Titel

Johanna van Bemmelen

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 9 April, 2015)

Samenvatting

Korte levensbeschrijving van Johanna (Jo) Wols-Van Bemmelen op basis van gesprekken met haar dochter Corrie Rivas-Wols.


Tekst



Johanna van Bemmelen (1898-1975)

Johanna – roepnaam: Jo – van Bemmelen werd op 9 januari 1898 geboren als dochter van Gerardus van Bemmelen en Cornelia de Bruijn in het dorpje Stompwijk in Zuid-Holland. Ze was het zevende van de tien kinderen van het rooms-katholieke gezin.

Ze werd te vroeg geboren zodat ze begon als couveusekindje. Als baby was ze te klein en niet al te sterk. Ze kreeg als kind steeds warme kruikjes van haar moeder omdat ze zelf haar lichaamstemperatuur niet goed kon regelen. Moeder Cornelia was een heel bijdehante vrouw die alles in haar gezin goed kon regelen.

Jo had een goede band met haar broers en zussen. Ze groeiden op in een warm en liefdevol gezin. Je kunt zeggen dat ze best wel een leuke jeugd heeft gehad, ook al zat ze op een nonnenschool als kind en vond ze de nonnen niet allemaal even aardig. Ze had veel vriendinnen op de lagere school en bij een van hen zou ze later in de Ridderbuurt in Alphen aan den Rijn ondergedoken zitten omdat haar man Piet Wols gezocht werd door de Duitsers (vanwege de Spoorwegstaking in september 1944). Later mocht het hele gezin daar komen.

Die lagere school liep door tot het 14e jaar. Haar ouders waren niet rijk genoeg om haar door te laten leren. Haar vader was een slecht betaalde boerenknecht en haar moeder werkte als naaister en verkocht later ook extra kostbare lappen stof van goede kwaliteit. Haar moeder maakte ook haar eigen patronen voor japonnen. Ze tekende deze met een krijtje af op de stof.

Rond haar veertiende jaar kwam Jo, net als haar zussen, in een 'dienstje'. Dit betekende dat ze ging werken in een kruidenierswinkel te Den Haag, en vooral ook in het huis van de eigenaar daarvan, als werkster. Ze bleek echter lichamelijk niet sterk genoeg voor dit type werk.
Na een tijdje zag ze als 14-jarige waarschijnlijk een advertentie in de Leidsche Courant van een professor die op zoek was naar een gouvernante voor zijn kinderen. Dit was prof. dr. Wilhelmus Hendrikus Keesom (1876-1956), hoogleraar natuurkunde en directeur van het Kamerlingh Onnes laboratorium in Leiden. Destijds was Keesom overigens zelf nog geen hoogleraar, maar dat werd hij later pas.

Jo wilde zeker bij het gezin gaan werken, maar toen ze er kwam praten over de functie zag ze als katholiek meisje geen kruisbeeld hangen en vroeg ze zich af waarom dat zo was. Uiteindelijk nam ze het baantje als gouvernante, maar ze stelde daarbij wel de volgende eisen:

De familie moest katholiek zijn (dit bleek ondanks het ontbreken van het kruisbeeld wel degelijk het geval),
Ze zou met de kinderen aan tafel mee mogen eten, in plaats van met het overige personeel in de keuken.

Haar werk omvatte allerlei handelingen. Zo moest ze iedere morgen de kleding van de kinderen klaarleggen, het ontbijt verzorgen en ervoor zorgen dat de kinderen hun ontbijt ook echt opaten, misschien zorgen voor lunchpakketjes voor tussen de middag, thee zetten als de kinderen weer terugkwamen uit school, eventueel leerstof overhoren. Doordat ze de kinderen regelmatig overhoorde, stak ze zelf ook heel wat kennis op. Ze heeft mede daardoor veel interesses ontwikkeld die ook nog later een rol zijn blijven spelen.

In die periode nam Jo al geen blad voor de mond en liet ze weten wat ze ergens van dacht. Ze kon het niet laten om zich uit te spreken. In wezen was ze haar leven lang een geëmancipeerde vrouw, wat niet wegnam dat ze tegelijkertijd heel lief was.

Uiteindelijk kreeg de vrouw van Keesom een ziekte (kanker), waaraan ze uiteindelijk overleed. Jo nam heel veel taken van mevrouw over. De kinderen noemden haar op den duur Tante Jo en vonden het zelfs raar als men benadrukte dat ze geen echte familie van hen was.
Ze ging met de hele familie Keesom mee op vakantie naar Texel en tijdens zo'n vakantie hoefde ze niet te werken.
De situatie leek enigszins op die in de film The Sound of Music, een film die Jo overigens erg mooi vond.

