Herinneringen aan een andere wereld
Geplaatst door
Titus Rivas (publicatiedatum: 24 June, 2012)
Samenvatting
Bijna-doodervaringen en tussenperiodeherinneringen hebben allebei te maken met herinneringen aan een andere, geestelijke wereld.
Herinneringen aan een andere wereld
(deze tekst is opgenomen in de bundel Uit het leven gegrepen van Titus Rivas en grotendeels gebaseerd op zijn Prana-artikel uit 2000 Herinneringen aan een periode tussen twee levens (Prana, nummer 120, blz. 33-38).
Sinds de publicatie van het boek Leven na dit leven van Dr. Raymond Moody is er betrekkelijk veel aandacht gekomen voor het verschijnsel Bijna-doodervaringen (BDEs). Amerikaanse, maar ook Europese en zelfs Indiase wetenschappers hebben onderzoek gedaan naar deze ervaringen die gemeld worden door mensen die schijndood of klinisch dood waren verklaard. Internationaal is er de organisatie IANDS en in Nederland hebben we de stichting Merkawah. Beide organisaties wijden zich helemaal aan BDEs, zowel in de vorm van onderzoek als in de vorm van hulpverlening aan mensen die een bijna-dood ervaring hebben gehad. Ook Stichting Athanasia verzamelt en bestudeert gevallen op dit gebied en verwijst mensen die behoefte hebben aan begeleiding daarbij door naar Merkawah.
Een paar voorbeelden van dergelijke gevallen die door Athanasia verzameld zijn:
- Ervaring van Anny Dirven uit Budel, beschreven in een brief van april 2001: "16 jaar geleden had ik een bloeding en zat al in een zwart gat (tunnel), wat een heel prettig gevoel gaf. Ik kwam nog net op tijd in het ziekenhuis en ik hoorde de specialist zeggen: 'Daar ligt een lijk in bed, maar nu ze hier is, kan haar weinig gebeuren'. Na de operatie die ik moest ondergaan, kwam ik direct al bij in de operatiekamer. Ik kon zelf nog niets zeggen. Maar ik stond in een heel groot veld met allerlei kleuren aan bloemen. En ik stond er zelf middenin, in dat veld. Met een grote bos bloemen in mijn armen. Toen ik wat kon zeggen, heb ik gezegd: 'Ik ben herboren'. Ik kan mij nog steeds heel goed voor mijn geest halen, dat ik met die bloemen in mijn armen stond.
Het was prachtig en gaf een heerlijk gevoel. Dat kan ik niet beschrijven."
- Een anoniem blijvende vrouw vertelde me begin 2002 dat ze in het verleden een aantal zelfmoordpogingen had gedaan. Bij één daarvan had ze het gevoel gehad dat ze 'heel ver weg' was geraakt. Ze had een pad of weg gezien. Alles zag er heel helder uit. Het pad voerde naar een heel mooie weide vol bloemen en kleuren. Er stonden allemaal mensen in het wit naast haar. Nadat ze gereanimeerd was baalde ze erg, ook al omdat ze drie maanden gedwongen werd opgenomen in een ziekenhuis. De ervaring vond ze wel heel mooi en ze is nu niet langer bang voor de dood.
- Een andere vrouw meldde ons team op 15 september 2001 dat haar broer in 1940 toen hij zeven jaar oud vaak bij het Amsterdam-Rijn kanaal bij Utrecht liep te donderjagen. Hij klom onder meer op allerlei dingen en sprong daar dan weer af. Zo is hij een keer gevallen en in het kanaal terechtgekomen. Hij voelde vervolgens hoe hij in een veld met bloemen terechtkwam met allerlei kleuren, zoals roze en witgeel. Hij vertelde dit pas toen hij eenmaal volwassen geworden was.
Het is inmiddels duidelijk geworden dat BDEs zowel voorkomen bij mannen als vrouwen en zowel bij volwassenen als kinderen.
