Brein en bewustzijn: hoe mysterieus is het verband ertussen?
Geplaatst door
Titus Rivas (publicatiedatum: 7 June, 2017)
Samenvatting
Mysterianisme, nieuw-mysterianisme en dualisme in verband met het zogeheten hard problem van David Chalmers bij de naturalistische filosofie van de verhouding tussen brein en geest.
Brein en bewustzijn: hoe mysterieus is het verband ertussen?
Titus Rivas en Anny Dirven, voor Stichting Athanasia
In het rooms-katholicisme noemt men leerstellingen die je als mens niet goed zou kunnen begrijpen van oudsher “mysteries van het geloof”. Een bekend voorbeeld is het dogma dat God eenmalig geïncarneerd zou zijn, namelijk in Jezus Christus. Daarbij zou hij helemaal mens zijn geworden maar ook helemaal God zijn gebleven. Niet-gelovigen beschouwen dit soort dogma's als onbegrijpelijke onzin, maar theologen wijzen er op dat er nu helemaal dingen zijn die ons verstand te boven gaan.
Mysteries buiten een religieuze context
Met de term mysterie duiden we meestal iets aan wat nog niet goed begrepen wordt. We kunnen het bijvoorbeeld hebben over het mysterie va de Bermuda Driehoek of over een mysterieuze verdwijning.
Sommige mensen zijn een beetje verslaafd aan mysteries en vinden het zelfs jammer wanneer ze opgelost worden. In de parapsychologie kennen we bijvoorbeeld mysterie-jagers die speuren naar verschijnselen waarvan nog niet duidelijk is hoe ze verklaard moeten worden. De vraag of ze echt paranormaal zijn of niet lijkt in dat geval minder belangrijk dan het feit dat er nog geen adequate verklaring voor bestaat. Zulke onderzoekers zijn dus ook minder bezig met theorievorming, omdat die het mysterie uiteindelijk tot algemene principes zou kunnen terugvoeren. Dat is nu juist niet de bedoeling voor hen.
Ook in de filosofie komen volgens bepaalde denkers mysteries voor. Dit zijn dan vraagstukken die nog niet opgelost lijken te kunnen worden. Bijvoorbeeld de kwestie van de rol van het kwaad binnen de werkelijkheid. Of de vraag naar de oorsprong van onze morele intuïties.
In het algemeen gaat het bij filosofische mysteries om verschijnselen waarvan het bestaan niet in twijfel wordt getrokken, terwijl ze vooralsnog niet lijken te passen binnen het gehanteerde wereldbeeld.
Bewustzijn in een fysieke wereld
Binnen de hedendaagse filosofie van de geest speelt het volgende vraagstuk een centrale rol. Hoe valt het te rijmen dat ons lichaam helemaal uit materie bestaat en we desondanks bewustzijn ondergaan? Van oudsher zijn hier drie hoofdantwoorden op geformuleerd:
(1) Het bewustzijn hoort niet bij de materiële realiteit maar bij een ziel die slechts in wisselwerking staat met het lichaam, zonder eruit voort te komen.
(2) Het bewustzijn en het lichaam horen van nature bij elkaar. Dit kan zo worden opgevat dat de hele materie gepaard gaat met vormen van geest of bewustzijn. Maar ook de theorie dat een bepaalde organisatie van de hersenen leidt tot een bepaalde vorm van bewustzijn is er een voorbeeld van.
(3) Het gaat volgens sommigen om een schijnprobleem. Bijvoorbeeld omdat bewustzijn niets anders zou zijn dan de werking van bepaalde delen van de hersenen. Of juist omdat het lichaam een soort “gematerialiseerde geest” zou zijn. Het vraagstuk van de verhouding tussen bewustzijn en lichaam (of hersenen) is natuurlijk alleen aan de orde als het bewustzijn en het lichaam allebei echt bestaan.
