Titel

Vroege kinderjaren

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 15 November, 2006)

Samenvatting

Autobiografie: Vroege kinderjaren van Wim D.


Tekst

 


I. Onvoltooide Autobiografie: 1. Vroege Kinderjaren

 

 



I. Onvoltooide biografie: 1. Vroege Kinderjaren

Ik werd thuis in N. geboren, op 26 juni 1968, om vier minuten voor half vijf 's ochtends. Bij mijn geboorte kreeg ik zes minuten lang geen lucht. Daarom werd ik in ijltransport naar het Canisius Ziekenhuis gebracht. Ik moest er een tijdje blijven, in de couveuse. Mijn moeder mocht aanvankelijk het ziekenhuis niet in. Dat was toen nog gebruikelijk.
Vrij snel na mijn geboorte mocht ik weer naar huis. Maar om onduidelijke redenen bleek ik een waterhoofd te hebben. Het is niet duidelijk of iemand daar schuldig aan is. Het Canisius Ziekenhuis zelf in ieder geval niet. Volgens mijn vader zou onze huisarts een fout hebben gemaakt bij mijn geboorte.
Ik ben mijn leven begonnen als ziekelijke baby. Ik had naast mijn waterhoofd ook hersenbeschadiging opgelopen. Dit maakte dat ik een zeer langzame ontwikkeling vertoonde.

Al snel, zo rond mijn derde of vierde jaar schat ik, vonden mijn ouders het daarom noodzakelijk dat ik overdags eerst in de crèche van de Pauluskerk en daarna bij medisch kinderdagverblijf Maria Christina werd ondergebracht. Mijn vertraagde ontwikkeling vereiste veel extra zorg, en die konden mijn ouders niet opbrengen. Bovendien werd mijn broer ook nog geboren. Het viel allemaal niet te combineren.
Als peuter en kleuter was ik dus een zogeheten medisch moeilijk opvoedbaar kind. Ik was trouwens in die tijd niet agressief of onhandelbaar. Ook had ik nog geen hekel aan mijn ouders. Ze wisten niet beter en ik zelf ook niet. Inmiddels denk ik daar echter anders over. Ik vind nu dat mijn moeder wel degelijk beter had moeten weten. Ze heeft namelijk zelf op internaten gezeten en weet dus wat het is voor een kind om doordeweeks overdag niet thuis te mogen zijn. Mijn moeder had daarom
beter moeten beseffen hoe het voor mij moest zijn en naar een andere oplossing moeten zoeken.

Van mijn derde tot zesde jaar ging ik elke dag naar het kleuterdagverblijf Maria Christina. Ik kan me daar vrij weinig van herinneren. Alleen nog maar vlaagjes. Ik stond al wel snel veel stil bij mezelf. Ik vroeg me soms dingen af waarvan ik nu denk dat een kind op die leeftijd daar niet gauw aan denkt. Het was me niet goed duidelijk wat voor een leven ik had. Steeds weer had ik zoiets van: Ik moet de dag weer door zien te komen.
In die tijd had ik nooit echt veel vrienden. Ik kende geen mensen. Ik voelde me eenzaam. De weekenden was ik overigens dus wel gewoon thuis. Voor zover ik me kan herinneren, had ik toen geen conflicten met mijn ouders of zo. Maar in het algemeen kan ik zeggen dat die tijd te ver terug ligt. Leidsters kan ik me bijvoorbeeld niet meer herinneren.
Wat ik nog wel weet, is dat er niemand was die begreep hoe gevoelig ik wel niet was. Er werd maar over mij beslist zonder dat ik er zelf een stem in had. Ze zagen me duidelijk niet vol voor aan. Een positieve ervaring die ik me nog uit mijn vroegste jeugd kan herinneren, is het leren klokkijken via school. Ik had het gevoel dat ik nu iets heel belangrijks kon.

In mijn jeugd heb ik zelf een hond, een konijn en een poes gehad. Maar pas op het internaat had ik een goede band met de hond van de buren. Een soort Lassie-hond. We mochten elkaar wel. Ik hield ook wel van de poes, maar een hond vond ik toch een mooier beest, omdat een hond er iets mee deed, als je iets tegen hem zei.
Vriendjes of vriendinnetjes had ik de eerste zes jaar van mijn leven niet. Ik kan me in ieder geval aan niemand herinneren.
Wel een verpleegster, Ans W., van het Canisius Ziekenhuis, met lang blond haar. Ze was aardig voor mij. Al vrij jong wist ik dat te waarderen. Vooral was ik gevoelig voor mensen die op een vertroetelende manier aardig voor me waren, maar niet op een betuttelende manier. Ans W. probeerde het me ook naar de zin te maken in het ziekenhuis. Uit die tijd heb ik nog steeds een knuffelbeer, zonder naam.