Ook zijn ze niet voorbehouden aan de westerse cultuur of aan dit huidige tijdperk. Bovendien vertonen ze vaak een patroon van kenmerken zoals een tunnel en een licht aan het eind daarvan, hoewel elke Bijna-Dood Ervaring tegelijk een eigenheid kent die samenhangt met persoonlijke ervaringen en met symboliek. Mensen met BDEs maken voorts na hun ervaring een soms pijnlijk proces van innerlijke verandering door, dat hun leven meer zin geeft en verrijkt. Tijdens de BDE en ook daarna kunnen er 'veridieke' (juiste) waarnemingen plaatsvinden van de fysieke wereld die niet langs normale weg verklaard kunnen worden. Hiermee hebben we een globaal beeld gekregen van BDEs als een in ieder geval subjectief verschijnsel waaraan de meeste onderzoekers niet langer twijfelen. De discussie gaat dan ook niet over de vraag of BDEs voorkomen en of ze zo aangrijpend kunnen zijn dat ze een transformatieproces op gang brengen. Maar over de kwestie of ze een puur subjectief verschijnsel zijn of toch ook verwijzen naar een andere wereld na de dood.
Grote levensvragen
De mensheid is van oudsher geïntrigeerd door grote levensvragen zoals "Waar komen we vandaan?" en "Waar gaan we heen?". Tegenwoordig wordt dit vaak binnen een materialistisch verband zuiver collectief uitgelegd, in de zin van de evolutionaire oorsprong van Homo Sapiens Sapiens en zijn toekomst als biologische soort. Buiten de materialistische context kunnen deze vragen echter ook persoonlijk worden geïnterpreteerd en dan hebben we het over de herkomst en bestemming van de persoonlijke ziel. Waar waren we toen ons lichaam nog niet verwekt was en waar gaan we heen als ons lichaam 'op' zal zijn?
Het parapsychologische onsterfelijkheidsonderzoek houdt zich ondermeer empirisch met deze vragen bezig. In het reïncarnatieonderzoek hebben we daarbij te maken met mensen die beweren dat ze al eens dood zijn geweest en nu in een nieuw lichaam zijn teruggekeerd op aarde. Het bewijsmateriaal voor persoonlijke reïncarnatie staat sterker dan ooit, zoals ik in vorige hoofdstukken heb betoogd, en het is zo omvangrijk dat het reïncarnatieonderzoek binnen het huidige onsterfelijkheidsonderzoek waarschijnlijk het belangrijkste gebied vormt.
Daarbij zijn er kinderen die beweren dat ze zich niet alleen een vorig leven kunnen herinneren, maar ook herinneringen hebben aan een andere wereld, na hun dood aan het eind van het vorige leven en voorafgaand aan hun incarnatie in hun huidige lichaam. Deze tussenperiodeherinneringen (TPHs), doen in verschillende opzichten denken aan bijna-doodervaringen.
Een voorbeeld van TPHs is te vinden in mijn artikel over ene Kees (pseudoniem): "Over wat doodgaan nu precies is, vertelde Kees dat er dan een engel komt om je naar 'Onze Lieve Heer' te brengen. Die was alleen maar 'goedheid', het 'Grote Licht' en 'humor'. Volgens Kees was het moeilijk om de andere wereld precies te beschrijven. Die paste niet op een diabeeldje en was niet te tekenen. Hij zei verder dat hij zijn eigen plekje aan een prachtige blauwe waterval had, die klaterde onder en boven een bloemenperk, en aan de bomen groeiden de heerlijkste vruchten - lekkerder dan alle marsjes en snoepjes bij elkaar. Ook vertelde hij dat hij heel lang geleden dood was gegaan en helemaal geen zin had gehad om naar zijn moeder te komen. Maar van 'hen' daarboven schijnt hij opnieuw aan het werk te hebben moeten gaan."
Ik besteed in dit hoofdstuk eerst aandacht aan hypothesen die Bijna-doodervaringen proberen te verklaren langs neurologische of psychologische wegen, en kijk vervolgens naar de specifiek parapsychologische kenmerken van BDEs. Tot slot zal ik nog kijken naar de implicatie van overeenkomsten tussen BDEs en de zojuist genoemde TPHs.
