The Bodhisattva's Brain (Recensie)
Geplaatst door
Titus Rivas (publicatiedatum: 1 May, 2016)
Samenvatting
Boekbespreking door Titus Rivas van het boek "The Bodhisattva's Brain: Buddhism Naturalized" van Owen Flanagan
Boekbespreking
Owen Flanagan. The Bodhisattva's Brain: Buddhism Naturalized. Cambridge (Mass.)/Londen: The MIT Press, 2011. ISBN 9-780262-016049-9000.
The Bodhisattva's Brain is een van de merkwaardigste boeken die ik de laatste tijd heb gelezen. De auteur, Owen Flanagan, onderzoekt of het boeddhisme materialistische naturalisten zoals hemzelf iets te bieden kan hebben. Natuurlijk doelt hij dan niet op 'hocuspocus'-concepten, zoals spirituele werelden, deva's, een onstoffelijk bewustzijn of wedergeboorte. Flanagan beschouwt dit alles namelijk als de bijgelovige, irrationele kant van het boeddhisme waar verlichte westerlingen zoals hij niets aan hebben. Voor de auteur staat namelijk vast dat het naturalisme waar is en dat er dus geen ziel, geen paranormale verschijnselen en geen leven na de dood kunnen zijn. De geest is binnen zijn wereldbeeld slechts een functie van de hersenen en het is ronduit achterlijk en volkomen achterhaald om dat tegenwoordig nog anders te willen zien. Deze positie wordt grotesk wanneer Flanagan toegeeft dat de neurowetenschappen niets kunnen aanvangen met mentale inhouden en dat hersenonderzoek naar geluk maar bar weinig heeft opgeleverd. Zijn dogmatische materialisme is zo onbuigzaam dat het zelfs in zulke gevallen niet ter discussie kan komen te staan. Flanagan vindt het dan ook zeer stuitend dat de Dalai Lama weigert de hele geest tot het brein te herleiden. Volgens hem is geen enkele (serieus te nemen) hedendaagse filosoof nog een substantiedualist...
Toch blijven er genoeg boeddhistische inzichten over die volgens Flanagan 'genaturaliseerd' kunnen worden. Zoals het verband tussen bepaalde boeddhistische waarden en het bereiken van een deugdzaam en gelukkig leven. Maar ook specifieke overtuigingen over hoe de werkelijkheid in elkaar steekt, zoals dat er geen zelf of ziel bestaat (de bekende 'anatta'-leer) en dat alles voortdurend verandert (impermanentie).
Wat dit boek zo merkwaardig maakt, is dat het boeddhisme zelf vanzelfsprekend in het geheel geen naturalistische visie op de realiteit verkondigt. De dogmatische notie van een volledig aan de hersenen gebonden geest past bijvoorbeeld totaal niet in het boeddhistische wereldbeeld. Dit is geen onbelangrijk detail, maar een essentieel verschil tussen beide stromingen. Hetzelfde geldt voor het feit dat het boeddhisme ver (sommigen zouden zeggen: te ver) gaat in het in twijfel trekken van alle mogelijke kennis van de werkelijkheid. Terwijl het naturalisme nu juist volledig focust op zulke kennis, met name in de natuurwetenschappelijke vorm. Flanagan probeert ook deze kloof onzichtbaar te maken, maar hij slaagt daar zeker niet in.
Een en ander levert soms vermakelijke capriolen op. Zoals wanneer Flanagan stelt dat men het nirwana naturalistisch beschouwd domweg moet opvatten als 'volledig dood zijn' en vervolgens verkondigt dat iedereen deze gewenste toestand na zijn of haar overlijden automatisch zal bereiken. Als het nirwana werkelijk zo wenselijk is, kun je dit bijna alleen interpreteren als een oproep tot suïcide, waarmee ik niet wil zeggen dat Flanagan deze bedoeling heeft gehad.
Tot zijn verdediging kan wel worden aangevoerd dat hij zelf erkent een uiterst particuliere visie op het boeddhisme te ontwikkelen die in veel opzichten erg ver afstaat van oorspronkelijkere boeddhistische stromingen.
In wijsgerig opzicht kan The Bodhisattva's Brain interessant zijn voor mensen die geïnteresseerd in diverse technische analyses van begrippen als geluk en mededogen en hun onderlinge vervlochtenheid, zowel binnen het boeddhisme als daarbuiten (bijvoorbeeld bij Aristoteles).
Verder maakt het boek de mogelijke beweegredenen van materialistische skeptici zoals Susan Blackmore om toenadering te zoeken tot een 'genaturaliseerd' boeddhisme (in Blackmores geval zenboeddhisme) wat beter invoelbaar. Men wil kennelijk niets te maken hebben met 'oosterse' metafysica maar denkt wel zijn voordeel te kunnen doen met de kenleer, waardeleer en ethiek van het boeddhisme. Volgens Flanagan zou dit zelfs een algemeen kenmerk van een verwesterd boeddhisme genoemd mogen worden.
Titus Rivas
Deze recensie werd gepubliceerd in Terugkeer 25(3), herfst 2014, blz. 29-30, en Levenslicht 39, zomer 2014, blz. 21.
Contact: titusrivas@hotmail.com