Naturalisme binnen de filosofie van de geest
Zoals we al eens eerder hebben geschreven, zijn de meeste filosofen van de geest tegenwoordig “naturalisten”. Daarmee wordt niet bedoeld dat ze lid zijn van een natuurbeschermingsorganisatie. Ze hangen de theorie aan dat de hele werkelijkheid is ontstaan uit de materie. Als er al een bewustzijn bestaat, dan hoort dat volgens die filosofen van nature bij de materie. Hetzij omdat de hele fysieke werkelijkheid bezield is, hetzij omdat bepaalde materiële structuren (bijvoorbeeld de hersenen) bewustzijn zouden voortbrengen.
De meeste naturalisten vinden alleen bovenstaande antwoorden (2) en (3) op het vraagstuk van bewustzijn in een fysieke wereld acceptabel. Ze wijzen antwoord (1) dus bij voorbaat af, omdat het niet strookt met hun theorie dat de hele werkelijkheid uit de materie voortkomt.
De discussie concentreert zich overigens meestal op de vraag hoe bewustzijn en de materie bij elkaar zouden kunnen horen (antwoord 2). Er zijn trouwens zeker ook invloedrijke denkers, zoals Daniel C. Dennett, die stellen dat het om een schijnprobleem gaat (antwoord 3).
De bekendste hedendaagse filosoof die het vraagstuk van de verhouding tussen geest en lichaam op de kaart gezet heeft, is de Australische naturalist David Chalmers. Hij spreekt van een “hard problem”; een moeilijk probleem of lastig vraagstuk. Volgens hem is het duidelijk dat bewustzijn echt bestaat en dat het om iets anders gaat dan hersenprocessen. Tegelijkertijd neemt hij als naturalist aan dat er geen ziel bestaat die in wisselwerking staat met het brein. Een leven na de dood, reïncarnatie of paranormale waarnemingen zijn dus werkelijk onbestaanbaar voor Chalmers.
Het lastige vraagstuk laat zich voor Chalmers daarom formuleren als: Hoe kan het dat we bewuste ervaringen ondergaan die zelf niet fysiek zijn maar wel geheel en al voortgebracht worden door de hersenen?
Mysterianisme
Tegenstanders van het naturalisme wijzen erop dat het bestaan van bewustzijn helemaal niet te rijmen valt met een materialistisch wereldbeeld. Het bewustzijn heeft namelijk subjectieve en kwalitatieve eigenschappen die ontbreken binnen de fysieke realiteit. Bovendien moet er een ziel of zelf zijn waaraan het bewustzijn zich voltrekt. Die ziel kan niet zomaar ontstaan zijn uit de neurologische werking van de hersenen. Zodra we dit beseffen, is er geen reden meer om parapsychologisch bewijsmateriaal te negeren en bijvoorbeeld een voortbestaan na de dood bij voorbaat af te wijzen.
Naturalisten stellen daarentegen dat er geen enkele reden is om het bestaan van een ziel die “van buiten” komt serieus te nemen. Ze betitelen de theorie van zo'n ziel die in interactie staat met de hersenen als “mysterianisme”. Daarmee bedoelen ze dat tegenstanders hoe dan ook vast willen houden aan de veronderstelling dat er een mysterie in het spel is, om op die manier niet aan het naturalistische wereldbeeld te hoeven. Veel naturalisten onderkennen dus wel dat er een reëel vraagstuk is, maar ze willen dat vraagstuk alleen binnen een naturalistisch denkkader te lijf gaan.
Aanhangers van een ziel, zoals wijzelf, zijn niet gelukkig met de term “mysterianisme”. We stellen namelijk helemaal niet dat de verhouding tussen bewustzijn en lichaam een onoplosbaar mysterie is. Integendeel, we hangen er een duidelijke theorie over aan. Het bewustzijn komt niet op een mysterieuze manier voort uit het brein, maar hoort bij een ziel die met dat brein interacteert. Het enige dat daaraan “mysterieus” mag heten is dat de specifieke interactie- wetmatigheden nog lang niet in kaart gebracht zijn (zie het vorige stuk in deze bundel). Maar dat is een heel ander soort mysterie dan hier aan de orde is.
