Titel

Maya's kwelgeest

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 27 August, 2006)

Samenvatting

Een tiener beweerde vergezeld te worden door de geest van een jong meisje dat zou hebben gewoond op 'de Manenburg' te Utrecht.


Tekst


MAYA'S KWELGEEST: TEMMIGJE RIJKSE VAN DE MANENBURG

door Titus Rivas

Samenvatting
Een tiener, Maya, beweerde vergezeld te worden door de geest vaneen jong meisje, Temmigje, dat aan het begin van de 19e eeuw zou hebben gewoond op het bolwerk ‘de Manenburg’ te Utrecht. Het meisje gedroeg zich als een soort plaaggeest en Maya leed erg onder dit gedrag. In het Utrechts Gemeentearchief vond Maya enkele namen terug die de geest van tevoren zou hebben genoemd. Na een reconstructie van alle relevante gebeurtenissen en een controle van de gegevens was de schrijver in staat om enkele belangrijke onnauwkeurigheden in Maya’s verhaal aan te wijzen. Deze maken het goed denkbaar dat zij ondanks haar eigen relaas, toch op een gangbare manier aan de gegevens is gekomen. Het uitzonderlijke belang van dit geval ligt dan ook niet in een mogelijk paranormaal gehalte, maar in zijn unieke dissociatieve karakter.

1. Inleiding
In 1987 werd ik benaderd door ene Shiela, de moeder van Maya Shanti Devi, een 13-jarig meisje uit Utrecht. Shiela is een christen van Indiase herkomst, afkomstig uit de buurt van Trinidad, en de vader van Maya is een Hindoestaan uit Suriname. Maya had ervaringen die van belang zouden zijn voor mijn reïncarnatie-onderzoek, aldus Shiela. Dit vormde de aanzet tot enkele intensieve telefoongesprekken met Maya zelf, die op de band werden opgenomen. Bovendien bezocht ik Maya en haar moeder een keer bij hen thuis in Utrecht.

2. Maya’s verhaal
Het begon allemaal met een stem die tegen haar leek te praten. Ze dacht dat het slechts (sic) haar tweede ik was en besteedde er weinig aandacht aan. Deze auditieve ervaringen gingen echter vanaf december 1986 of januari 1987 gepaard met de ‘verschijning’ van een jong kind. Het was een blond meisje van een jaar of tien met blauwe ogen. Ze droeg een wit katoenen jurkje en liep op blote voeten. Het meisje zag eruit als een gewoon mens, maar kon niet worden aangeraakt. Maya sprak geregeld met het meisje, ook waar haar moeder en oma bij waren, die echter niets zagen en zich afvroegen tegen wie ze sprak.
De verschijning noemde wat later niet rechtstreeks haar echte naam, maar gaf Maya een soort puzzel op. Ze moest uit losse letters die de ‘geest’ haar gaf voor- en achternaam zien samen te stellen. Maya slaagde er eerst niet in, maar toen ze ‘Temmigje Rijkse’ had gevormd, bevestigde de verschijning dat dit haar naam was. Dat er inderdaad sprake moet zijn geweest van een letterraadsel blijkt overigens uit aantekeningen die Shiela begin 1987 aan de achterkant van een tekening van Maya maakte. Overigens had Maya het meisje, zolang ze nog niet wist hoe dit heette, aangeduid met de onbestaande naam Lipo (1). Namen van mensen die Temmigje gekend zou hebben, kreeg Maya op haar verzoek echter wel meteen te horen.
Ondertussen was er reeds in september 1986, dus voordat Temmigje zich aan Maya had laten zien, iets gebeurd, wat later rechtstreeks met de verschijning in verband gebracht zou worden. Toen zij in Utrecht van huis naar school fietste, viel haar een bepaald gebouw op, de zogeheten ‘Manenburg’ (alternatieve naam: Manenborg[h]), een 16e-eeuws bolwerk.
Ze had het gevoel dat ze de vorm van het huis herkende. Voorheen was het huis altijd verscholen geweest achter een stel bomen, die onlangs waren verwijderd. Maya was eerst bang om erheen te gaan. Toen ze dit op een goede dag na schooltijd toch deed, had ze het gevoel ‘weer thuis’ te zijn. Dit leidde er met name toe dat Maya tekeningen van de Manenburg maakte.

Het verband tussen de beide ervaringen werd duidelijk, toen Temmigje Maya vertelde dat ze begin 19e eeuw op de Manenburg gewoond zou hebben en gespeeld zou hebben in de gangen van het gebouw. Er zouden 'kluizen' zijn in de Manenburg. Bovendien vertelde ze dat haar beste vriendin ene Lies was die op de Oosterkade zou hebben gewoond, en met wie ze vaak op een brug over de Nieuwegracht had gezeten. Ook zei ze dat haar moeder een blouse met pofmouwen droeg en donkerbruin opgestoken haar. Temmigje klaagde vaak over het leven dat ze op de Manenburg zou hebben geleid. Ze had nooil goed te eten en haar kleren waren ook al niet best. Ze zou wel een koperen armband hebben bezeten die ze zou hebben begraven. Aan haar armoedig leven zou een einde zijn gekomen toen ze op zeer jonge leeftijd verdronk in een Utrechtse gracht.