Ik bezat een traag denkvermogen, maar als het kwartje eenmaal was gevallen, dan kwam er meer in mij los dan bij anderen. Al heel jong ontwikkelde ik een tweede persoonlijkheid die ik dingen kon laten doen, die ik zelf niet leuk vond. Ik was soms prima in staat om me af te sluiten voor mijn omgeving. Daardoor hadden mensen soms een ander beeld van mij dan wat er echt in mijn hoofd omging. Ik kon sommige dingen ook verbloemen, maar er waren momenten dat ik een soort tweede ik had. Waarop ik trouwens wel zag wat er in de buitenwereld gebeurde, wat me zo'n verdriet gaf. Maar ik moest verder.

Wat betreft spelletjes op de kleuterschool, weet ik nog dat ik geen "normale" jongen was. Ik interesseerde me niet voor soldaatjes en ook niet voor techniek. Ik nam een vrij afwachtende houding aan tijdens het spel met anderen. Er waren wel een paar spelletjes die ik redelijk leuk vond, zoals verstoppertje spelen. Later ook gezelschapsspelen zoals Monopoly en dergelijke.

Vanaf mijn zesde kwam ik terecht op een BLO-internaat, Jonkerbosch (in N.). Doordeweeks sliep ik op het internaat en 's weekends was ik dus thuis. Ik heb er tot mijn twaalfde jaar gezeten. In de beginperiode dat ik er zat werd het nog bestuurd door paters. Ik ben dan ok grootgebracht door paters.
De vakken op school vond ik raar, ik snapte er niet zoveel van. Wel vond ik het leuk om naar school te gaan, maar ik zag er niet echt het nut van in. Er was ook een beeld op onze school van de leerlingen, namelijk dat we een laag tempo hadden. Daardoor dacht ik wel eens: "Hoe moet dat later in de maatschappij?"

In deze periode ging ik ook verschillen zien met mijn broer en zus. Ik had weliswaar redelijk contact met hun, maar ik werd wel jaloers op hen. Ik begreep niet wat er zo anders aan mij was, dat ik wel op een internaat moest zitten en zij niet. Ze gingen naar een gewone school en konden gewoon thuis wonen.
Ik heb dat toen ook wel eens thuis met mijn ouders besproken.
Mijn ouders zeiden dat het niet anders kon. Ik had altijd al zoiets van "Nee, het kan wél, maar jullie willen niet anders".
Voor een klein kind zat mijn logica toch al best wel goed. "Als ik de oudste ben, waarom nemen mijn ouders dan nog een broer en een zus erbij?" Ik bedoelde natuurlijk dat als ik moeilijk opvoedbaar was, het onverstandig was van mijn ouders om nog andere kinderen erbij te nemen. Al vrij jong maakte ik mijn ouders verwijten, ik nam hen dingen kwalijk. Het ging wel heel ongemerkt. Heel langzaam ga je verschillen zien en inwendig word je heel kwaad, ben je heel teleurgesteld.
Mijn rancune begon rond mijn elfde jaar.

Het werd me ook steeds zeer duidelijk dat de verwachtingen die men van mij had veel minder hooggespannen waren dan die men van mijn broer of zus had. Je moet iemand niet onder druk zetten bijvoorbeeld doordat je hem op een verkeerde, te hooggegrepen school zet. Maar je kunt iemand wel aanmoedigen in de dingen die hij goed doet. Dat gebeurde wel, maar op een verkeerde manier. Sommige prestaties werden heel erg overdreven, andere dingen zagen ze juist weer over het hoofd. Het waren toen al mijn ouders niet, vrij jong ervoer ik dat al zo.
Er waren wel momenten, dat wel dat ik wist dat het wel degelijk mijn ouders waren, bijvoorbeeld als ze ruzie met elkaar maakten en toen ze gingen scheiden. Maar het voelde niet zo, vooral niet op momenten dat ik redelijk intelligent kon nadenken. Dat ik beter kon nadenken dan mijn ouders van mij dachten. Ik trok me dan terug in mijn eigen wereld. Niet op een autistische manier, maar ik verwijderde me wel steeds meer van mijn ouders. Ik had zoiets van "OK, je hebt me uit het gezin gezet, dan heb je ook met heel veel dingen niets meer te maken." Eigenlijk kan ik me nu geen enkel moment meer herinneren waarop ik liefde van mijn ouders heb gehad die aansloot bij mijn eigen beleving. Ik had zoveel deuken opgelopen door mijn geboorte en geboortetrauma's, zowel lichamelijk als geestelijk. Het was een raar gevoel. Nooit is misschien overdreven, maar in ieder geval lange tijd niet. Hoogstens kleine, zeldzame momenten waarop je een keer gelijkvloers met elkaar staat. Over het algemeen genomen heb ik mezelf juist gezien als iemand die meer liefde nodig had dan ik van mijn ouders heb kunnen krijgen. Aan de ene kant haat ik ze allebei, maar aan de andere kant was de situatie vroeger zo dat je niet tegen de artsen inging. Het was die tijd. Je luisterde naar de adviezen van de artsen. Mijn ouders zeggen ook: "We konden niet anders, al was het maar vanwege de medische rekeningen."
Thuis was een droom voor mij, ik idealiseerde de thuissituatie. Ik moet trouwens toegeven dat ik als gelijke van mijn broer en zus werd behandeld. Ik haat ze ook niet echt, maar ik heb er ook geen bal aan gehad. Ik heb überhaupt niks aan mijn familie gehad, omdat er nooit echt een band is geweest. Er wordt anders met je omgegaan als je thuis bent. Mijn ouders verwenden me best wel in de weekenden.
Ik kreeg wel dingen extra in het weekend, maar ja, mijn broer en zus kregen toch ook al dingen door de week.