Illusies van een stervend brein
Het materialisme is een van de minst rationele en tegelijk hardnekkigste visies op het bestaan. Alles wat er bestaat zou uiteindelijk samengesteld zijn uit onbezielde deeltjes materie, die in samenspel met elkaar dus ook zorgen voor het ontstaan van subjectieve ervaringen, zonder dat er echter een subject zou bestaan dat die ervaringen zou ondergaan. Volgens het eigenlijke materialisme zijn zulke subjectieve ervaringen zelf dus ook niets anders dan materiële processen, en volgens het epifenomenalisme zijn ze weliswaar zelf niet fysiek, maar wel geheel en al gebonden aan en bepaald door de hersenen. In beide gevallen
impliceert dit onder meer dat als het brein sterft, het ook definitief gedaan is met de persoonlijke ziel. Nu is het materialisme evenals het epifenomenalisme, zoals ik elders meermalen betoogd heb, volstrekt onhoudbaar , en daarmee eigenlijk ook helemaal geen serieuze gesprekspartner. Toch is het zaak hier even stil te staan bij de materialistische en epifenomenalistische verklaringen van BDEs, omdat die nu eenmaal (zoals gewoonlijk in de psychologie) veel te veel invloed hebben.
Volgens de materialistische en epifenomenalistische verklaringen zouden de verschillende kenmerken van BDEs allemaal verklaard kunnen worden door veranderingen binnen het brein. Dit kunnen chemische veranderingen zijn zoals het vrijkomen van bepaalde stoffen, fysiologische veranderingen zoals de prikkeling van een deel van de cortex en algemener functionele processen, waarbij er een soort aangeboren programma wordt gestart dat de hersenen in staat stelt optimaal om te gaan met een kritieke, levensbedreigende situatie.
Chemische veranderingen
Als we denken aan chemische veranderingen, dan moet het gaan om de verhoogde of verlaagde productie van bepaalde stoffen in de hersenen die bijvoorbeeld zouden zorgen voor de euforie die BDE-ers ervaren en bepaalde beelden die ze zien. Dit is op zich geen idiote gedachte omdat we allemaal weten dat er stoffen zijn zoals alcohol en drugs die onze perceptie van de werkelijkheid kunnen veranderen. Dus puur het feit dat mensen zich erg gelukkig hebben gevoeld en allerlei wonderlijke dingen hebben gezien is op zich nog geen doorslaggevend argument voor de theorie dat de BDE meer is dan een somatogene ervaring. Het heeft dan op zich ook geen zin om alleen de concrete hypothesen over welke stoffen BDE-achtige ervaringen zouden veroorzaken te weerleggen. Het gaat er daarentegen om kenmerken van BDEs aan te wijzen die niet alleen onverklaard blijven door de tot nu geformuleerde biochemische hypothesen, maar daar per definitie niet door verklaard kunnen worden. Zulke kenmerken zijn er: veridieke perceptie of cognitie van gebeurtenissen op flinke afstand van het lichaam; steeds terugkerende symboliek; de klaarblijkelijke aanwezigheid van paranormale vermogens na afloop van de BDE; en de overeenkomsten tussen BDEs en TPHs.
Met andere woorden: het is niet uit te sluiten dat men ooit stoffen ontdekt die in principe delen van de BDE lijken te kunnen verklaren. Het is echter wel uit te sluiten dat men ooit dit soort biochemische factoren ontdekt die alle kenmerken van de BDE kunnen verklaren. Als men de BDE dan ook helemaal biochemisch wil verklaren, moet dat onherroepelijk neerkomen op het ontkennen van dit soort kenmerken.
Fysiologische veranderingen
Iets dergelijks geldt ook voor fysiologische veranderingen. Het is bijvoorbeeld helemaal niet zo maar bij voorbaat uit te sluiten dat de hersenen hallucinaties produceren ter compensatie van het compleet wegvallen van externe stimulatie. Het is ook niet bij voorbaat uit te sluiten dat er gebieden zijn in de hersenen die als ze geprikkeld worden een soort tunnel-ervaring veroorzaken. Het is echter wel uitgesloten dat er ooit fysiologische verklaringen gevonden kunnen worden voor de boven vermelde kenmerken.
