Titel

Dieren als geestelijke wezens

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 15 November, 2006)

Samenvatting

Titus Rivas schreef namens Stichting Athanasia een artikel over dieren beschouwd als geestelijke wezens.


Tekst


Dieren als geestelijke wezens

door Titus Rivas, namens Stichting Athanasia

Volgens de hoofdstromen in de oosterse filosofie zijn dieren net als mensen geestelijke wezens, oftewel zielen geïncarneerd in een stoffelijk lichaam. Helaas geldt dit niet voor de gangbare westerse wetenschap. Als er al wordt aangenomen dat er een geest of ziel bestaat, dan meestal uitsluitend in het geval van de mens. Van dieren neemt men nog steeds te vaak aan dat zij over het algemeen een soort natuurlijke robots zijn zonder bewuste gedachten of gevoelens. Dit wordt ook weerspiegeld in de manier waarop men in het Westen met landbouwhuisdieren en proefdieren omgaat.

De duistere erfenis van René Descartes
In de christelijke wijsbegeerte neemt men doorgaans wel aan dat dieren een soort ziel hebben waardoor ze kunnen waarnemen, voelen en bewegen. Vandaar dat de heilige Franciscus van Assisi zich ook geestelijk verwant kon voelen aan zijn broeders de dieren.
Alleen zou de dierlijke ziel volgens de meeste christenen wel sterfelijk zijn en dus ook samen met het stoffelijke lichaam vernietigd worden door de dood. Nu hebben dieren al erg weinig status binnen dit wereldbeeld, hetgeen samenhangt met de christelijke heilsleer die de mens volledig centraal stelt. Toch kan het altijd nog erger, zoals blijkt uit de filosofie van de Franse auteur René Descartes. Deze 17e eeuwse wiskundige, geleerde en wijsgeer verkondigde dat dieren helemaal geen ziel hebben. Volgens hem vallen dieren volledig samen met hun lichaam en hebben ze geen gevoelens, verlangens of gedachten. Ze zijn nog het beste te vergelijken met 'automaten', een soort vroege, mechanische robots uit zijn tijd. Om die reden mag je dieren ook gebruiken als nuttige apparaatjes, en ze bijvoorbeeld, terwijl ze nog leven, helemaal uit elkaar halen (vivisectie). Als een hond gaat gillen wanneer je zijn buik opensnijdt, kan dat volgens Descartes niets te maken hebben met echte pijn. Een hond is immers een robot zonder gevoel en daarom kun je het gegil nog het beste vergelijken met het geluid van een machine. Een fluitketel schrijf je toch ook geen gevoel toe, en dat moet je dus ook niet doen bij honden of andere dieren, volgens Descartes.
Helaas is er een hele traditie ontstaan die voortbouwt op dit krankzinnige beeld van dieren. Descartes was zelf geen materialist, omdat hij in menselijke zielen en een god geloofde, maar materialisten hebben zijn dierbeeld natuurlijk wel overgenomen. Vanaf dat moment werd het opeens wetenschappelijker om niet te geloven in gevoelens of gedachten bij dieren dan om daar wel van uit te gaan. Er ontstond zo in de 20e eeuw een stroming binnen de wetenschap, het behaviorisme, die diergedrag volledig los van dierlijk bewustzijn wou bestuderen. Er zou volgens het behaviorisme geen reden zijn om aan te nemen dat dieren van binnen allerlei subjectieve ervaringen ondergaan, en als dat toch nog waar zou zijn, dan zouden we er niets van te weten kunnen komen. Het behaviorisme heeft de dierpsychologie tientallen jaren lang in zijn greep gehouden en zelfs veel invloed gehad op de menselijke psychologie. Pas sinds de opkomst van de computer is het behaviorisme naar de marge van de psychologie teruggedrongen.