Temmigje noemde overigens nog de volgende namen: Rijk Rijkse: vader; Cornelia van Wierst: moeder; Jan Rijkse: broer; en Cornelia Nana Hoetlaar: dienstmeid -roepnaam: Nannie (2). Jan Rijkse zou ouder zijn geweest dan Temmigje. Maya wist aanvankelijk niet goed hoe ze dit alles moest opvatten. Ze praatte niet met anderen over haar ervaringen en geloofde zelf eigenlijk nauwelijks dat ze het werkelijk allemaal meemaakte.
Er was niets bekend van soortgelijke ervaringen binnen haar familie. Pas toen ze met zekerheid wist dal Temmigje echt geleefd had, vertelde ze haar verhaal beetje bij beetje aan haar naaste omgeving. Die zekerheid kreeg ze uiteindelijk door zich in het Utrechtse Gemeentearchief te verdiepen in boeken die de Manenburg vermelden, zoals - aldus Maya – 'Tolsteegpoort, Jaarboekje 1898-85b', en 'Volksalmanak 3986'. De manier waarop deze de Manenburg beschreven, kwam overeen met Temmigjes relaas. Met name de volgende gebeurtenis was daarbij van belang. In het bijzijn van een vriendin vroeg ze in maart of april 1987 aan een archivaris of hij kon uitzoeken of iemand met een bepaalde naam in een bepaalde tijd op een bepaald adres had gewoond. Ze zei iets als ‘Ik heb een paar namen, staan die ergens in?’ Toen de archivaris beaamde dat hij Maya kon helpen, vroeg Maya hem te zoeken naarTemmigje en Jan Rijkse die rond 1830 op de Manenburg zouden hebben gewoond. De man zocht een oud boek over de Manenburg op. Hoewel Maya de andere namen die ze van Temmigje door had gekregen niet noemde, vond de archivaris deze ook in het boek en liet ze aan haar zien. Dit was de enige keer dat ze namen verifieerde en ze verdiepte zich verder niet in kaartenbakken met gegevens over doop, huwelijk of overlijden. De archivaris had haar met haar vriendin in de studiezaal aangetroffen en hij had verder helemaal niet moeilijk gedaan over haar verzoek. Het oude boek in kwestie had vergeelde bladzijden en was handgeschreven. Verder bezocht ze in totaal nog één of twee keer het archief voor algemene gegevens over de Manenburg en snuffelde ze ongeveer een uur in de microfiches van het Gemeentearchief.

3. Archief-onderzoek van ons team
Helaas had Maya geen kopieën van of preciezere aanduidingen met betrekking tot het ‘oude boek’ over de Manenburg. Samen met de historicus Drs. Cees Witteveen, werd daarom door Esteban Rivas en de schrijver van dit artikel een tamelijk moeizaam onderzoek uitgevoerd in het Utrechtse Gemeentearchief. Het eerste probleem waarop we in de zomer van 1987 stuitten, was de naam Temmigje. Deze naam komt niet voor, als we de gezaghebbende literatuur mogen geloven. Het Woordenboek van voornamen van Van der Schaar uit 1981 geeft wel Fennigje' (3). Cees Witteveen vond in de overlijdensaangifte van ene ‘Femmetje’ Everts uit 1813 evenwel (vader) Rijk Rijkse terug, die waarschijnlijk de zoon was van de overledene! Bovendien werd in de overlijdensaangifte van Femmetje Everts de woonplaats van Rijk Rijkse genoemd, namelijk 'op de wal bij Manenburg'.
Ook moeder Cornelia van Wierst werd gevonden en tevens een vermelding van hun huwelijk in de Catharinakerk op 8 oktober 1793 in de trouwboeken van de Nederlandse Hervormde Gemeente te Utrecht. In haar overlijdensaangifte uit 1846 wordt als woonplaats aangegeven: 'Onder Manenburg B316'.
Over de 16e-eeuwse Manenburg vond Cees Witteveen dat deze vanaf het begin voorzien was geweest van twee woonhuizen, waarvan één onderbouwd met een koepelgewelf. Deze kelderruimte was in 1987 in gebruik als atelier van de beeldhouwer Pieter d'Hont.
Ikzelf vond de volgende passage in het boek Utrecht door de eeuwen heen door Dr. J.E.A.L Struick, uit 1971:
{...) Het fraaiste en technisch het meest volmaakte deel van de nieuwe fortificatie (uit de 16e eeuw) waren de vier stenen bolwerken Sterrenburg, Manenburg, Zonnenburg en de Morgenster. (...) Ieder bolwerk beschikte over acht geschutskelders, vernuftig gebouwd, zodat de hele muur aan beide zijden kon worden bestreken door de opgestelde kanonnen. Manenburg, dat nog intact is, laat deze aanleg duidelijk aanzien (...).'.

Cees Witteveen nam in september 1987 een hele stapel inventarissen en archiefstukken door, op zoek naar gegevens over de verdrinkingsdood van Temmigje, maar zonder resultaat.
In 1987 vonden we dus wel de ouders van Temmigje terug, maar niets over het meisje zelf. Bovendien bleek noch in het Gemeentearchief, noch bij de toenmalige bewoner van de Manenburg iets bekend over een ‘oud boek’.
Pas in 1988 vond ik de eerste aanwijzingen voor Temmigje en haar broer Jan Rijkse. In een doopboek m.b.t. de periode 1794-1802 vond ik de volgende aangiften van het echtpaar Rijk Rijkse en Cornelia van Wierst:

- Johannes, 3 januari 1794;
- Willem, 9 september 1795;
- Femmetje, 21 november 1797;
- Dores, 17 maart 1801; en
- Richardus, 25 maart 1805.


