Titel

Waar blijft de ziel? van Bert Keizer (recensie)

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 10 November, 2013)

Samenvatting

Boekbespreking door Titus Rivas van het boek 'Waar blijft de ziel?' van Bert Keizer, een uitgave van Stichting Maand van de Filosofie, 2012.


Tekst


Boekbespreking

Bert Keizer. Waar blijft de ziel? Stichting Maand van de Filosofie, 2012. ISBN 9-789047-704652.

Bert Keizer is arts en filosoof. Hij publiceerde een aantal wijsgerige boeken, alsmede columns bij Filosofie Magazine, Trouw en Medisch Contact. Voor de Maand van de Filosofie 2012 schreef hij het werk Waar blijft de ziel?
Eerlijk gezegd is dit boek mij erg tegengevallen. Ik had verwacht dat Keizer op de hoogte zou zijn van actuele discussies binnen de filosofie van de geest en ten minste open zou staan voor argumentatie ten gunste van het lichaam-geest dualisme. Helaas is daar zeker geen sprake van. Hoewel zijn verhandeling ongetwijfeld onderhoudend is, heeft de auteur zijn lezers niet veel meer te bieden dan een mislukte synthese van gedachten uit de hoek van het zogeheten taalbehaviorisme, het holistisch materialisme en de conclusie dat bewustzijn per saldo niet herleid kan worden tot een samenspel van het brein, het lichaam en de wereld.
Keizer stelt dat goede filosofie niet mag leiden tot vervreemdende noties zoals het solipsisme of het ontologische idealisme, maar hij doet dit op een manier die voor mij strijdig is met de methode van het rationele denken. Je kunt als je dingen rationeel wilt overdenken feitelijk nooit volstaan met de constatering dat iets toch 'duidelijk absurd' is. Je moet – als je jezelf serieus neemt als denker – door middel van deugdelijke redeneringen aantonen dat het absurd zo is. Natuurlijk mag je wel aangeven dat een bepaalde logische mogelijkheid intuïtief (heel) onaannemelijk is, maar je moet dit dan wel scherp onderscheiden van rationele argumenten tegen die mogelijkheid. Voor de auteur is het bijvoorbeeld overduidelijk dat het dualisme van brein en ziel definitief achterhaald is, zodat er geen leven na de dood kan bestaan en ook geen geestelijke wereld. Waarom dat allemaal zo evident zou zijn, wordt slechts heel summier aangestipt en verder als het ware voorondersteld. Daarmee lijkt Keizer zich als het ware vanzelfsprekend in het naturalistische kamp te positioneren. Zo zegt hij bijvoorbeeld: “Wij zijn er nog steeds niet in geslaagd om los te komen uit de fascinerende paradox van de ziel in haar hoogste vlucht, die we op de een of andere manier moeten zien op te bergen in het lichaam”. Net als veel filosofische antropologen wil hij af van de gedachte dat er een onstoffelijke ziel bestaat maar zonder meteen ook onze hele beleving te herleiden tot de hersenen.
Daarbij hinkt hij zoals gezegd op verschillende gedachten door te rade te gaan bij stromingen die in feite logisch beschouwd haaks op elkaar staan. Zo stemt hij in met uitspraken van de late Wittgenstein die net als bijvoorbeeld Gilbert Ryle en de invloedrijke materialist Daniel Dennett het concept van bewustzijn als innerlijke beleving in de ban wilde doen. Terwijl hij even later een aanhanger van een vorm van holistisch of emergent materialisme blijkt te zijn dat wel degelijk enige ruimte voor zo'n innerlijk leven biedt.
Minstens zo kwalijk vind ik het feit dat Keizer bijna-doodervaringen, terminale luciditeit en andere paranormale ervaringen die tegen zijn filosofie lijken in te gaan domweg negeert. Zelfs als men geen moeite heeft met de anti-dualistische insteek van de auteur, blijven er overigens belangrijke kritiekpunten over. Zo wuift hij de serieuze discussie rond de bekende experimenten van Libet weg door te stellen dat besluiten nu eenmaal niet hetzelfde zijn als neurologische bereidheidspotentialen. In werkelijkheid draait het debat om de vraag of besluiten volledig veroorzaakt worden door geestloze hersenprocessen zonder dat de geest hier een actieve factor bij vormt.
Bovendien lijkt Keizer serieus te denken dat het vraagstuk van euthanasie bij dementiepatiënten neerkomt op de vraag of demente ouderen zozeer ontmenselijkt zijn dat ze 'als huisdieren' mogen worden afgemaakt. Terwijl het natuurlijk om een andere vraag gaat, namelijk of men mensen met een uitzichtloos lijden net als huisdieren (onder vergelijkbare omstandigheden) uit dat lijden mag verlossen. Mensen laten hun hond of kat immers ook niet inslapen omdat het 'maar een dier is' en geen mens. Keizer maakt in feite een karikatuur van het euthanasiedebat die je eerder van een conservatieve christen dan van een naturalistische humanist zou verwachten. Dit gezegd hebbende is Waar blijft de ziel? een vlot leesbaar boek dat je in een mum van tijd uit hebt. Er staan zeker ook enkele behartigenswaardige zaken in, bijvoorbeeld rond de overmatige biologisering van de psychiatrie.

Titus Rivas

Deze recensie werd gepubliceerd in Terugkeer 24(2), blz. 27-28, zomer 2013.