Functionele processen
Onder functionele processen verstaan we hier processen die evolutionair zijn uitgeselecteerd omdat ze bijdragen tot het genetische succes van een soort. Waar moeten we dan aan denken als het gaat om de dood? Aan veranderingen die de drang tot overleven in het individu versterken en aan veranderingen die de angst voor de dood bij de nabestaanden en ook het verdriet om de overledene zoveel mogelijk kunnen verminderen. Er zou daartoe evolutionair gezien een neuronaal programma aangeboren kunnen zijn dat geactiveerd wordt in toestanden van opperste nood. Dit programma zou het individu (en bij zogeheten sterfbedvisioenen ook diens omgeving) eerst geruststellen, maar dan toch nog aanzetten om al zijn laatste krachten te mobiliseren om weer bij te komen. Bovendien zou het programma ook geruststellend en hoopgevend moeten zijn voor anderen wanneer de persoon inderdaad weer bij bewustzijn komt.
Ook dit is geen intrinsiek absurde theorie en zij lijkt tenminste bepaalde kenmerken van BDEs, zoals een deel van de terugkerende symboliek, te kunnen verklaren. Er zijn echter zoals gezegd nog andere kenmerken die er principieel onverklaard door blijven.
Conclusie over materialistische en epifenomenalistische verklaringen van BDEs
Materialistische en epifenomenalistische verklaringen van BDEs zijn uitsluitend van toepassing op die kenmerken van BDEs die veroorzaakt zouden kunnen zijn door hersenprocessen. Er zijn echter ook kenmerken zoals de veridieke perceptie (of cognitie) van gebeurtenissen op flinke afstand van het lichaam; de klaarblijkelijke aanwezigheid van paranormale vermogens na afloop van de BDE en de overeenkomsten tussen BDEs en TPHs die zich niet lenen voor verklaring door zuiver materialistische of epifenomenalistische hypotheses.
De laatste jaren is er door onderzoekers als Sam Parnia en Peter Fenwick van Southampton General Hospital en de Nederlandse cardioloog Pim van Lommel van het Rijnstate Ziekenhuis te Arnhem en hun teams aangetoond dat in elk geval sommige patiënten die een BDE melden ten tijde van hun ervaring in een toestand van klinische dood verkeerden met een vlak EEG. Dat betekent dat sommige BDEs als geheel onverklaarbaar zijn binnen een materialistische context omdat men in plaats van helder bewustzijn helemaal geen mentale activiteit zou verwachten bij de patiënten in kwestie. Pim van Lommel publiceerde zijn prospectieve onderzoek onder 344 hartpatiënten eind 2001 in het gerenommeerde medische tijdschrift The Lancet.
Ondanks deze officiële erkenning blijken skeptische tegenstanders de gegevens (bewust of onbewust) vaak niet goed tot zich door te laten dringen. Ze vallen op een bijna onbegrijpelijke manier in herhalingen van nu juist door deze studies weerlegde materialistische dooddoeners zoals: "Het is echt allemaal verklaarbaar door zuurstofgebrek in de hersenen". Nu al mogen we concluderen dat sommige BDEs er hoe dan ook op wijzen dat we de dood geestelijk overleven.
Psychologische verklaringen
Onder psychologische hypotheses verstaan we inhoudelijke verklaringen die niet uitgaan van neurologische processen, maar van psychologische. Dat wil zeggen dat het niet primair zou gaan om activering van aangeboren neuronale programma's, maar om psychologische defensiemechanismen.
Mensen hebben behoefte aan zin, ongeacht of die zin er nu is of niet. Dit geldt voor allerlei schijnbaar absurde situaties tijdens het leven waar mensen soms op heldhaftige wijze nog een zin aan willen toeschrijven. Maar het geldt al helemaal voor het schijnbaar meest absurde gegeven van allemaal: de dood. Het is niet te verwachten dat onze behoefte aan zin en de daaruit voortkomende zingeving plotseling ophoudt als we bijna dood zijn. Het is daarentegen veel waarschijnlijker dat de behoefte aan zin onder die omstandigheden juist alleen nog maar nijpender wordt. Van hieruit zou men kunnen verwachten dat juist mensen die bijna dood gaan allerlei persoonlijke symboliek activeren om dit feit te verzachten of in een hoger perspectief te plaatsen. Er is bij BDEs inderdaad sprake van allerlei persoonlijke variaties in de individuele beleving van de BDE. Ook zou men kunnen verwachten dat er universele symbolen zijn die alle mensen gemeen hebben (door de psycholoog Carl Gustav Jung aangeduid als archetypen). En dat er daarom ook sprake zou zijn van meer of minder universele kenmerken in het verloop van BDEs. Ook dit soort universele kenmerken zijn natuurlijk genoegzaam bekend.