Merk op dat Femmetje Rijkse dezelfde voornaam draagt als haar vermoedelijke oma Femmetje Rijkse. Verder kon ik geen kinderen van Rijk en Cornelia vinden.
Op 21 november 1797, d.w.z., tijdens de doopaangifte van Femmetje Rijkse, woonde het gezin ‘op de Kromme Rhijn buiten de Tolsteegpoort’. Dit is met zekerheid niet het adres van de Manenburg.
Praktisch tegelijkertijd trof ik echter een ander relevant boek aan, de z.g. Index op het Volkstellingsregister van 1824/1825 (vervaardigd in 1987). Hierin staan alfabetisch de namen van inwoners vermeld met daarachter hun leeftijd en adres. Ik vond hierin respectievelijk:

 

Jan Rijkse, 30 jaar Enge Doelen 340
Femmigje Rijkse, 27 jaar Enge Doelen 340
Rijk Rijkse, 19 jaar Enge Doelen 340
Rijk Rijkse, 60 jaar Enge Doelen 340
Theodorus Rijkse, 26 jaar Enge Doelen 340
Cornelia van Wierst, 60 jaar Enge Doelen 340

 


Al deze mensen woonden dus op hetzelfde adres. De Wijknummer Plattegrond voor 1860 van het Gemeentearchief, in 1865 vervaardigd door R. Dufour, bevestigde dat dit adres, Enge Doelen 340, inderdaad één van de woonhuizen op de Manenburg betreft.
Ik vergat om ook nog Cornelia Nana Hoeflaar op te zoeken. Aangezien ik lange tijd verhinderd was om het archief opnieuw te bezoeken, deed ik dit pas in 1989. Inderdaad stond ook ene Cornelia Maria (geen ‘Nana’ dus) Hoeflaar vermeld, in de leeftijd van slechts l jaar oud, en wonend op dezelfde Enge Doelen 340. De Index nam direct mijn twijfels weg rond de Femmetje van de doopaangifte, omdat hier te oordelen naar de leeftijd, ongetwijfeld dezelfde Femmetje, maar dan dus als ‘Femmigje’, in genoemd staat. Dit is echt de beste benadering van de naam ‘Temmigje’ die in het hele gemeentearchief te vinden is.
Als we nu de balans opmaken van onze naspeuringen, dan komen we tot de volgende conclusies:

 

Genoemd door Maya Gevonden bij onderzoek
1. De naam Temmigje Rijkse Femmetje/Femmigje Rijkse
2. Woonachtig op de Manenburg Inderdaad: Enge Doelen 340
3. Ongeveer 10 jaar oud Rond 1825 reeds 27 jaar
4. Jong verdronken Volwassen geworden
5. Vader heette Rijk Rijkse Rijk Rijkse (l763-1854)
6. Moeder heette Cornelia van Wierst Cornelia van Wierst (1761-1846)
7. Broer heette Jan Rijkse Jan (Johannes) Rijkse
8. Hij was ouder dan Temmigje Ongeveer drie jaar ouder
9. Er was een dienstmeid of hulp in huis, namelijk Cornelia Nana Hoeflaar, roepnaam: Nannie Cornelia Maria Hoeflaar, echter geen dienstmeid, maar zuigeling, geb. rond 1824


Het ‘oude boek over de Manenburg’ waar Maya het over heeft, is waarschijnlijk het oorspronkelijke Volkstellingsregister geweest uit 1824/25, dat de archivaris in kwestie op Maya’s verzoek te voorschijn haalde. Er is dan geen sprake van een boek dat uitsluitend of zelfs maar primair over de Manenburg gaat. Het betreft namelijk zoals Maya zei, (a) gegevens uit de tijd rond 1830, (b) vermeldt Femmigje als Temmigje, (c) noemt alle relevante namen, inclusief Cornelia Hoeflaar. In 1987 verscheen de Index op het boek en toen pas werden de gegevens algemeen toegankelijk.
Zonder al een nadere verklaring te geven van Maya's verhaal, kan men nu reeds enkele onnauwkeurigheden aanwijzen:
(1) De naam in kwestie luidt Femmigje, niet Temmigje Rijkse.
(2) De verdrinkingsdood op jeugdige leeftijd heeft niet plaatsgevonden.
(3) Tenslotte is er geen dienstmeid of hulp Cornelia Nana Hoeflaar geweest, maar alleen een baby Cornelia Maria Hoeflaar. Ik heb Cornelia Hoeflaar overigens verder op geen enkele plaats in het archief kunnen terugvinden. Het is dus onbekend of ze geadopteerd was door de familie Rijkse. In ieder geval is er geen enkele doopaangifte te vinden die gedaan zou zijn door een hypothetische dienstmeid ‘Cornelia Nana Hoeflaar’ genaamd. De naam Cornelia Hoeflaar is dus ongetwijfeld foutief door Maya uit het Volkstellingsregister overgenomen nadat de archivaris haar de betreffende bladzijde had laten zien. Deze naam maakt dus geen deel uit van de gegevens die Temmiggje aan Maya opgegeven kan hebben.