Samengevat voelde ik me het zwarte schaap van de familie. "Ik sta aan de ene kant en de rest van de familie aan de andere kant." Ik heb daar in de lagere schoolperiode niet echt over kunnen praten, maar ik verlangde daar ook niet echt naar.
Mijn ouders vinden dat niemand verantwoordelijk is voor mijn ongelukkige jeugd. Ze willen ook niet verantwoordelijk zijn.

Pas rond mijn zesde jaar kwam ik in de wereld. Op Maria Christina zag ik wel mensen, maar het was me allemaal teveel. Ik snapte een heleboel dingen niet.
Als ik terugkijk op mijn eerste levensjaren, moet ik denken aan wat Rudolf Steiner heeft gezegd over de eerste drie jaren van een kind. Die zijn heel belangrijk voor de rest van het leven. Ik heb zelf een koude, trage start gemaakt. Om daarmee om te gaan ontwikkelde ik strategieen om te overleven. Ik dacht dingen als "Ik moet hier wel zitten, ook al vind het niet leuk". Sommige dingen waren trouwens ook best wel leuk. Maar het is duidelijk dat ik vanaf het begin meer shit heb meegemaakt dan anderen. Ik heb best momenten van geluk gehad, maar er zijn ook een heleboel dingen door anderen zo uitgelegd omdat ik lachte en zo. Ik lachte dan van de zenuwen of omdat ik vrienden wilde maken. Heel veel mensen willen geloven dat je gelukkig bent, omdat ze geen zin hebben om zich voor jou in te spannen.
Ik ben overigens nooit door mijn ouders lichamelijk mishandeld. Wel zat ik een keer met vuur te spelen en een andere keer was er iets met de koffiepot, en toen kreeg ik een paar klappen. Maar verder nooit.

Op het internaat had ik een eigen kamer, maar niet zoveel privacy. Dat was maar goed ook. Anders was ik zeker autistischer geworden. Ik vind zo'n groep juist prima, je moet leren om daarbinnen te functioneren. Maar toch zag ik de praktische voordelen van het thuis leven. Ik idealiseerde de thuissituatie en vergeleek mijn leven met dat van mijn broer en zus.
Met de leiding van het internaat had ik trouwens over het algemeen wel goed contact. Ik had er geen echte vertrouwenspersoon tussen zitten, maar ik stelde me zelf wel open op. Ik heb er nooit problemen mee gehad.
Aan het eerste internaat als zodanig heb ik daarom geen negatieve herinneringen. Alles bij elkaar genomen was het daar toch nog helemaal niet zo'n beroerde tijd voor mij.

Tijdens de jaren in dit eerste internaat had ik wel een paar vriendjes. Ze heetten John, Jos, Twan, Peter, Charles, Frans.
Het waren allemaal jongens, op ons internaat zaten ook hoofdzakelijk jongens. In die tijd had ik geen vriendinnetjes.
John was mijn eerste vriendje met wie ik homoseksueel contact heb gehad. Ik was 11 jaar oud en hij bijna 14 jaar toen het gebeurde. We waren niet verliefd op elkaar, het was gewoon een soort seksspelletje, voor de lol. Het was helemaal vrijwillig en ik ervoer het ook wel als prettig. Het contact onderging ik trouwens ook niet bewust als homoseksueel contact. Het hoorde er gewoon bij. We hadden op die manier meermalen seksuele contacten en waren verder ook goed bevriend met elkaar. We trokken veel met elkaar op. Zelfs nu denk ik nog wel eens terug aan die John. Het was echt een leuk contact, het heeft mijn lot toen een beetje verzacht.
John had zelf een broer en daarmee had hij ook wel eens seksueel contact. Die jongen heette David en was van mijn leeftijd.
Ik heb het zelf ook wel eens met David gedaan. Maar John was belangrijker voor mij. Dit alles gebeurde in de laatste twee jaar dat ik op het internaat zat. John zat een groep hoger dan ik. David kwam later ook bij mij in de groep.
Ook met ene Jos had ik seksueel contact. In dezelfde tijd. Het contact stond helemaal los van John. John wist er wel van, maar hij had zelf geen contact met Jos.
Ik voelde me toch schuldig over het contact. Thuis was ik wel voorgelicht over seks, dus daar lag het niet aan. Maar zelfs toen had ik er al moeite mee. Door die jongens is mijn seksualiteit ontwaakt. John heeft het initiatief genomen.
Maar toch heb ik in het algemeen heb ik mijn leven lang veel moeite gehad met seksualiteit. Ook rond masturbatie had en heb ik altijd veel schuldgevoelens gehouden.
Uiteindelijk wist de leiding het wel en die tolereerde het ook wel. Met de rest van de jongens heb ik trouwens ook seksueel contact gehad, maar minder intensief. We hadden gewoon voor de lol seks met elkaar, niet om frustraties af te reageren of zo.