Tijdens een van de vakanties op Texel leerde ze ene Lies Zijm kennen, die later een nicht bleek van Piet Wols. Op een dag zei Lies tegen Jo: “Ga je met me mee naar de [vaste] wal?” Ze bedoelde hier Den Helder mee, waar Piet Wols op dat moment in het ziekenhuis lag. Jo ging inderdaad mee en toen ze Piet onmoette, was het voor beiden liefde op het eerste gezicht.

Piet Wols was volgens zijn moeder een goedzak, lelijk, klein en dik. Men maakte misbruik van zijn goedheid. Zijn moeder trok de oudste broer van Piet voor. Hij mocht naar het seminarie, terwijl Piet niet door mocht leren. Zijn moeder had eigenlijk ook gehoopt dat Piet een meisje zou zijn. Hij moest boodschappen rondbrengen en dronkenlappen thuisbrengen.

Als jongeman moest Piet in militaire dienst. Dit was gedeeltelijk in de tijd van de Mobilisatie (tijdens de Eerste Wereldoorlog). In zijn diensttijd had Piet een dubbele longontsteking opgelopen en hij kreeg er later ook nog TBC bij en zelfs malaria.
Om te genezen moest hij kuren in een sanatorium. Hij kreeg er extra veel te eten en is daardoor heel dik geworden.

In hun verlovingstijd bleef Jo gewoon werken als gouvernante bij de professor. Piet ontwikkelde zichzelf verder als autodidact om een vaste baan bij de spoorwegen te krijgen op het kantoor. Er was indertijd sprake van een grote economische crisis, die veel erger was dan de huidige crisis (2013). Om rond te komen moest er hard gewerkt worden. Jo en Piet hadden daar geen moeite mee. Jo slaagde er zelfs midden in de crisistijd in om wat geld te sparen op de bank. Desondanks waren er ook tegenslagen. Piet had bijvoorbeeld een vriend geld geleend voor een kippenfarm, maar de farm ging failliet zodat Piet naar zijn geld kon fluiten. Ook ging het spaargeld van Jo verloren toen haar bank crashte.

Jo en Piet trouwden op 9 juni 1930 met elkaar. Ze kregen tijdens de bruiloft vooral praktische cadeaus omdat het crisistijd was. Dingen als een lamp boven de tafel. Aangezien ze nu getrouwd was, moest Jo automatisch stoppen met haar werk! Zo was dat destijds geregeld, bizar genoeg. De achterstelling van vrouwen speelde ook nog door in de jeugd van haar dochter Corrie Rivas-Wols. Corrie en haar zus Jopie moesten als meisjes meehelpen in het huishouden terwijl hun twee broers niets hoefden te doen.

Het echtpaar belandde uiteindelijk in Alphen aan den Rijn toen Piet daar al rond 1930 een baan kreeg op een kantoor van de spoorwegen. Ze kregen er een huis in de Oranjestraat. Uiteindelijk is Piet Wols er opgeklommen. Eerst tot adjunct commies en later tot stationschef. Op zijn ziekbed mocht hij uit drie aanstellingen kiezen. Maar praktisch heeft hij dat beroep niet kunnen uitoefenen.

Jo en Piet kregen vier kinderen:

– Piet Wols (13 maart 1931)
– Corrie Wols (19 december 1933)
– Gerard Wols (8 juli 1935)
– Jopie Wols (24 april 1938)

Bovendien kreeg Jo tussen de geboorte van Gerard en de geboorte van Jopie ook nog een miskraam. Dit had ermee te maken dat Jo bij de geboorte van Gerard veel bloed verloren had. De placenta ging er niet vanzelf uit en moest met brokken en stukken worden verwijderd. Jo was hierdoor erg verzwakt en kreeg een heel grote inzinking. Ze was ook psychisch verzwakt. Na de geboorte van Gerard lag Jo een tijdje in een rusthuis van de katholieke afdeling van de Nederlandse Spoorwegen.

Overigens is Jo qua gezondheid nooit een sterke vrouw geweest. Ze heeft in de loop van haar leven veel ziektes gehad. In de vakanties nam haar oudste dochter Corrie daarom doorgaans het huishouden van Jo over.
Wel had Jo veel wilskracht. Ze stond blijmoedig in het leven.

