Waarom materialisten géén punt hebben
Geplaatst door
Titus Rivas (publicatiedatum: 7 June, 2017)
Samenvatting
Titus Rivas legt uit waarom het gegeven dat de geest (soms vérgaand) beïnvloed kan worden door de hersenen geen argument voor ontologisch materialisme en tegen dualisme vormt.
Waarom materialisten géén punt hebben
Ik ben al bijna mijn hele volwassen leven een substantiedualist. In de loop der tijd ben ik gewend geraakt aan drogredenen die tegenstanders bijna als vanzelfsprekend tegen het substantiedualisme aanvoeren.
Tot mijn verbazing heeft één van de voornaamste argumenten waar materialisten waarde aan lijken te hechten betrekking op het gegeven dat de geest beïnvloed kan worden door de hersenen. Ik heb nooit zo goed begrepen waarom materialisten neurowetenschappelijk bewijsmateriaal voor somatogene invloeden zo belangrijk vinden voor de beoordeling van de innerlijke samenhang van interactionistisch substantiedualisme.
Laat me dit nader toelichten: in tegenstelling tot het idealisme of het parallellistische panpsychisme, aanvaardt het interactionistische dualisme een daadwerkelijke wisselwerking tussen de geest en het brein of de materie. Het beschouwt de interacties tussen deze twee verschillende, onreduceerbare ontologische domeinen als natuurlijk, hoewel niet logisch afleidbaar (dat zou namelijk alleen het geval kunnen zijn als één van genoemde domeinen herleidbaar was tot het andere, of als beide domeinen reduceerbaar waren tot een derde domein.) Dit betekent dat wat we empirisch ook allemaal vaststellen aangaande de interactie tussen de hersenen en de geest moeiteloos kan worden opgenomen binnen een dualistische ontologie, of het nu gaat om alledaagse vermoeidheid door lichamelijke inspanning, de ziekte van Alzheimer of vérgaande psychogene effecten op het brein. Volgens het interactionistische dualisme, doen we door middel van empirisch onderzoek kennis op over al deze invloeden van het brein op de psyche en vice versa, en hebben die invloeden allemaal te maken met één of meer specifieke natuurwetten rond interactie.
Het dualisme kan wat dit betreft duidelijk meer data aan dan het materialisme, omdat het
(a) niet ontkent dat er, zoals de alledaagse ervaring leert, een onreduceerbare, onstoffelijke persoonlijke geest of bewustzijn bestaat,
en
(b) de wisselwerking tussen geest en hersenen niet probeert te herleiden tot beginselen van de fysieke werkelijkheid, maar pogingen om dat te doen bij voorbaat als incoheren en daarom zinloos beschouwt.
Het materialisme stelt dat de wisselwerking tussen geest en hersenen alleen mogelijk is als de geest helemaal niet onreduceerbaar (maar bijvoorbeeld alleen als illusie) bestaat of alsnog fysiek is.
Aldus probeert het materialisme te ontkennen dat het dualisme volkomen verenigbaar is met het bestaan van een wisselwerking tussen geest en hersenen en ziet het over het hoofd dat interactie zelfs een inherent onderdeel vormt van het interactionistische dualisme.
Het realiseert zich niet dat het binnen de ontologie van het substantiedualisme geen zin heeft voornoemde wisselwerking te herleiden tot zuiver natuurkundige wetmatigheden, aangezien de geest nu eenmaal niet fysiek is.
Met andere woorden: materialisten hebben niet alleen geen punt, maar ze hebben zelfs geen idee hoe het substantiedualisme logisch in elkaar steekt.
Ik ben dit merkwaardige argument tegen het dualisme inmiddels zo vaak tegengekomen dat ik besloten heb tegenstanders voortaan naar dit stukje te verwijzen. Ze moeten het me maar vergeven dat ik het argument in het vervolg niet meer serieus wens te nemen.
Dit is een vrije vertaling van Why materialists do not have a point: a brief note, geplaatst op txtxs.nl op 26 oktober 2016.