Titel

Recensie van boek van Michael Sudduth

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 17 January, 2016)

Samenvatting

Boekbespreking van A Philosophical Critique of Empirical Arguments for Postmortem Survival van Michael Sudduth.


Tekst



Boekbespreking

Michael Sudduth. A Philosophical Critique of Empirical Arguments for Postmortem Survival. Palgrave Macmillan, 2016. ISBN 978-1-137-44093-8.

Michael Sudduth was voorheen en gereformeerd-christelijke filosoof, maar hij is inmiddels overgestapt op een vorm van hindoeïsme. Eerder schreef Sudduth een verhandeling over de zogeheten natural religion, een stroming die stelt dat het mogelijk is om rationele argumenten te leveren voor het bestaan van een schepper. In zijn nieuwe boek philosophical critique of empirical arguments for postmortem survival bindt hij de strijd aan met geleerden die beweren dat er goed parapsychologisch bewijsmateriaal bestaat voor een overleven na de dood. Ik ken Michael Sudduth van persoonlijke correspondentie en daarbij werd ik vooral getroffen door zijn enorme eruditie, vernuft en intelligentie. Die komen allemaal ook ruimschoots tot uiting in dit boek. Daarnaast bleek hij echter niet in te gaan op bepaalde cruciale argumenten van mijn kant, zelfs niet nadat ik hem daar in de loop van een heel jaar herhaaldelijk om had verzocht. Ook in dit opzicht lijkt zijn opstelling in A Philosophical Critique erg op zijn houding bij persoonlijke discussies doordat hij in het boek al evenzeer verzuimt nader in te gaan op hoofdargumenten van opponenten.
Sudduth stelt in feite dat voorstanders van de voortbestaanshypothese als verklaring voor bepaalde vormen van empirisch bewijsmateriaal naïef zijn en niet genoeg hebben nagedacht over de kracht van alternatieve verklaringen. De voornaamste alternatieve hypothese is volgens de auteur de Living Agent Psi-hypothese (LAP), die inhoudt dat alles wat op een voortbestaan lijkt te wijzen in werkelijkheid onbewust voortgebracht wordt door psi (paranormale vermogens) van levenden. Hij wijst er op dat een verklaring in termen van survival zelf al impliceert dat er hoe dan ook vérgaande paranormale vermogens moeten bestaan. Overledenen moeten bijvoorbeeld volop kunnen beschikken over telepathie en helderziendheid om de fysieke wereld en haar bewoners gade te kunnen slaan. Waarom zou men dan niet mogen aannemen dat zulke vermogens reeds bij levenden sluimerend aanwezig zijn? Zodra je dat doet, kun je volgens Sudduth echter niet meer staande houden dat de voortbestaanshypothese aannemelijker is dan LAP. Daarbij gaat hij voorbij aan het feit dat paranormale vermogens altijd verbonden zijn aan de geest of het bewustzijn, en ook bij levenden al wijzen op de ultieme onafhankelijkheid van die geest ten opzichte van de hersenen. Overigens biedt Sudduth een redelijk betrouwbare samenvatting van het bewijsmateriaal, inclusief voor paranormale verschijnselen bij nabij-de-doodervaringen.
Via ingewikkelde redeneringen waarbij hij vaak onnodig waarde hecht aan een formele weergave van zijn argumenten, tracht Sudduth aan te tonen dat er geen bewijsmateriaal bestaat waarvoor een voortbestaanshypothese de voorkeur verdient. Hij gaat volgens mij in ten minste drie opzichten de mist in. Ten eerste lijkt hij te denken dat er slechts één hypothese mag worden geformuleerd voor al het bewijsmateriaal tezamen. Maar dit is alleen redelijk als we er van tevoren zeker van kunnen zijn dat alle gevonden fenomenen dezelfde bron hebben. Aanhangers van survival gaan er meestal van uit dat sommige paranormale verschijnselen door Living Agent Psi verklaard moeten worden, en andere door een voortbestaan. Er zijn weliswaar geleerden die geloven dat alle paranormale verschijnselen veroorzaakt worden door geesten van overledenen, maar die vormen tegenwoordig slechts een kleine minderheid.
Ten tweede doet Sudduth alsof zijn tegenstanders LAP voornamelijk afwijzen omdat ze bepaalde paranormale verschijnselen te 'indrukwekkend' vinden om veroorzaakt te kunnen zijn door levenden. Dit standpunt komt weliswaar voor, maar al tientallen jaren vindt men een ander soort argumentatie doorgaans veel belangrijker. Namelijk dat de betrokkenen in allerlei casussen hoogstwaarschijnlijk geen motief kunnen hebben gehad om de verschijnselen zelf onbewust op te wekken. Bijvoorbeeld in het geval van spontane paranormale waarnemingen van gebeurtenissen tijdens een onaangekondigde hartstilstand. Daarbij is er geen reden is om aan te nemen dat de patiënt onbewust gemotiveerd kan zijn geweest om die waarnemingen pas achteraf (na de hartstilstand en voor het ontwaken) te doen. Sudduth levert dus een karikatuur van de argumenten van zijn tegenstanders.
Ten derde komt het motivationele argument weliswaar even ter sprake, maar zo summier dat men er weinig waarde aan kan hechten. Sudduth stelt vooral dat de menselijke geest zo ondoorgrondelijk is dat verschijnselen bij voorbaat altijd verklaard kunnen worden door onbewuste motieven, ook als die heel moeilijk voorstelbaar zijn! Dit ontslaat hem dus ogenschijnlijk van de plicht alle soorten bewijsmateriaal plausibel te verklaren. Als je beweert dat er altijd wel een motief kan zijn voor mensen om onbewust psi te gebruiken om pseudo-aanwijzingen voor een voortbestaan te creëren, zul je dat op zijn minst aannemelijk moeten maken. Wanneer dat niet gebeurt, heb je in feite niet eens een bijdrage geleverd tot de serieuze discussie op dit gebied.
Over motivatie gesproken: wat kan iemand ertoe bewegen om een boek te schrijven tegen de voortbestaanshypothese voor empirisch bewijsmateriaal? Allereerst natuurlijk dat men zelf niet gelooft in een hiernamaals. Dit is echter niet aan de orde in Sudduths geval. Hij is voor zover ik uit persoonlijke correspondentie heb begrepen een aanhanger van een vedantische stroming die wel degelijk uitgaat van een leven na de dood. Het lijkt er daarom op dat hij met dit werk wil aantonen dat mensen een geloof in een voortbestaan uitsluitend dienen te putten uit een niet-rationele, zuiver religieuze overtuiging. Wat Sudduth vergeet, is dat zijn destructieve aanpak voor echte rationalisten eerder tot agnosticisme zal leiden. Vroeger noemde men iemand die zijn intelligentie en welsprekendheid inzette voor het beargumenteren van aantoonbaar onjuiste stellingen een sofist. Hopelijk laat men zich niet te veel imponeren door deze misleidende auteur.

Titus Rivas

Deze recensie is een licht aangepaste versie van een boekbespreking geschreven voor Terugkeer 26(4), winter 2015-2016, blz. 27-28.

Voor een uitgebreidere Engelse versie plus commentaar zie: Review of A Philosophical Critique of Empirical Arguments for Postmortem Survival.

Contact: titusrivas@hotmail.com