4. De bron van Maya’s gegevens
Kan Maya zelf aan de juiste gegevens zijn gekomen? Dat was de vraag die ons al in 1987 bezighield. Maya woont zelf in Utrecht en heeft meermalen het Gemeentearchief bezocht, met name voor informatie over de Manenburg. Maar dat is op zich niet voldoende om alle gevonden namen in verband met de Manenburg te vinden:
- De Manenburg, dat wil zeggen de vermelding ‘onder Manenburg’, komt woordelijk slechts voor in de overlijdensaangifte van Femmetje Everts, en in die van Cornelia van Wierst uit1848 , en dus niet in de Index op de Volkstellingsregister zelf, waarin slechts melding wordt gemaakt van het (tegenwoordig zelf niet meer bestaande) adres Enge Doelen 340.
- Femmigje wordt als Femmigje echter alleen vermeld in het Volkstellingsregister. Femmetje woonde overigens tijdens haar doop, zoals gezegd, nog niet op de Manenburg zelf.
Conclusie: De enige bron die Maya gebruikt zou kunnen hebben voor Temmigje van de Manenburg, is de Index op het Volkstellingsregister uit 1824/25.
Laten we met deze twee feiten in het achterhoofd nu eens kijken wat voor hypothetische zoektocht in het archief tot Temmigjes gegevens zou kunnen hebben geleid.
Maya begint (a) zelf in de Index of (b) via de archivaris bij Manenburg.
Mogelijkheid (a): De Index vermeldt niet Manenburg, maar ‘Enge Doelen 340’ als het adres van de familie Rijkse (4). Dit adres bestaat tegenwoordig niet meer en de straatnaam is zelfs verdwenen in Utrecht. Tegenwoordig is dit adres van de Manenburg ‘Wijde Doelen 27’. Het is volledig uitgesloten dat Maya het oude Manenburg-adres al kende. Dit blijkt voor mij des te meer uit het feit dat toen ik haar op een gegeven moment met opzet vertelde dat ik slechts Enge Doelen 340 had teruggevonden, Maya niet beweerde dat dit alsnog de Manenburg betrof.
Mogelijkheid (b): Dit zou betekenen dat Maya geen namen, maar slechts de Manenburg en de periode aan de archivaris zou hebben genoemd. In dat geval zou Maya’s lezing dus niet kloppen. Ze zou in plaats daarvan slechts hebben gevraagd wie er begin 19e eeuw op de Manenburg had gewoond. De Index is zoals vermeld een namenindex, maar het Volkstellingsregister zelf is ingericht op de numerieke volgorde van adressen (5).
Los van het feit dat de Manenburg niet rechtstreeks terug te vinden is in het Volkstellingsregister, is er op het eerste gezicht nog een belangrijk argument aan te voeren om ook deze hypothese te verwerpen. Maya zelf is heel expliciet over de manier waarop ze de gegevens aan de archivaris had gevraagd. Ze vroeg hem eerst of het mogelijk was om uit te zoeken of een bepaalde persoon in een bepaalde periode in een bepaald huis had gewoond. Vervolgens verzocht ze hem uit te zoeken of Temmigje en Jan Rijkse begin 19e eeuw op de Manenburg hadden gewoond. Zij is consistent gebleken door de jaren heen wat dit gedeelte van haar verhaal betreft. Bovendien maakte ze vanaf het begin een duidelijk onderscheid tussen namen die ze wel zelf zou hebben genoemd, en namen die ze slechts had teruggevonden. Maar helaas is deze argumentatie toch niet voldoende om uit te sluiten dat Maya alle gegevens op een gangbare manier van de archivaris heeft gekregen.
Maya’s verhaal komt weliswaar overeen met het feit dat de Index van het Volkstellingsregister ingericht is op namen. Als men een naam opgeeft, zoals Maya beweert te hebben gedaan, kan men bij die naam het desbetreffende adres terugvinden. Vervolgens kan men dan aan de hand van het adres in het Volkstellingsregister zelf zoeken wie daar nog meer woonden. Een zelfde route volgde archivaris G.J. Röhner. Eerst zocht hij aan de hand van de naam Rijk Rijkse, die ik hem had verstrekt, in de Index op waar deze had gewoond. Vervolgens zocht hij in het Volkstellingsregister Enge Doelen 340 op (6).
Maar betekent dat nu werkelijk dat men de namen niet of slechts na veel moeite kan terugvinden als men alleen de woning Manenburg opgeeft? Deze vraag testte ik begin september 1995 door een collega van Röhner, Mevrouw J.N. van der Meulen, aan te laten geven wie er rond 1830 op de Manenburg woonden, hoe ze aan die gegevens was gekomen en hoeveel tijd haar dit onderzoek had gekost. In haar antwoord van 14 september dat jaar, vermeldde Van der Meulen dat het gezin Rijkse ingeschreven stond op het adres van de Manenburg, dat dit in 1840 nog steeds zo was, maar dat ze na 1850 verhuisd waren. Dit onderzoek nam slechts ongeveer een half uur in beslag! Ze raadpleegde domweg eerst omnummeringslijsten die in de studiezaal van het archief staan (nadere toegang nr. 212.2). Maya zou zich wat betreft de namen die ze had opgegeven in theorie dus heel goed schromelijk kunnen hebben vergist. Al deze namen stonden namelijk in het ‘oude boek’, en daar zou zij ze best uit overgeschreven kunnen hebben. Ze geeft ook toe dat dit in ieder geval voor de namen Cornelia van Wierst en Rijk Rijkse, Femmigjes ouders dus, gold.
Om te kijken of de mogelijkheid van overschrijven nu ook gold voor de andere namen, bezocht ik acht jaar na de aanvang van het onderzoek voor een laatste maal het Gemeentearchief in verband met Maya, en wel op 20 september 1995 (7). Ik wilde met name vaststellen hoe de namen Femmigje en Cornelia Maria Hoellaar in het Volkstellingregister gekalligrateerd zijn. De betreffende pagina heb ik inderdaad op microfiche onder ogen gekregen (8). Geheel in de lijn van de normale hypothese, en in strijd met de hypothese dat Maya de gegevens al vantevoren van de geest had gekregen, zagen deze namen er als volgt uit. ‘Femmigje’ was geschreven met een zwierige hoofdletter ‘F’. Het streepje dat deze hoofdletter van oudsher onderscheidt van de ‘T’ ontbrak echter. Iemand die de naam Femmigje niet kent zou dus zonder meer denken dat er Temmigje' staat. Cornelia Maria Hoeflaar is al op een even fraaie, maar nonchalante manier vastgelegd. De ‘M’ lijkt sprekend opeen N en de letters ‘ri’ lijken samengeperst tot een ‘n’. ‘Nana’ dus.
Het zijn met name deze twee gegevens geweest die mij er tenslotte rotsvast van overtuigd hebben dat Maya helemaal geen verifieerbare namen van de geest heeft gekregen. De plausibelste hypothese is zonder meer dat zij al haar gegevens pas in het archief zelf verzameld heeft.