Van de schoolvakken had ik een hekel aan gymmen, vanwege mijn motorische stoornissen. Met andere vakken heb ik geen moeite gehad.

Ik had een goede band met een oma van vaderskant. Geen contact met oma van moederskant, zelfs helemaal geen contact met de familie van moederskant.

Aan de tijd daarvoor heb ik nog wel kleine herinneringen. Ik herinner me bijvoorbeeld dat ik complimenten van haar kreeg als kleine jongen toen ik het volste glas limonade aan mijn broer gaf. Ze was altijd blij als ze me zag. Ze was een van de weinige mensen die me liefde hebben kunnen geven. Zij was ook de eerste over wie ik heel veel verdriet heb gehad. Samen met een dochter van haar (mijn tante dus) was zij de persoon met die dezelfde gevoeligheid had als ik. Ook met een zoon van oma had ik goed contact, hoewel maar heel weinig. Eén keer in de vier, vijf jaar. Ik ben heel gek op die oom.
Met mijn zus had ik vroeger ook heel redelijk contact, dat echter vrij kort geleden is verwaterd. Dat kwam doordat ze een relatie heeft gekregen en daardoor steeds minder tijd voor andere contacten heeft. Met mijn broer heb ik weinig contact en ik heb geen goede band met hem. Hij lijkt qua persoonlijkheid op mijn vader.
Toen mijn oma ziek werd kreeg ik meer kans om zijn ouders te bezoeken dan het gezin waaruit ik kwam. Later werd zij verpleegd in een sanatorium waar ik zelf ook kwam.
Moeder koestert zelf ook grote haat tegenover haar ouders. Omdat ze simpelweg niets met haar familie te maken wil hebben. Ze heeft zelf ook op een internaat gezeten. Mijn familie was trouwens rijk, de halve Sint Jacobslaan was van hun.

Ik heb in mijn jeugd nog een keer een tijd in het ziekenhuis gelegen. Ze hebben toen de drain verlengd voor de spitsholte in mijn waterhoofd. Daar valt verder niet veel over te vertellen.

Toen ik 12 was zijn mijn ouders gescheiden. Zowel mijn broer als ik kregen een oproep van de griffier. Daar schrok ik wel van, dat had ik nooit gedacht. Ik kan me trouwens wel een keer herinneren dat mijn ouders ruzie hadden. Gescheld over en weer. Ik weet nog dat ik boven was en hun kon horen. Dat was toen ik een jaar of tien was. Ik was bang.
Er waren wel altijd duidelijk problemen geweest tussen mijn ouders, dat wist ik wel.
Na de scheiding werd ik toegewezen aan mijn vader. Dat betekende in de praktijk dat ik in de weekenden en vakanties naar mijn vader ging. Mijn moeder kreeg de andere twee kinderen toegewezen. Mijn broer en zus gingen dus bij haar wonen.
Door deze omstandigheden kreeg ik minder contact met mijn moeder. Dat was niet leuk, want het contact dat ik met haar had, was altijd beter geweest dan het contact met mijn vader.
Toen ik het hoorde was ik heel verdrietig omdat mijn ouders gingen scheiden. De toewijzing aan mijn vader liet me verder koud op dat moment. Dat maakte me toen niet uit, er was geen echte voorkeur voor een van beiden.
In die tijd heb ik wel met mijn groepsleiding gepraat over de scheiding. Die heeft me wel geholpen. Inmiddels maakt de scheiding tussen mijn ouders me niets meer uit. Ik was er tamelijk snel overheen.

 



- Het internaat in Z.

- Terug naar het begin

Inhoudsopgave van Geen Goed Leven, Geen Goede Dood

Contact: titusrivas@hotmail.com

Artikelen van Titus Rivas over sociale kwesties (inclusief columns)