Uiteindelijk kreeg Jo na haar miskraam toch nog een vierde kind, Jopie. Later werd haar baarmoeder verwijderd om de geboorte van nog meer kinderen te voorkomen.

Jo voedde haar kinderen met heel veel liefde maar ook consequent op. Zij en Piet trokken één lijn in de opvoeding. Ze gaven hun het goede voorbeeld, en alle kinderen hebben daar heel veel aan gehad. Het gezin betekende alles voor Jo en Piet en zij probeerden hun kinderen een leuke jeugd te bezorgen. Als vader bijvoorbeeld een week vrij had, besteedde het gezin die week altijd aan leuke dingen, bijvoorbeeld met zijn allen naar de film in Leiden, of gezamenlijke spelletjesmiddagen thuis met een echte competitie en prijsjes voor de winnaars. Ze gingen ook altijd een dagje roeien naar een eilandje waar leuke dingen te doen waren, terwijl overigens geen enkel gezinslid kon zwemmen. Dit was niet altijd ongevaarlijk, maar wel erg leuk.
Het hele gezin heeft altijd veel met elkaar gespeeld.
Over het algemeen bleef het gezin wel dicht bij huis, behalve wanneer ze op familiebezoek gingen. Ze reisden dan met de trein, waarbij het goed uitkwam dat ze vrij reizen hadden.
Jo naaide altijd zelf de kleren voor haar kinderen (hoewel ze op zich niet erg van naaien hield, maar het kopen van kleren was te duur) en gaf haar jongste zoon Gerard thuis les, toen hij in de eerste klas van de lagere school zat. Gerard was toen lange tijd ziek. Hij heeft zo leren lezen en schrijven van zijn moeder. Jo maakte hierbij gebruik van haar ervaring als gouvernante van de kinderen van de professor.

Zij was een goede moeder, lief en er geïnteresseerd in alles wat haar kinderen meemaakten. Haar dochter Corrie Rivas-Wols stelt anno 2013 dat Jo slechts één opvallend gebrek gehad. Ze was niet in staat om fouten toe te geven. Dit kwam niet door onzekerheid of zo, maar was echt een karaktertrek. Jo redeneerde: “Ik bedoel het altijd goed, dus kan ik ook geen belangrijke fouten maken.” Bijvoorbeeld als ze een keertje het eten liet aanbranden door verstrooidheid of nalatigheid. Het lag volgens Jo altijd aan de omstandigheden als er eens iets misging. Verder heeft Corrie niets op haar moeder aan te merken.

In deze periode was Nederland nog scherp verzuild. Het gezin had bijvoorbeeld niet of nauwelijks contact met protestanten, ook de kinderen niet.

Het gezin Wols had het extra moeilijk in de oorlogstijd. Piet Wols verdiende steeds minder geld in zijn baan bij de spoorwegen. Er was sprake van een salarisverlaging die te maken had met de oorlog. Hij was uiteraard wel blij dat hij ten minste een vaste baan had, want anders had het gezin helemaal in bittere armoede moeten verkeren.
Al met al was het toch wel een arm gezin. De pastoor of pastor van de kerk deden daarom wel eens een envelop met geld in de bus of ze kwamen een deken brengen. (Na de oorlog zorgde de pastoor er ook nog voor dat dochter Corrie als leerkracht meteen voor de klas kwam te staan. Ze heeft daardoor nooit hoeven solliciteren.)

Zoon Piet zag er in de oorlog ouder uit, alsof hij al 14 was. Daarom werd hij opgeroepen voor de Arbeitseinsatz, maar gelukkig ging dat niet door omdat hij natuurlijk nog te jong was om te gaan werken.

Het gezin moest uiteindelijk onderduiken, toen vader Piet Wols via zijn werk bij de spoorwegen betrokken raakte bij een staking van 'goed' spoorwegpersoneel. De aanleiding tot de staking werd gevormd door transporten van de zogeheten V1's naar de Hollandse kust bij Leiden.
Hij werd vanaf dat moment gezocht door de bezetter en is aanvankelijk alleen ondergedoken. Na verloop van tijd kwam er echter een bericht dat men hele families zou oppakken als men het spoorwegpersoneel zelf niet kon opsporen. Dit gebeurde rond Dolle Dinsdag (5 september 1944) toen men ten onrechte dacht dat de bevrijding van heel Nederland nabij was.
Het gezin dook onder, maar dit ging wel in fasen. Ze doken niet allemaal tegelijk onder, om geen argwaan te wekken.