5. Maya en Temmigje
Ik zal nu mijn indruk geven van Maya, gebaseerd op de gesprekken die ik met haar voerde.
Maya was een sympathiek en intelligent, vroegrijp meisje toen ik haar onderzocht. Ze was heel gesloten en nam bijna nooit iemand in vertrouwen, omdat ze wist ‘dat er altijd misbruik van wordt gemaakt’. Ze heeft wel vertrouwen in enkele vrienden en in haar ouders en broer.
Maya viel in het verleden dikwijls flauw en leed bovendien al enkele jaren aan hyperventilatie. De hyperventilatie en het flauwvallen gingen altijd samen; of eerst hyperventilatie en dan flauwvallen, of vice versa. Deze combinatie trad een tijdlang zo’n twee keer per week op.
Ook leed ze aan verscheidene psychosomatische pijnen, namelijk hoofdpijn, rugpijn, buikpijn en pijn aan haar hand. De hoofdpijn hield soms langer aan, maar de andere pijnen gingen van zelf over. Het psychosomatische karakter van de pijn werd duidelijk (toen er medisch niets te vinden bleek. Bovendien had ze soms het gevoel dat haar rug versleten was, waardoor ze raar ging lopen.
Toen Maya 9 a 10 jaar oud was, besloten haar ouders uit elkaar te gaan. Ze begon dit pas goed te merken, toen ze 10 of 11 was. In het begin heeft ze daar toen veel last van gehad en ze bezocht een psychotherapeut, die ze niet vertrouwde. Ook haar moeder leed in diezelfde tijd sterk onder de scheiding en xe was bovendien het slachtoffer geworden van een persoonsverwisseling of hetze op professioneel vlak. Dit leverde naast `spanningen ook armoede op voor het gezin (Maya bleef bij haar moeder wonen). Er kwam een bezoekregeling voor Maya's vader.
Toen ze 12 jaar oud was, had ze een goed contact met een jongen van 19, dat echter tegen haar wil werd beëindigd.
Maya heeft aanvankelijk erg haar best gedaan op school. Toen Temmigje eenmaal op het toneel was verschenen, heeft ze heel veel problemen op school gekregen. Dit leidde ertoe, aldus haar moeder, dat ze na de brugklas in plaats van op 2-Atheneum, op 2-Havo terechtkwam. De directie van haar school besloot hiertoe omdat Maya aan het einde van de brugklas allerlei vreemd gedrag ging vertonen, niet met haar aandacht bij de stof was, zelfs twee keer in slaap viel, en slechte cijfers haalde voor proefwerken. Toen ze door Temmigje bij een spoorwegovergang op de grond werd gegooid, werd Maya met een ambulance naar het ziekenhuis gereden, waardoor ze twee opeenvolgende repetities miste. Haar resultaten waren ‘naar beneden gedrukt' door Temmigje, volgens haar moeder, en ik moet toegeven dat ik haar zelf zeker intelligent genoeg inschatte voor het VWO.
Ook is Maya een keer flauwgevallen op school. Haar behandelend arts adviseerde haar toen naar een psychiater te gaan. Deze onaangename gebeurtenis was het gevolg van een ‘ruzie' tussen Maya en Temmigje. Temmigje wilde dat Maya halfvolle melk zou kopen, terwijl Maya altijd alleen volle melk drinkt. Temmigje verdween hierbij even, maar kwam toen zo plotseling terug, dat Maya hevig schrok en het bewustzijn verloor.
Maya werd vaak geplaagd en gesard door Temmigje. Op dertienjarige leeftijd werd Maya dit alles, tijdens de zoveelste ruzie mei Temmigje, echt teveel, en ze deed een poging tot zelfdoding. Daarbij speelde ook het gevoel mee niet in ‘dit wereldje’ thuis te horen, alsof ze in het verleden of de toekomst moest zijn. Dit sterke gevoel van vervreemding of depersonalisatie plaagde haar al sinds ze een jaar of negen was, dus rond hel moment dat haar ouders uit elkaar gingen. Na iets tot zich te hebben genomen, ging ze een beetje wandelen met de opgetogen verwachting over enkele uren te zullen sterven. Temmigje stond er sarrend bij met de woorden: 'Ha, ben je nóg niet weg?'. ‘Helaas’ mislukte de poging tot zelfdoding; ze hield er slechts een beetje maagpijn aan over. Ze was echter helemaal niet opgelucht dat ze nog leefde. Toch verbeterde haar situatie langzamerhand, nadat haar ouders haar hadden verboden nog langer de Manenburg of het Archief te bezoeken. Ze negeerde Temmigjes verschijningen hoe langer hoc meer en kreeg haar op die manier klein. Temmigje liep dan wel te gillen om aandacht!
Toch bleek Temmigje echter nog invloed te hebben: op een dag stond Maya onder de douche, toen ze werd gekrabd door Temmigje. Haar moeder zag hoe er vier rode strepen verschenen, die echter niet bloedden. De huisarts werd gebeld, maar die wist zich geen raad mei dit verschijnsel. Hij concludeerde dat het moest gaan om een allergie, om eczeem als reactie op synthetische stoffen. Temmigje lichtte de krabwond als volgt toe: ‘Als je niet doet wat ik zeg, zal ik je straffen.’ De wond voelde in ieder geval als een krab aan. Dit soort wonden is nooit meer teruggekomen, zodat de verklaring van de huisarts niet geloofwaardig is.
Pas na deze krabwond, bemoeide ook Maya's vader zich meer met de geest. Hij was overigens al door Nanie (sic), de moeder van Shiela en Maya's oma dus, ingelicht over de geest. Als Hindoestaan, belde hij toen een hindoe-priester, een zogeheten pandit, Pandit Ramsodit uit Utrecht. Er werden toen rituelen opgevoerd om Temmigje te verdrijven. Maya kreeg een zogeheten ‘djanter' mee, een rood doekje dat ze aan haar arm moest vastbinden of onder haar kussen moest leggen. De geestelijke concludeerde op basis van astrologie dat Temmigje geen echte boze geest was, maar een geest die geen rust kon vinden. Hij noemt haar een ‘jarangh', wat jaloerse geest betekent. Temmigje zou een metgezel zijn uit Maya’s vorige leven in Utrecht, die zelf niet gereïncarneerd zou zijn en die Maya weer bij zich wilde hebben. Ze zou er zelfs toe over kunnen gaan om Maya te doden om haar zo weer terug te krijgen. De zelfmoordpoging moest bijvoorbeeld zo worden uitgelegd volgens de pandit, en ook de keer dat Maya tegen de grond werd gesmeten bij een spoorwegovergang.
Met behulp van de hindoeïstische rituelen tijdens een zogeheten ‘khatha' (9) van zo’n drie uur werd Temmigje definitief verdreven. Zelfs jaren na het exorcisme, onder leiding van pandit Ramsodit, bewaarde Maya de djanter nog ter bescherming in haar kussensloop.
In 1995 wilde Maya niet meer terugkomen op haar ervaringen, omdat ze de geest liever wilde vergeten. Temmigje was tot rust gekomen en dat moest zo blijven. Wel blijft Maya een fascinatie voor het verleden houden. Ze voelt de ‘oudheid’ aan van dingen en plekken, zoals ze het zelf formuleert.
In ieder geval heeft Maya uiteindelijk toch iets kunnen doen met haar intelligentie. Ze deed een colloquium doctum voor sociaal juridische dienstverlening aan een Hogeschool. Ook heeft ze een vaste vriend, en hun relatie loopt goed. Van Temmigje heeft ze nu al jaren geen last meer sinds de khatha.