We komen bij de psychologische verklaring van de kenmerken
van BDEs dus echt een heel eind. Zowel de variaties in ervaringen als de universele fasen in de ervaring lijken er door te kunnen worden verklaard, en eventueel voor een deel zelfs het gegeven dat jonge kinderen reeds BDEs kunnen hebben die sterk overeenkomen met die van volwassenen.
Maar ook hier geldt nog steeds dat ze kenmerken zoals de
veridieke perceptie of cognitie van gebeurtenissen op flinke afstand van het lichaam, de klaarblijkelijke aanwezigheid van paranormale vermogens na afloop van de BDE en de overeenkomsten tussen BDEs en TPHs niet kunnen verklaren.
Bovendien weten we uit het voorafgaande al dat in elk geval sommige BDEs hoe dan ook wijzen op een overleven na de fysieke dood.
Parapsychologische verklaringen
Het wordt nu tijd om ons te richten op de zojuist genoemde kenmerken die niet alleen onverklaard blijven door neuropsychologische hypothesen, maar ook door psychologische.
Binnen de parapsychologische verklaringen maakt men wat dit betreft van oudsher een onderscheid in animistische (oftewel Super-ESP) verklaringen waarbij er officieel geen sprake is of hoeft te zijn van een leven na de dood en spiritistische verklaringen waarbij daar wel vanuit wordt gegaan.
Animisme en spiritisme
Een animistische verklaring bestaat eigenlijk gewoon uit een psychologische verklaring waarbij men ruimte inbouwt voor paranormale waarnemingen. Kenneth Ring heeft op een degelijke wijze aangetoond dat er paranormale waarnemingen plaatsvinden bij BDEs. Zo heeft hij het over waarnemingen van voorwerpen die zich ver buiten het normale gezichtsveld van het overigen bewusteloze lichaam bevonden, en waarvoor bevestiging werd gegeven door derden.
Een voorbeeld daarvan wordt gevormd door de ervaring van een verpleegster genaamd Cathy Milne in het Hartfordshire-ziekenhuis in Connecticut: "Mevrouw Milne was al geïnteresseerd geraakt in BDES, en op een dag sprak ze met een vrouw die onlangs was gereanimeerd en een BDE had beleefd.
Na eerst telefonisch door mij over dit voorval te zijn geïnterviewd, beschreef ze de details in een brief aan mij: Ze zei me hoe ze over haar lichaam heen vloog, de reanimatie-inspanningen kort bezag, waarna ze zich naar boven voelde getrokken door verscheidene verdiepingsvloeren van het ziekenhuis heen. Toen merkte ze dat ze zich boven het dak bevond en naar de skyline van Hartford keek. Ze verwonderde zich over het prachtige uitzicht. Uit een ooghoek zag ze een rood object. Het bleek een schoen te zijn... Ze dacht na over de schoen... en plotseling voelde ze zich 'opgezogen' door een zwart gat. De rest van haar BDE was tamelijk gewoon, naar wat ik me ervan herinner. Ik vertelde dit aan een [skeptische] patiënt, die spottend heenging. Blijkbaar had hij daarna een conciërge zover gekregen hem op het dak te laten, want toen ik hem later op die dag tegenkwam, had hij een rode schoen bij zich en was hij volledig bekeerd."
Ring lijkt daarbij te denken dat hij simpelweg door het aantonen van paranormale ervaringen bij BDEs meteen heeft aangegeven dat zij inhoudelijk verband houden met een leven na de dood. Animisten zullen echter benadrukken dat er in allerlei situaties paranormale waarnemingen zijn vastgesteld en dat er dus helemaal geen specifieke link bestaat tussen BDEs en paranormale waarnemingen. Indien die paranormale waarnemingen dus in die andere situaties niet wijzen op een leven na de dood, dan ook niet in de context van de BDEs.