Voor dochter Corrie had deze tijd eigenlijk ook wel iets avontuurlijks. De kinderen moesten bijvoorbeeld allemaal dubbele kleding aantrekken. Een groot voordeel van de onderduik was dat ze tijdens de hongerwinter geen honger hebben hoeven lijden. Jo zorgde voor het bakken en koken. Wel heerste er dysenterie. Vader Piet raakte ermee besmet. Op 5 mei 1945 werd het gezin met paard en wagen thuisgebracht.

Eenmaal thuisgekomen bleek het hele huis van de familie Wols te zijn leeggeroofd. Jo was tijdens de oorlog trouwens heel mager geworden. De oorlog was een slechte tijd die gekenmerkt werd door armoede, ziekte en spanningen. Zo zat Jo een keer in een trein tijdens beschietingen door de geallieerden. Ze deed ter bescherming haar hoedje voor haar gezicht...

Na verloop van tijd ging het gelukkig weer een stuk beter met het gezin. Vader Piet Wols stelde: “Mijn kinderen mogen leren. Ze mogen doorleren en worden wat ze willen, al moeten we er krom voor liggen.” Hij kreeg trouwens geen financiële steun van zijn rijke familieleden, maar dat was ook niet nodig.

Na enkele jaren werd Piet ziek. De artsen schreven hem een bosrijke omgeving voor en zo werd hij uiteindelijk eind jaren 40 overgeplaatst naar het Centraal Station te Nijmegen. In de beginperiode had het gezin nog geen woning in Nijmegen zodat Piet een jaar lang elke maandag naar Nijmegen vertrok en dan pas op zaterdag weer terugkwam. Door de week verbleef hij dan in een pension. In 1949 verhuisde het hele gezin eindelijk naar de Corduwenerstraat 69 te Nijmegen. Ze kwamen in een nieuw huis terecht.

Net als Jo kon Piet goed met geld omgaan en vooruitdenken.
Helaas werd hij ondanks de overplaatsing steeds zieker. Hij leed aan een hartkwaal en moest het doen met ongeveer één en een kwart long, omdat de rest van zijn longen versteend was door de TBC. Hij werd daarvoor behandeld. Om het half jaar werden zijn bronchiën in Dekkerswald leeggezogen van slijm.
Desondanks vierden Jo en Piet in 1955 hun 25-jarige huwelijksfeest. Ze gaven een heel groot feest. Jo had na het 12 1/2-jarig huwelijksfeest een speciale verzekering afgesloten en daarmee werd het feest betaald.
De rijke familie van Piet Wols was er zelfs verbaasd over. Het programma zag er als volgt uit:
– Heilige Mis
– Naar de banketbakker voor een uitgebreide broodmaaltijd
– Met taxi's naar Berg en Dal, naar een restaurant met een heel groot buiten, een uitspanning, en daar consumpties
– Warme maaltijd (weer in de salon van de banketbakker)

In de jaren 1949 tot en met 1960 bleek het gezin goed te kunnen aarden in Nijmegen. Ze genoten van de mooie omgeving en deden er veel nieuwe contacten op. Piet Wols jr. werd een kloosterbroeder (Broeder Bavo) bij de Cisterciënzers in Nieuwkuijk bij Waalwijk. Gerard en Jopie gingen studeren en kregen verkering en verlieten na enige tijd ook beiden het ouderlijk huis.

In 1960 ging Piet Wols echter verder achteruit. Hij was ernstig ziek. Jo kon dit slecht aan, omdat ze zelf lichamelijk verzwakt was. Men was zelfs bang dat de situatie Jo te veel zou worden en ze er zelf aan zou overlijden. Dit gebeurde niet, maar Piet overleed uiteindelijk wel aan zijn kwalen. Jo was hier verschrikkelijk verdrietig over, net als haar kinderen.

Inmiddels woonde van haar kinderen alleen Corrie nog bij Jo thuis. Ze had de kweekschool gedaan en was onderwijzeres geworden. Ze was vrijgezel gebleven.
In 1962 leerde Corrie in het klooster van haar broer Piet, “Abdij Mariënkroon” te Nieuwkuijk, de Spanjaard Jozef (José oftewel Pepe) Rivas Rivas kennen. Het was liefde op het eerste gezicht. Jo vond dit erg fijn voor haar dochter Corrie, maar ze was wel bang dat zij nu alleen verder zou moeten. Jozef zag hoe verdrietig ze was onder dit vooruitzicht en zei toen: “Nee hoor, moeder, niets ervan. U hoeft zich niet druk te maken. Het is in Spanje de gewoonte dat degene die het laatst trouwt zich ontfermt over de ouders.” Jo klaarde helemaal op toen ze dit hoorde. Ze vond het ontzettend fijn dat ze bij Corrie en Jozef in mocht wonen en mee mocht leven met hun gezin.