6. Diagnose
Het is uit het voorgaande hopelijk duidelijk geworden dat Maya veel geleden heeft onder het geplaag van de verschijning, maar ook dat zij vóór Temmigje reeds psychologische problemen had. Dit laatste onder meer nadat haar ouders besloten uit elkaar te gaan en in verband met de verbreking van een goed contact dat ze met een 19-jarige jongen had. Haar vertrouwen is geschonden, hetgeen geslotenheid en wantrouwen in de hand werkten.
Ik zal nu proberen 'Temmigje' in verband te brengen met Maya’s voorgeschiedenis. Wat is Temmigje voor iets? Er zijn twee mogelijkheden:
l . Temmigje is een van Maya onafhankelijk wezen dat zich aan haar heeft opgedrongen. We zouden dan te maken hebben met een overledene die een levende belaagt, ofwel met een langdurige poging tot bezetenheid.
2. Temmigje is geen onafhankelijke entiteit, maar een geestelijke 'structuur' binnen Maya zelf, wal dit tot een geval van dissociatie zou maken (Greaves, 1980).
Het is mijns inziens nauwelijks denkbaar dat Temmigje een zelfstandig wezen is. Als we willen stellen dat Temmigje bijna 200 jaar na haar geboorte nog zou ronddolen en een 13-jarig meisje zou belagen, als een ‘jarangh’ zoals de pandits dit noemen, dan zal men dit moeten rijmen met het feit dat de lastpak altijd als jong meisje is verschenen en ook beweert als zodanig te zijn verdronken. Volgens mij is zoiets onmogelijk, aangezien de historische Femmigje domweg niet als jong meisje om het leven is gekomen! Dit brengt ons direct bij de andere mogelijkheid, namelijk dissociatie; Temmigje bestond alleen binnen Maya en niet apart van haar.
Zijn er ook specifieke aanwijzingen dal hel om dissociatie gaat? Dat is inderdaad het geval.
1. Ten eerste is er de combinatie flauwvallen-hyperventilatie, die al bestond voor de eerste verschijningen.
2. Daarnaast heeft Maya enigszins het vermogen om automatisch te tekenen; als zij een potlood licht op een vel papier zet, ontstaan er vanzelf eenvoudige vormen.
3. Ze heeft autoscopische ervaringen gehad, waarbij ze zichzelf zag.
4. Ze leed af en toe aan amnesie, d.w.z. dat ze zich niet meer herinnerde wat ze zojuist had gezegd of gedaan. Zo zat zij eens op het schoolplein met gekruiste benen te mediteren (10). Toen klasgenoten haar daar nadien op wezen, wist ze het zich niet te herinneren.
5. Ze vertoonde een krabwond, die ook voorkomt bij andere gevallen waarin mensen slechts schijnbaar in bezit worden genomen of geplaagd door geesten. Krabwonden komen zo bijvoorbeeld al voor in handboeken van exorcisme. Ze zijn toe te schrijven aan intrasomatische, psychokinetische beïnvloeding van de huid door sterke innerlijke voorstellingen of hallucinaties (zie Rivas, 1990).
Het beeld dat we aldus van Maya krijgen is niet uitzonderlijk voor gevallen van gespleten persoonlijkheid. Het antagonistische plaaggeest-karakter is bekend, evenals zelfmoordneigingen. (Zie bijvoorbeeld de gevallen ‘Sybil' (Schreiber, 1986) en Chris Sizemore [Eve] (Wilson, 1982; Thigpen & Cleckley, 1957).) De ‘persoonlijkheden' binnen één en dezelfde persoon willen over het algemeen niet precies hetzelfde en dat kan leiden tot conflicten en uiteindelijk tot een ondraaglijke situatie. Tenslotte worden fenomenen als (sommige) verschijningen geïnterpreteerd als projecties (Cagen Terr, 1985) uit de onbewuste geest, in dit geval dus een projectie van een hele ‘persoonlijkheid' (vergelijk: Rivas, 1991a).