Dieren als cognitieve wezens
Het behaviorisme speelt nauwelijks meer een rol binnen de psychologie en is verdrongen door het cognitivisme - afgeleid van de term cognitie (denkprocessen, kennis) - dat uitgaat van een zogeheten computermetafoor voor de geest. Net zoals een computer allerlei berekeningen kan uitvoeren, zo zou het brein zintuiglijke informatie verwerken en op basis daarvan een beeld vormen van de omgeving. Dit geldt volgens het cognitivisme niet alleen voor de mens, maar in feite voor alle dieren met een zenuwstelsel. Op die manier is het ook binnen de gevestigde wetenschap inmiddels steeds respectabeler aan het worden om onderzoek te doen naar denkprocessen bij dieren. Bijvoorbeeld naar de soorten concepten die ze hanteren of naar de mate waarin communicatie bij dieren lijkt op de menselijke taal en in hoeverre ze daarbij echt gedachten op elkaar overbrengen. Ook het vermogen om mensentaal te begrijpen en symbolen aan te leren wordt volop onderzocht. Dieren blijken in al dit soort opzichten beduidend meer te kunnen dan veelal wordt gedacht. Zo stelde Dr. Irene Pepperberg vast dat haar grijze papegaai Alex allerlei woorden zinvol kon leren gebruiken, en zijn dolfijnen in staat om opdrachten uit te voeren die afhankelijk zijn van de volgorde waarin trainers hun bepaalde tekens geven. De bonobo Kanzi kan een toetsenbord met allerlei symbolen gebruiken om te communiceren met onderzoekster Sue Savage-Rumbaugh (Rivas, 2003b).
Van enkele diersoorten is verder bekend dat ze zichzelf kunnen herkennen in een spiegel. Onderzoekers verdoofden individuele dieren en smeerden vervolgens wat reukloze verf op hun gezicht. Met name mensapen en dolfijnachtigen blijken uit hun spiegelbeeld af te kunnen leiden dat er iets op hun gezicht zit. Hieruit mag je concluderen dat ze tenminste enig zelfbesef bezitten (Rivas, 2005).

Dieren als subjectieve wezens
Veel voorstanders van onderzoek naar dierlijke cognitie verwerpen de grondstelling van Descartes dat dieren robots zonder gevoel zijn. Zo stelt Donald Griffin dat allerlei cognitieve processen bij dieren gepaard moeten gaan met bewustzijn (subjectieve beleving), omdat dat ook bij mensen het geval is. Als wij mensen ergens over nadenken, gebeurt dat doorgaans in de vorm van bewuste gedachten. Niet dat allerlei onbewuste processen daar geen rol in spelen, maar ons denken verloopt niet alleen maar als een soort onbewust automatisme. Door de grote biologische overeenkomsten tussen mensen en dieren en door onze evolutionaire verwantschap ligt het voor de hand dat dieren - als ze geen robots zijn - ook geestelijk op ons lijken. Deze redeneertrant wordt ook wel analogie-redenering of analogie-postulaat genoemd. Tegenstanders beweren echter dat het volstaat om computerachtige rekenprocessen aan te nemen in het dierlijke brein, en dat het dus niet nodig is om ook nog eens te veronderstellen dat dieren een innerlijk, geestelijk leven hebben. Of de ontkenning van de subjectieve beleving van dieren onredelijk is of niet, zou er volgens hen niet toe doen. Je zou toch niet kunnen bewijzen of dieren bewustzijn hebben. In die zin lijkt dit type cognitivisten dus op de oude behavioristen en zelfs op Descartes zelf.
Een gebied dat hier het slachtoffer van is geworden, is het onderzoek naar dierlijke gevoelens. Het heeft immers weinig zin om je af te vragen of dieren bepaalde gevoelens kennen, als je niet eens mag aannemen dat ze überhaupt iets beleven. Er bestaat bijvoorbeeld overdreven veel skepsis over pijn bij dieren en sommige 'deskundigen' zoals Bob Bermond beweren zelfs botweg dat de meeste diersoorten geen pijngevoelens kennen zodat je ook geen rekening hoeft te houden met dierenleed.
Gelukkig bestaan er wel onderzoekers die aandacht hebben voor het rijke scala aan gevoelens in het dierenrijk, zoals Jeffrey Masson en Susan McCarthy (1999). Verzorgers van honden en katten weten natuurlijk allang dat hun huisgenoten zich bijvoorbeeld angstig, blij, speels, nerveus of opgewonden kunnen voelen en dat maakt het des te schrijnender dat daar in de wetenschap nog steeds weinig oog voor is. Het is moeilijk over het hoofd te zien dat dit alles ook samenhangt met de brute manier waarop dieren worden behandeld in de bio-industrie. De Nederlandse biologe Françoise Wemelsfelder deed bijvoorbeeld onderzoek naar verveling bij varkens en de resultaten van haar onderzoek zijn veel boeren nou niet direct welgevallig (Rivas, 2003a).