Toen Corrie en Jozef trouwden en twee kinderen kregen, Titus en Esteban, werd Jo daar weer jong van. Ze voelde zich enorm betrokken bij het gezin en was daarom bang dat de kinderen iets zou overkomen. Aangezien ze bij hen inwoonde was ze extra betrokken bij Titus en Esteban, maar ze hield evenveel van haar andere kleinkinderen Angelique en Brigitte de Groot en Oskar en Sasja Wols. Ze sliep jarenlang op dezelfde slaapkamer als Titus, die mede daardoor ook een bijzondere band met haar voelde.
Jo was bijna overal deelgenoot van. Ze nam deel aan de Sinterklaasfeesten en verjaardagen van het gezin, ging diverse malen mee op vakantie. Ze ontpopte zich als een erg lieve, wijze oma.


Jo met haar kleinzoon Titus (eind jaren 60)


In de jaren die ze bij Corrie en Jozef en hun kinderen doorbracht, was Jo in het algemeen erg gelukkig.
Ze had veel interesses waar ze echt van genoot. Zo was ze helemaal verrukt van de televisie. Ze zat daar vaak met veel aandacht naar te kijken. Ze had een voorkeur voor romantische films en tv-series zoals Jenny en Sissy of de films van en over Joseph Schmidt. Verder was ze dol op operettes zoals Die Fledermaus en zangers zoals Robert Stolz. Reeds in haar verlovingstijd ging ze graag naar een concert en naar de bioscoop. Dat moest dan wel een chique bioscoop zijn met stoelen waar je half in wegzakte.

Corrie beschrijft haar als een integere, warme vrouw, lief en zorgzaam, die veel geduld had, goed kon luisteren en wijze raad kon geven. Jo werd als weduwe een echte vriendin van haar dochter Corrie.

Verder was Jo spaarzaam, goed in koken en bakken, en kon ze mooie kleding maken. Ze werd bovendien gekenmerkt door een diepe religiositeit. Ze vertrouwde altijd op God en stond ondanks tegenslagen niet angstig in het leven. Het ging om een 'blij geloof'; ze vertrouwde bijvoorbeeld op een hiernamaals en had geen angst voor de hel.

Merkwaardig genoeg had Jo een soort fobie voor roltrappen.

Medio jaren 70, toen het gezin van Nijmegen naar Malden was verhuisd, werd Jo ziek. Ziekten die jaren hadden liggen sluimeren, staken toch weer de kop op.
Ze kreeg een hartaanval waarbij ze het erg benauwd kreeg. Jozef kon haar nog net op tijd naar het ziekenhuis rijden. Binnen anderhalf jaar ging haar gezondheid verder achteruit. Ze kreeg bijvoorbeeld een erg pijnlijke galsteenaanval en ze hield vocht vast. Uiteindelijk kreeg ze een tweede hartaanval, waaraan ze in 1975 overleed.

Opgetekend door Titus Rivas tijdens gesprekken met Corrie Rivas-Wols in 2013. Door haar gecorrigeerd en bijgewerkt in maart 2015

genealogieonline

Reacties: titusrivas@hotmail.com

Een reactie uit Canada:

Ik vond het heel fijn om deze levensbeschrijving te lezen, want ik hield ook veel van jouw oma.
Ik ben meerdere keren bij haar geweest in Nijmegen en verbleef daar met mijn vriendin Tiny van Leeuwen (nu Tiny Rash) toen we 16 jaar waren. We liepen samen de Vierdaagse en hadden een heel goede tijd ondanks de 40 km. die we moesten lopen. Het was denk ik in 1961.
Ik heb jou en je broer ook ontmoet toen jullie kinderen waren, bij Tante Truus en Oom Jan van Bemmelen, mijn ouders, in de Zuidbuurt in Zoeterwoude.

Ik ben een zus van Hans die in Spanje woont.
Doe de groeten aan je moeder.

Groetjes van Nel Witteman van Bemmelen

P.S. We wonen al weer 37 jaar in Canada.