7. Opnieuw: Verklaring van dit geval
Indien we dit geval moeten interpreteren als gespleten persoonlijkheid, moeten we ons afvragen waar de ‘structuur' die zich lijkt te manifesteren als Temmigje vandaan is gekomen.
Zoals gezegd is Femmigje als klein meisje niet aan te treffen in het Gemeentearchief; de eerste vermelding is te vinden in een doopboek, en de tweede in een Index bij een boek uit 1824/1825 toen Femmigje al 27 was. Het is daarmee uitgesloten dat Femmigje als meisje in het archief voorkomt. Een boek over de Manenburg dat Femmigje zou vermelden is noch in het Gemeentearchief - bij archivarissen -, noch in de Manenburg zelf
bekend. Ook daarbuiten zijn er geen boeken bekend die speciaal over de Manenburg gaan, zoals blijkt uit de brochure Boeken over Utrecht, in mei 1990 uitgebracht door Broese Kemink, waarin ook de uitverkochte en slechts in antiquariaten verkrijgbare werken zijn opgenomen. Daarmee is ook de kans op het bestaan van een (jeugd)roman of een daarop gebaseerde (jeugd)film over de obscure Femmigje in verband met de Manenburg tot nul gedaald. Ik sluit deze mogelijkheid dan ook uit.
Maya heeft haar juiste gegevens dus ongetwijfeld uit het Volkstellingsregister in het Gemeentearchief zelf gehaald.

Dit impliceert in het algemeen overigens dat het onverstandig is een verhaal over hoe men aan geverifieerde gegevens is gekomen, zo maar voor waar aan te nemen indien de persoon in kwestie zelf al archiefonderzoek heeft gedaan. Een vergelijkbare ervaring heb ik helaas opgedaan met ingenieur F..H. (Rivas, 1991 b).

Ik hoop dat Maya noch haar familieleden erg teleurgesteld zullen zijn over mijn conclusie. Ik ben dat zelf eerlijk gezegd wel, maar het is belangrijker om de waarheid over iets vast te stellen dan illusies te blijven najagen, hoe mooi die ook zijn.
Overigens is het nog steeds mogelijk dat Maya wel degelijk in een vorig leven iets met de Manenburg te maken heeft gehad. Haar reactie op dit gebouw lijkt op een klassieke deja-vu ervaring. En gelukkig is de aannemelijkheid van het bestaan van vorige levens niet afhankelijk van dit ene geval (Stevenson, 1987; Rivas & Rivas, 1987; Rivas, 1993; Harrison & Harrison, 1983). Dit geval blijft hoe dan ook belangrijk vanwege zijn dissociatieve karakter. Het is in die zin een hedendaags bezetenheidsgeval, hoewel niet in letterlijke zin.

Abstract
A Dutch teenager, Maya, claimed she was accompanied by the ‘ghost' of a young girl, Temmigje, who at the beginning of the 19th century would have lived at the bulwark ‘The Manenburg’ in Utrecht. The ghost behaved rather like a traditional demon and Maya suffered much from her behaviour. At the Utrecht Municipal Archives, Maya found some names the ghost would have mentioned beforehand. Through a reconstruction of all relevant events and checking of data in the archives, the author was able to find some important ïnaccuracies in Maya's account. These make it conceivable that she did after all get to her data in a usual way despite her own account to the contrary. The exceptional interest of this case does not therefore lie in its paranormal content, but in its unique dissociative character.

Dankbetuiging
Ik wil hierbij Drs. Esteban Rivas, Drs. Cees J.M. Witteveen, Pablo Campo, G.J. Röhner en Mevrouw: J.N. van der Meulen (beide laatsten Sector Archieven, Utrechts Gemeentearchief) bedanken voor hun actieve deelname aan de coördinatie en uitvoering van het onderzoek. Vervolgens gaat mijn dank uit naar Dr. lan Stevenson en Dr. Engelbert Verhagen voor hun adviezen.
En tenslotte wil ik natuurlijk Shiela, Pandit Ramsodit, Nanie, en niet te vergeten Maya zelf hartelijk danken voor hun enthousiaste deelname aan het onderzoek.