In weerwil van deze opvatting, is het natuurlijk wel zo dat er in principe geen goede neuropsychologische verklaringen mogelijk zijn van paranormale waarnemingen (alleen maar het wegverklaren van die ervaringen). En dat ze om die reden inderdaad wijzen op de zelfstandigheid van de ziel en dus ook op haar overleven na de dood. Dat betekent dat paranormale ervaringen zelf altijd al wijzen op een overleven na de dood. Bovendien vinden sommige BDEs dus plaats tijdens een vlak EEG zodat ze (zoals ik in het vorige hoofdstuk uiteen heb gezet) als geheel verklaard moeten worden door een theorie die evenzeer genoemde zelfstandigheid van de ziel ten opzichte van de hersenen vooronderstelt. BDEs laten hoe dan ook zien dat het
bewustzijn de dood overleeft en wat dat betreft heeft Kenneth Ring zeker gelijk! Animisme is in die zin dus niet houdbaar.
Maar deze verheugende conclusie zegt verder nog niets over de waarde van BDEs voor onze nadere, preciezere beeldvorming van dat overleven na de dood. We zouden ons tevreden moeten stellen met de algemene constatering dat BDEs paranormale elementen kunnen bevatten of plaats kunnen vinden bij een vlak EEG, hetgeen allebei onverenigbaar is met het materialisme en daarom hoe dan ook een overleven van het bewustzijn na de dood aantoont. Hoe het verder nou gesteld is met een andere wereld na de dood, dus los van bewuste paranormale waarnemingen van deze wereld, is daarmee nog onduidelijk.
BDEs en TPHs
Toch is hier niet alles mee gezegd. Kinderen die zich een vorig leven herinneren, vertonen zoals gezegd in bepaalde gevallen ook herinneringen aan een andere wereld. Deze herinneringen komen in verschillende opzichten overeen met BDEs. Ook zij kunnen melding maken van 'duisternis' en 'Licht', van 'engelen', van een prachtige buitenaardse wereld, van contact met overledenen, van het teruggestuurd worden naar de aardse wereld, etc. Nu kunnen we ons (zoals ik reeds aangaf) nog voorstellen dat deze elementen bij mensen met een BDE voortkomen uit psychologische mechanismen. We kunnen ons dat echter niet voorstellen als het gaat om kinderen die herinneringen hebben aan een vorig leven. Zeker niet als die herinneringen veridiek zijn en als er daarbij sprake is van een sterke identificatie met het vorige leven die zoals ik elders heb aangetoond niet verklaarbaar is door animistische hypothesen. Het is niet uit te sluiten dat kinderen die zich een vorig leven herinneren in bepaalde gevallen alleen maar fantaseren over de tussenperiode tussen dood en reïncarnatie, maar het is volgens mij wel uitgesloten dat ze dit in alle gevallen waarin hun herinneringen overeenkomen met BDEs doen. Dit wordt bovenal aangetoond door het gegeven dat er net als bij BDEs, ook bij TPHs ervaringen worden gemeld die te maken hebben met veridieke paranormale waarnemingen van aardse gebeurtenissen die bevestigd worden door derden. Net als BDEs zijn TPHs daarom niet te reduceren tot fantasie!
Zo kom ik via een omweg, via de TPHs, tot de conclusie dat de BDEs ook opgevat mogen worden als een blik op het hiernamaals. Dat wil niet zeggen dat psychologische en zelfs fysiologische elementen geen enkele rol spelen in BDEs, maar wel dat BDEs primair te maken hebben met in ieder geval de subjectieve beleving van een ziel voorafgaand aan, maar ook na de dood en voor reïncarnatie. BDEs (of preciezer, de melding daarvan achteraf) en TPHs hebben allebei te maken met herinneringen aan een andere wereld, die in elk geval subjectief ook nog zal blijven bestaan na de dood.
Contact: titusrivas@hotmail.com