem
niet vonden, keerden ze naar Jeruzalem terug om Hem daar te zoeken. Pas na drie
dagen vonden ze Hem in de tempel; Hij zat er midden tussen de rabbi's, luisterde
naar hen en stelde hun vragen. Allen die Hem hoorden, stonden versteld van zijn
inzicht en zijn antwoorden. Toen ze Hem daar zagen, waren ze zeer ontdaan. Zijn
moeder zei: `Kind, hoe kon je ons dit aandoen? Wat waren je vader en ik ongerust
toen we je kwijt waren.' Hij zei tegen hen: `Waarom hebben jullie mij gezocht?
Wisten jullie niet dat ik bij mijn Vader moest zijn?' Maar zij begrepen deze
uitspraak niet. Hij ging met hen mee naar Nazaret, en schikte zich naar hen.
Zijn moeder bewaarde alles in haar hart. Jezus werd een wijs en volwassen man,
die steeds meer in de gunst kwam bij God en de mensen” (Lucas, 2, 41-52).
Ook bij kinderen die zich bewust een vorig levens herinneren komen
regelmatig uitingen van religiositeit voor die te maken hebben met de
levenswandel uit het vorige leven. Soms gaat het daarbij om een vorm van
godsdienstigheid die niet correspondeert met die van de huidige omgeving
(Stevenson, 1987). Bijvoorbeeld wanneer het kind nu boeddhist is en vol
vervoering rituelen uitvoert die horen bij een vorig leven als diepgelovig
moslim. Hooggeplaatste Tibetaanse lama’s zouden in hun nieuwe reïncarnatie blijk
geven van een uitzonderlijk tempo in hun boeddhistische studies en ook los
daarvan vaak kennis hebben van ultieme geestelijke waarheden.
Zo zijn er ook
kinderen met herinneringen aan vorige levens die meer dan gemiddeld mededogen
tonen tegenover medemensen en dieren en om die reden bijvoorbeeld ook weigeren
om vlees te eten. (Dit kan trouwens ook voorkomen onder de reeds genoemde
‘nieuwetijdskinderen’.)
Het is binnen het theoretische kader van een
persoonlijke evolutie goed te plaatsen dat kinderen ook specifiek op spiritueel
gebied een voorsprong kunnen hebben op hun omgeving. Misschien dat juist de
theorie van de persoonlijke evolutie mensen ervoor kan behoeden dergelijke
kinderen direct te gaan ‘vergoddelijken’. Hoewel een kind spiritueel hoogstaand
en wijs kan zijn, is het in zijn vorige leven naar alle waarschijnlijkheid een
mens geweest en daarmee dus ook feilbaar. Het reïncarnatieconcept beschermt je
zo voor een blinde verering van een kind zonder dat je zijn reële spirituele
voorsprong hoeft te loochenen.
Literatuur
- Carroll, L., &
Tober, J. (1999). The Indigo Children. Hay House.
- Jager, B. (1998).
Het intuïtieve kind in het Aquariustijdperk. Deventer: Ankh-Hermes.
-
Maslow, A. (1987). Motivation and Personality. New York:
Addison-Wesley.
- Prasad, J. (1993). New Dimensions in Reincarnation
Researches. Allahabad: Arvind Printers.
- Rivas, T. (1996). Filosofie van
de persoonlijke onsterfelijkheid: Grondslagen voor survivalonderzoek.
Tijdschrift voor Parapsychologie, 64, 3-4, 27-44.
- Rivas, T.
(1999). Het geheugen en herinneringen aan vorige levens:neuro-psychologische en
psychologische factoren. Spiegel der Parapsychologie, 37, 2-3,
81-104.
- Rivas, T. (2000). Parapsychologisch onderzoek naar reïncarnatie
en leven na de dood. Deventer: Ankh-Hermes.
- Rivas, T. (2003a).
Geesten met of zonder lichaam: pleidooi voor een personalistisch
dualisme. Delft: Koopman & Kraaijenbrink.
- Rivas, T. (2003b). Uit
het leven gegrepen: beschouwingen rond een leven na de dood. Delft: Koopman
& Kraaijenbrink.
- Stevenson, I. (1974). Twenty cases suggestive of
reincarnation. Charlottesville: University Press of Virginia.
-
Stevenson, I. (1975). Cases of the Reincarnation Type: Vol. I. Ten Cases in
India. Charlottesville: University Press of Virginia.
- Stevenson, I.
(1987). Children who remember previous lives: A question of
reincarnation. Charlottesville: University Press of Virginia.
-
Stevenson, I. (2003). European Cases of the Reincarnation Type.
Jefferson/Londen: McFarland & Company.
Eindnoten
1. Met
dank aan Anny Dirven, Dr. Kirti Swaroop Rawat en Dr. Jamuna Prasad.
2.
Natuurlijk staat de vraag of dit geval misschien ook nog normaal verklaard zou
kunnen worden, hier even niet ter discussie.
3. Dr. Jamuna Prasad (1993)
gebruikt in dit verband de hindoeïstische term samskars.
4. Stevenson
(1974).
5. Stevenson (1975)
Dit artikel werd gepubliceerd in
Prana, nr. 148, april/mei 2005, blz. 47-53.