Noten
(1) Desgevraagd herleidde Maya deze naam ‘Lipo’ tot de hondennaam ‘Lupo’ (waarschijnlijk van Ilaliaanse afkomsl), wat misschien iets aanduidt van hel knuffelbeest-of huisdierkarakter dat de geest oorspronkelijk gehad kan hebben.
(2) Zoals de lezer zal opmerken, heet Maya's Hindoestaanse oma van moederskant Nanie.
(3) In plaats van Temmigje hadden we aanvankelijk begrepen dat Maya de naam 'Pennigje Rijkse' van de geest had doorgekregen. Hoe dit misverstand is kunnen ontstaan, is inmiddels niet meer te achterhalen. Pas in 1990 werd duidelijk dat Maya altijd 'Temmigje' voor ogen had gestaan. Misschien een kwestie van uitspraak. Ik heb inzage gehad in haar dagboek uit die tijd en daar koml alleen 'Temmigje' in voor, nooit 'Pennigje'.
(4) In augustus 1990 bevestigde archivaris G. J. Röhner dat de gevonden namen van de familie Rijkse in het Volkstellingsregister zelf ook niet gerangschikt staan onder Manenburg, maar onder het adres Enge Doelen, wijk B., nr. 340. Röhner wist zelf niet waarnaar het adres Enge Doelen nu verwees, en zocht dit (net als ikzelf) op, in zijn geval via omnummeringslijsten. De Enge (of Nauwe) Doelen werd in 1877 afgesloten, waarbij 29 woningen werden afgebroken en de straat een werd met de Wijde Doelen. Na de sloop van de Enge of Nauwe Doelen correspondeert het adres met 'het bolwerk Manenborgh', aldus Röhner.
(5) Het register is dus in wezen ook toegankelijk zonder index, namelijk door op adres te zoeken.
(6) Overigens correspondeerde de Manenburg in 1825 met twee adressen, aldus archivaris G.J. Röhner, namelijk Enge Doelen 340 én 339, de laatste hiervan was toen een stal.
(7) Ik kwam daar overigens ook G.J. Röhner tegen, die mij zelfs weer behulpzaam was en zich ook mijn vraag nog goed kon herinneren. (8) Inmiddels was hel hele ‘oude boek’ ongeveer een jaar daarvoor op microfiches overgezet, aldus Röhner.
(9) Hindoe-eredienst, volgens Shiela vergelijkbaar met een kerkdienst.
(10) Waarschijnlijk in verband slaand met het hindoeïsme.

Literatuur
- Broese Kemink, B. V.. (1990). Boeken over Utrecht.
- Cagen Terr, L. (1985). Remembered images and trauma, in Eisler, R. (Ed.) The psychoanalytic study of the child (vol. 40). New York: International University Press.
- Greaves, GB. (19cSO). Multiple personality: 165 years after Mary Reynolds. Journal of Nervous and Mental Disease, 168, 377-396.
- Harrison, P, & Harrison, M. (1983). The children that time forgot. Emsworth: Mason Publications.
- Rivas, E., & Rivas, T. (1987). Wetenschappelijk reïncarnatie-onderzoek (2e druk). Arnhem: Schoon Genoeg.
- Rivas, T. (1990). Intrasomatische parergie: Een overzicht van de directe invloed van geestelijke voorstellingen op de fysiologie van het eigen lichaam, Tijdschrift voor Parapsychologie, 58.
- Rivas, T. (1991a). Paranormale fenomenen rond de Maria-verschijningen te Fatima. Tijdschrift voor Parapsychologie, 59, 1,7-16.
- Rivas, T. (1991b). Alfred Peacock? Reincarnation fantasies ahout the Titanic. Journal of the Society for Psychical Research, 58, 10-15.
- Rivas, T. (1993). Reïncarnatie-onderzoek: Op zoek naar de zuinigste toereikende hypothese. Spiegel der Parapsychologie, 32, 3/4, 171 -188.
- Schreiber, F. (1986). Sybil (9e druk). Middlesex: Penguin Books.
- Stevenson, I. (1970). Twenty cases suggestive of reincarnation. Charlottesville: Universily Press of Virginia.
- Stevenson, I. (1984). Unlearned language; New studies in xenoglossy. Charlottesville: University Press of Virginia.
- Stevenson, I. (1987). Children who remember previous lives: A question of reincarnation. Charlottesville: University Press of Virginia.
- Stevenson, I., & Pasricha, S. (1980). A preliminary report of an unusual case of the reincarnation type with xenoglossy. Journal of the American Society for Psychical Research, 74, 321-348.
- Struick, J.E.A.L. (1971). Utrecht door de eeuwen heen. Utrecht: Het Spectrum.
- Thugpen, C.H., & Cleckly, H.M. (1957). The Three Faces of Eve. New York: McGraw Hill.
- Wilson, I. (1982). Reincarnation? The Claims Investigated. Harmondsworth: Penguin Books.

Appendix
Mevrouw J.N. van der Meulen heeft naar aanleiding van het bovenstaande artikel nog ongevraagd onderzoek gedaan naar Cornelia Maria Hoeflaar, de dienstmeid 'Nannie' als we Maya mogen geloven. In de tienjarentabel op de geboorteregisters van 1823-1832 komt geen Cornelia Maria Hoeflaar voor, maar wel een Johanna Frederica Hoeflaar, geboren op 8 september 1825 als kind van ene Johannes Fredericus Hoeflaar en Femma Rijkse (Femmigje dus, vermeld als 'breidster'). Cornelia wordt door Van der Meulen gelijkgesteld aan Johanna Frederica Hoeflaar. Femmigje zou de naam van haar kind, die oorspronkelijk afgeleid was van die van haar man, misschien veranderd kunnen hebben in die van haar moeder, die immers Cornelia van Wierst heet. Dat die veronderstelde verandering dan tijdelijk was, blijkt uit het Volkstellingsregister van 1830 waar Cornelia toch weer vermeld staat als Johanna Frederika, ze is dan 4 jaar oud. Haar achternaam luidt nu echter Rijksen. Als Johanna Frederica 14 jaar oud is, woont ze nog bij haar grootouders, maar haar moeder is vertrokken naar elders. Interessant is dat Femmigje toen Johanna Frederica tijdens kerstmis 1850 trouwde, gestorven blijkt en wel in Tiel. Ik ben Mevrouw van der Meulen nogmaals erkentelijk voor haar inspanningen.

Dit artikel werd in 1998 gepubliceerd in Spiegel der Parapsychologie, 36 (nieuwe editie), 1, 2-21.
Een samenvatting ervan werd opgenomen in Rivas’ boek Parapsychologisch onderzoek naar reïncarnatie en leven na de dood, in 2000 gepubliceerd bij Uitgeverij Ankh-Hermes te Deventer.

Contact: titusrivas@hotmail.com