Nieuw mysterianisme
De benaming mysterianisme is dus niet van toepassing op tegenstanders van het naturalisme. Er zijn echter naturalistische denkers die zichzelf met een Engels woord “mysterians” noemen. Om ze te onderscheiden van mensen die geloven in een ziel, worden ze ook wel als new mysterians aangeduid. Beroemde filosofen die tot deze stroming worden gerekend zijn Colin McGinn, Thomas Nagel, John Searle en Noam Chomsky. Ook de sceptische neuroloog Sam Harris en de psycholoog Steven Pinker worden vaak genoemd in dit verband.
De aanhangers van het nieuwe mysterianisme zijn per definitie naturalisten. Ze geloven dus niet in een onafhankelijke ziel of paranormale verschijnselen. Wel onderkennen ze het lastige vraagstuk (hard problem) van David Chalmers. Het bewustzijn komt volgens deze naturalisten met andere woorden ongetwijfeld voort uit neurologische processen in de hersenen. Maar het blijft volstrekt onduidelijk hoe dat mogelijk is.
Tegenstanders van het naturalisme, zoals wijzelf, concluderen uit de onoplosbaarheid van het “lastige vraagstuk” van Chalmers dat het bewustzijn domweg geen product van de hersenen kan zijn. “New mysterians” trekken een andere conclusie. Volgens hen staat het bij voorbaat vast dat het bewustzijn gegenereerd wordt door de hersenen. Daar valt dus niet aan te tornen. Tegelijkertijd onderkennen ze dat we niet (zouden) begrijpen hoe het bewustzijn dan ontstaat vanuit het brein. Ze redeneren als volgt: “We weten dat bewustzijn door hersenprocessen wordt voortgebracht, ook al kunnen we niet bedenken hoe dit gebeurt. Het probleem ligt dus niet bij het naturalistische wereldbeeld, maar bij ons verstand. De verhouding tussen lichaam en geest gaat ons menselijk begripsvermogen te boven, waardoor het bij voorbaat een mysterie moet blijven.”
Deze stelling lijkt op het eerste gezicht sterk op de verdediging van katholieke dogma's als mysteries van het geloof. Toch is dat maar schijn. Bij religieuze mysteries gaat het om “hogere” zaken die alleen door hogere wezens zoals God begrepen kunnen worden. Volgens het nieuwe mysterianisme is er iets anders in het spel dat ons helemaal niet met ontzag moet vervullen.
De beperktheid van het menselijke verstand
Binnen het naturalistische wereldbeeld is het denkvermogen van de mens een gevolg van de biologische evolutie. Het is toegerust om de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid te doorgronden en zo de kansen op overleven en voortplanting te optimaliseren. Alle vraagstukken die niet direct te maken hebben met de tastbare realiteit zijn daarom moeilijk voor mensen. Dit geldt met name voor abstracte vraagstukken, bijvoorbeeld uit de wiskunde, logica of filosofie.
Volgens “new mysterians” zijn er ook vraagstukken die helemaal niet oplosbaar zijn voor mensen. Het gaat dan bijvoorbeeld om kwesties die betrekking hebben op delen van de werkelijkheid die niet zintuiglijk waarneembaar zijn. We kunnen wel merken dat we bewuste ervaringen hebben, maar we kunnen niet begrijpen hoe die bewuste ervaringen voortkomen uit de fysieke werkelijkheid. Zo'n verband is namelijk zelf niet zintuiglijk waarneembaar en behelst ook meer dan een abstractie (afgeleid uit zintuiglijke waarnemingen). Daarom stellen McGinn en anderen dat we niet in staat zijn te begrijpen hoe het lastige vraagstuk opgelost moet worden. Het zal voor altijd een mysterie blijven.
