Oskar Schindler als bontfokker
Geplaatst door
Titus Rivas (publicatiedatum: 13 September, 2011)
Samenvatting
Speciesisme kan ook een rol spelen bij mensen die een groot engagement aan de dag leggen als het om medemensen gaat, zoals Oskar Schindler.
Oskar Schindler als bontfokker
"Met Emily vestigde hij zich op een fokkerij in de provincie Buenos Aires en werkte er bijna tien jaar. (...) Het decennium waarin Oskar nutria's fokte was echter de periode waarin werd aangetoond dat fokken, anders dan vangen, geen pelzen van voldoende kwaliteit opleverde. Veel andere nutriabedrijven strandden in die tijd, en in 1957 ging de fokkerij van de Schindlers failliet."
Thomas Keneally, Schindler's List, Luitingh-Sijthoff, Amsterdam 1994
De Oskar in dit fragment is de Duitse industrieel Oskar Schindler die erin slaagde joden te redden van de vernietigingskampen, bij velen bekend door de aangrijpende film 'Schindler's List' van Steven Spielberg. Het boek waarop de film gebaseerd is, geeft daarentegen in een epiloog nog een glimp van Schindlers verdere leven. Dezelfde heldhaftige Oskar Schindler die joden had gered
van de kampen en daarvoor in feite zijn vrijheid en leven had geriskeerd, blijkt na de oorlog zèlf een beul! Een dierenbeul wel te verstaan.
Deze bizarre paradox zet aan het denken. Oskar Schindler is hoe dan ook iemand geweest die zich op een onbaatzuchtige manier heeft ingezet voor bedreigde medemensen. Hij heeft hierdoor ook juist enorme financiële verliezen geleden tijdens de oorlog. Maar aan de andere kant ontpopt Schindler zich na de oorlog als iemand die het blijkbaar geen bezwaar vindt om dieren onder
omstandigheden te fokken die regelrecht vergelijkbaar zijn met die van de concentratiekampen. Oskar Schindler was goed voor de joden omdat hij niet gehersenspoeld was door de nazi-
ideologie. Hij geloofde dat zij net als hij allemaal mensen waren, en daarmee zijn gelijken. Maar net als de meeste mensen tegenwoordig zag hij de dieren die er voor hem aan moesten geloven niet bepaald als wezens met vergelijkbare belangen (en dus ook rechten) als hijzelf. Het fokken vormde
hoogstwaarschijnlijk niet de duistere zijde van Oskar, maar het was een uiting van het speciësisme dat hem kenmerkte, ook al was hij dus geen racist. Speciësisten hoeven immers geen racist
te zijn, en kunnen blijkbaar erg menslievend zijn.
Meer nog dan egoïsme of slechtheid moet het in dit soort gevallen gaan om de definitie die je er van dieren op na houdt. Zijn het wezens die je met rust moet laten en respecteren, of zijn het wezens die er hoogstens voor ons zijn, maar er verder niet toe doen?
Titus Rivas
Dit artikel is eerder verschenen als column in Gezond Idee!, nummer 41, 7, 1998.