Dieren als zielen
Binnen de gevestigde wetenschappen wordt nog steeds relatief weinig stilgestaan bij dieren als psychologische, gevoelige wezens. Dit werkt zelfs nog door in de parapsychologie. Slechts een relatief klein aantal parapsychologen houdt zich bezig met paranormale ervaringen bij dieren of een dierlijk hiernamaals. Sommigen denken zelfs dat de parapsychologie moet aantonen dat mensen radicaal anders zijn dan dieren, doordat wij wel onsterfelijke zielen zouden zijn en leden van andere diersoorten niet (Rivas, 2000).
Vanuit dit typisch westerse vooroordeel zijn sommige parapsychologen dus ook niet blij met onderzoek van Rupert Sheldrake en Aimée Morgana naar telepathie bij o.a. honden en papegaaien. Hieruit blijkt dat dieren geestelijk sterk verbonden kunnen zijn met mensen en dat ze in staat zijn specifieke boodschappen op te vangen. Paragnosten zoals Focco Huisman, die geestelijk kunnen communiceren met dieren, zijn om een vergelijkbare reden ook al niet erg populair. Dat is zeker kwalijk, want zonder dat men nu zomaar alles moet aannemen wat er op dit gebied wordt beweerd, is het toch niet teveel gevraagd om er tenminste echt voor open te staan.
Iets dergelijks geldt evenzeer voor onderzoek naar communicatie of verschijningen van overleden dieren. Kim Sheridan (2004) heeft hier onlangs een heel boek aan gewijd. Een mooi voorbeeld uit haar collectie betreft een golden retriever uit Montpelier (Vermont), Hobbes genaamd. Nadat deze hond aan longkanker was overleden, plakten zijn verzorgers Robert en Kathy Simmons een heleboel portretten van hem op de koelkast. Een week later vroeg een vriendin van hun zoon Moe hem waarom er allemaal foto's van Hobbes op de ijskast waren geplakt. Moe antwoordde haar dat ze dienden als aandenken aan hun overleden hond. De vriendin wou dit niet geloven, omdat ze de hond gewoon had zien zitten toen ze het huis van de Simmons binnen was gegaan, en hem daarbij zelfs geaaid had!

Er is alle reden om ons te bevrijden van de vervreemdende en dieronvriendelijke ideeën uit het traditionele christendom en de westerse wetenschappelijke traditie (Rivas, 2003a). De dierpsychologie en zelfs de psychologie in het algemeen kunnen pas volwassen worden als de ziel van dieren niet langer zo schaamteloos wordt ontkend.

Literatuur
- Bardens, D. (1987). Psychic Animals. Berks: Capall Bann Publishing.
- Huisman, F. (1985). Zo praat je met dieren. Deventer: Ankh-Hermes.
- Huisman, F. (1998). Bewustzijn bij dieren. Deventer: Ankh-Hermes.
- Masson, J., & McCarthy, S. (1999). Wanneer olifanten huilen: Het gevoelsleven van dieren. Vassallucci.
- Rivas, T. (2000). Bestaat er een dierlijke ziel? Gezond Idee!, 46, 12-13.
- Rivas, T. (2003a). Onrechtvaardig diergebruik. Delft: Koopman & Kraaijenbrink.
- Rivas, T. (2003b). Hebben dieren veel te vertellen? Prana, 139, 59-68.
- Rivas, T. (2005). Dieren die weet hebben van zichzelf. Vega!,64, 20-21.
- Schul, B. (1977). The Psychic Power of Animals. Londen: Coronet Books.
- Sheldrake, R. (1999). Honden weten wanneer hun baas thuiskomt: Een onderzoek naar de mysterieuze vermogens van dieren. Kosmos Z &K.
- Sheldrake, R., & Morgan, A. (2003). Testing a Language-Using Parrot for Telepathy. Journal of Scientific Exploration, 17, 601-615.
- Sheridan, K. (2004). Animals and the afterlife. Escondido: EnLight House Publishing.


Dit artikel werd in 2005 gepubliceerd in Paraview.

Contact: titusrivas@hotmail.com