Titel

Jagen is sport noch spel

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 24 April, 2016)

Samenvatting

Recensie door Titus Rivas van "Exposing the Big Game: Living Targets of a Dying Sport" van Jim Robertson.


Tekst


Jagen is sport noch spel

Boekbespreking
Jim Robertson. Exposing the Big Game: Living Targets of a Dying Sport. Hants: Earth Books, 2012. ISBN 978-1-84694-808-4.

Jim Robertson is een Amerikaanse publicist en natuurfotograaf. Zijn boek Exposing the Big Game ontmaskert het jagen als een gewelddadige hobby die niets met echte liefde voor wilde dieren te maken heeft. Robertson ziet zichzelf als een uitgesproken 'anti-hunter', dat wil zeggen als iemand die niet alleen zelf geen affiniteit met jagen voelt, maar dit verschijnsel actief wil bestrijden. Dat geldt voor alle vormen van de jacht, dus bijvoorbeeld ook voor de walvisvangst en het doodknuppelen van jonge zeehondjes. Overigens gaat Robertsons afkeer van 'the big game' gepaard met een diepe verbondenheid met de natuur, die weerspiegeld wordt door het feit dat hij al 25 jaar in een hut in de bergen van Washington woont.
De auteur legt een link tussen jagen en ernstige psychologische problemen en wijst erop dat seriemoordenaars vaak eerst jarenlang achter dieren aan zitten voordat ze aan mensen beginnen. Daarbij noemt hij iemand als Buffalo Bill zelf ook een seriemoordenaar. Niet zo'n vreemde benaming, als je bedenkt dat die mythische figuur en zijn talloze fans samen verantwoordelijk waren voor het afslachten van 60 miljoen bizons.
Zelfs tegenwoordig worden er in wildparken trouwens duizenden bizons gedood onder het mom van natuurbehoud. In dit kader geeft Robertson aan dat de milieubeweging in Amerika voor een belangrijk deel gekaapt is door jagersorganisaties. Hij is trouwens eerlijk genoeg om ook bepaalde tradities van Native Americans te bekritiseren, met name in de vorm van de zogeheten 'buffalo jump' waarbij hele kuddes een ravijn in werden gedreven. Robertson keert zich tegen de romantisering van de band tussen de oorspronkelijke bewoners van Amerika en de bizons. De auteur vermeldt zelfs dat prehistorische jagers verantwoordelijk waren voor het verdwijnen van zo'n 75% van de grote zoogdieren op het Amerikaanse continent.
Algemener wijst de publicist alle rationalisaties van jagers resoluut van de hand. Hij wijst erop dat jagers zo'n sterke behoefte voelen om hun wangedrag te vergoelijken dat ze er inmiddels hele boeken aan gewijd hebben. Zo beweren voorstanders dat afschot van 'overtollige dieren' nu eenmaal onderdeel uitmaakt van een uitgebalanceerd natuurbeheer. Robertson wijst er op dat de natuur het gedurende miljarden jaren prima heeft gered zonder de hulp van bloeddorstige mensen. Er zijn juist door de jacht talloze diersoorten uitgeroeid. Geen enkel individueel dier of diersoort heeft baat bij dit type natuurbeheer dat alleen het 'plezier' van gewetenloze moordenaars ten goede komt.
Navrant genoeg is de voorgewende liefde voor de natuur bij jagers in de regel gekoppeld aan haat jegens roofdieren zoals wolven, die verantwoordelijk worden gesteld voor afnemende populaties van diverse soorten prooidieren. De auteur laat zien dat het verband eerder andersom ligt. Wanneer men in de naam van natuurbehoud jacht maakt op predatoren verstoort dit namelijk het natuurlijke evenwicht. De karikatuur van de 'boze wolf' is slechts een projectie van de rol die homo sapiens zelf binnen de natuur speelt, aldus Robertson.
De haat voor wilde dieren laat zich nog eens extra gelden als deze een bedreiging lijken te vormen voor gedomesticeerde dieren die door mensen uitgebuit worden voor onnodige producten zoals vlees en zuivel. Een veronderstelde indirecte link kan al voldoende zijn om over te gaan tot heuse uitroeiingscampagnes. Zo heeft men in Amerika grote aantallen prairiehonden vergiftigd omdat ze de weidegronden van vee zouden aantasten. Ook het gevaar dat beren zouden vormen voor mensen blijkt enorm te worden opgeblazen als je bedenkt dat er alleen al meer menselijke slachtoffers vallen door ongelukken tijdens de plezierjacht. In Alaska knalt men overigens vanuit vliegtuigen op beren zodat er zoveel mogelijk elanden overblijven voor jagers.
Voorts stelt men dat de 'sport' van de jacht een eerbiedwaardige traditie kent, waar de auteur tegen inbrengt dat tradities alleen eerbiedwaardig kunnen zijn als ze geen onnodig lijden met zich meebrengen. Sommige jagers vinden dat het ieders vrije keuze moet zijn om zich al dan niet met de plezierjacht in te laten. Volgens Robertson betekent dit dat ze jagen neerzetten als een amorele, onschuldige passie, vergelijkbaar met natuurfotografie.
Gelukkig is het aantal actieve jagers in de Verenigde Staten gestaag aan het afnemen en hun dagen lijken dan ook geteld. Ze proberen daarom uit alle macht de aandacht te trekken van de jeugd. Daar staat tegenover dat er juist steeds meer Amerikanen bij komen die op een geweldloze manier van de natuur willen genieten. Bijvoorbeeld door vogels te observeren of mooie foto's van dieren in het wild te schieten. Hoewel er veel eigen afbeeldingen van de auteur in dit boek opgenomen zijn, gaat het gelukkig om prachtige foto's van ongedeerde wilde dieren. Het siert hem bovendien dat hij een strikte ethiek hanteert bij het fotograferen die erop neerkomt dat men de rust en het welzijn van het af te beelden dier nooit op het spel mag zetten. Dieren dienen in het algemeen als individu te worden benaderd volgens Robertson, die behalve de jacht ook het speciƫsisme in het algemeen expliciet blijkt af te wijzen.

Titus Rivas

Dit artikel werd geplaatst in Vegan Magazine, winter 2013/2014, nummer 99, blz. 26.