Let wel, dat we het bestaan van bewustzijn te midden van een fysieke realiteit niet begrijpen, betekent voor de aanhangers van deze stroming niet dat dit moet samenhangen met een geestelijke orde die die fysieke realiteit overstijgt. Het gaat uitsluitend om een beperking van onze denkvermogens. Tegenstanders hoeven dan ook alleen maar aan te tonen dat ons verstand minder beperkt is dan men denkt. Op zich is dat binnen het naturalistische wereldbeeld niet zo moeilijk voorstelbaar. Het is mogelijk dat het verstand ontstaan is om bepaalde concrete problemen op te lossen, maar toch zo in elkaar steekt dat het nog veel meer aan kan. Het gaat dus nogal ver om zómaar te stellen dat iets ons verstand te boven gaat.
Onbegrijpelijk versus onwaar
Het mysterianisme stelt dat het “lastige vraagstuk” van het ontstaan van bewustzijn uit hersenprocessen onbegrijpelijk voor ons is. Het heeft in die zin gelijk dat áls bewustzijn uit de hersenen voort zou komen niet te begrijpen valt hoe dat zou kunnen gebeuren. Dat heeft echter niets te maken met een beperking van ons menselijk verstand waardoor we niet zouden inzien waarom sommige hersenprocessen bewustzijn voortbrengen. Het is niet te begrijpen, omdat het niet waar is!
De “new mysterians” willen koste wat kost vasthouden aan een voorstelling van zaken die helemaal niet vanzelfsprekend is. Er is zoals gezegd een belangrijk alternatief, namelijk dat er een onafhankelijke geest of ziel is die slechts in wisselwerking staat met de fysieke hersenen. Als men dat alternatief eindelijk eens serieus zou nemen, zou er bovendien een heleboel ruimte komen voor het bestuderen van paranormale fenomenen. Die worden nu meestal niet alleen “mysterieus” gevonden maar regelrecht onbestaanbaar. Terwijl dat juist voor de these van de creatie van bewustzijn door de hersenen zou moeten gelden.
Literatuur
– Chalmers, D. (1996). The Conscious Mind. New York: Oxford University Press.
– Dennett, D.C. (1991). Consciousness explained. Penguin.
– Harris, S. (2011). The mystery of consciousness.
https://www.samharris.org/blog/item/the-mystery-of-consciousness-ii
– McGinn, C. (1993), Problems in Philosophy: The Limits of Inquiry. Blackwell.
– McGinn, C. (2012). All machine and no ghost?
http://www.newstatesman.com/ideas/2012/02/consciousness-mind-brain
– Nagel, Th. (2012). Mind and cosmos. New York: University Press.
– Rivas, T. (2012). Geesten met of zonder lichaam. Lulu.com.
Dit artikel werd gepubliceerd in Paraview, 19, 2, 12-15, mei 2016.
Contact: titusrivas@hotmail.com
Latere toevoeging
Mysterians stellen dat de menselijke cognitie niet berekend is op abstract denken over zaken die niet rechtstreeks te maken hebben met vraagstukken in de concrete, zintuiglijk waarneembare fysieke werkelijkheid. Maar hun eigen positie is natuurlijk ook uiterst abstract en heeft betrekking op onzichtbare, cognitieve processen (zelfs als die processen zich in het brein zouden voltrekken, zou niemand ze als zodanig [in tegenstelling tot hun veronderstelde neurologische substraten] direct zintuiglijk hebben waargenomen), en die hoge mate van abstractie is eveneens aan de orde bij hun ontologische vooronderstellingen (naturalisme, etc.). Als ze gelijk hadden dat we gewoon niet goed in staat zijn om een dergelijk, 'onthecht' niveau van abstractie te begrijpen, dan moet dat natuurlijk ook voor hun eigen positie gelden. Het lijkt dus te gaan om een positie die zichzelf logisch ondergraaft.