Titel

Respect voor het individuele dier

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 2 August, 2011)

Samenvatting

Artikel van Titus Rivas voor Prana over dierethiek en dierenrechten.


Tekst


Respect voor het individuele dier

door Titus Rivas

Tijdens de propedeuse van mijn studie psychologie werden we als studenten geconfronteerd met een verplicht practicum van de vakgroep Vergelijkende en Fysiologische Psychologie. Het betrof een eenvoudige dierproef rond het 'operant conditioneren van een rat'. De studenten moesten een laboratoriumrat een eenvoudige handeling aanleren door wenselijk gedrag dat het dier zou vertonen, te belonen met voedsel. De ratten leden hier op geen enkele manier onder, dus wat kon je daar nu tegen hebben?
Helaas zaten er toch minder fraaie kanten aan het practicum. Dezelfde vakgroep deed voor haar onderzoek ook zogeheten 'invasieve' experimenten waarbij dieren neurologische schade opliepen. Door mee te doen aan een op zichzelf onschuldig dierexperiment zouden studenten als het ware kunnen 'wennen' aan dierproeven in het algemeen en leren deze normaler te vinden (1). Bovendien werden veel ratten van het practicum kort erna afgemaakt, omdat ze niet langer 'naïef' waren. Dit kon ermee samenhangen dat ze door de proef een experimentele voorgeschiedenis hadden gekregen en daarom niet langer geschikt waren voor onderzoeksprojecten van de vakgroep.


Destijds - we spreken van de jaren 80 - was ik al een uitgesproken tegenstander van dierproeven (2). Op die manier raakte ik samen met mijn broer Esteban Rivas en anderen betrokken bij een Werkgroep Psychologie en Proefdiergebruik die later uitgroeide tot de Stichting Diergebruik en Gedragsonderzoek en in die vorm nog enkele jaren actief bleef. Onze activiteiten bestonden in dit verband onder andere uit het informeren van studenten over het practicum, het wijzen op een volwaardig alternatief zonder proefdieren en het onderbrengen van overtollige, afgeschreven ratten bij diervriendelijke gastadressen.
Dit laatste bleek heel wat voeten in de aarde te hebben. Diverse betrokkenen binnen de vakgroep bleken een diepe minachting te koesteren voor de 'verbruikte' ratten. Men beschouwde de dieren als wegwerpartikelen en protesteerde heftig toen wij ervoor pleitten om onderdak voor ze te zoeken. In een krantenartikel beklemtoonde het toenmalige hoofd van de vakgroep verontwaardigd dat ze geen dierenwinkel runden. Kennelijk was men vooral bezorgd om het eigen imago, ook als de harde opstelling ten koste ging van het lot van tientallen dieren. Ironisch genoeg doordrong juist deze boze reactie veel studenten pas goed van de hypocrisie van Vergelijkende en Fysiologische Psychologie. Het ging officieel om een onschuldige, diervriendelijke dierproef, maar kennelijk reikte die diervriendelijkheid niet zo ver dat men het leven van de gebruikte ratten wilde sparen. Zelfs niet als dit de vakgroep verder niets zou kosten (3). Uiteindelijk werden er via ons ondanks de hevige protesten toch nog meer dan 30 ratten ondergebracht. Eigenlijk hadden we nog ongeveer 60 ratten meer kunnen plaatsen...

Speciësisme
Minachting voor dieren wordt in de filosofie vanaf de jaren 70 van de 20e eeuw ook wel speciësisme genoemd, afgeleid van het van oorsprong Latijnse woord voor diersoort, species. Het komt neer op een fundamenteel, discriminerend onderscheid tussen mensen en leden van andere diersoorten. Het woord speciësisme is bedacht door de Britse filosoof en psycholoog Richard Ryder, naar analogie met termen zoals seksisme (discriminatie van met name vrouwen op basis van hun sekse) en racisme (discriminatie van minderheden op grond van hun 'ras').

We mogen wetenschappelijk gezien aannemen dat zeker gewervelde en hoogontwikkelde ongewervelde dieren subjectieve wezens zijn die positieve en negatieve ervaringen kunnen ondergaan en dus ook belangen hebben. Toch vinden speciësisten dat belangen van dierlijke individuen er in de regel (veel) minder toe doen dan vergelijkbare belangen van mensen. Dit betekent bijvoorbeeld dat het doden van een dier voor een feestmaal volgens speciësisten pertinent niet vergeleken kan worden met het uit egoïstische motieven vermoorden van een mens.

Het hoofd van de vakgroep Vergelijkende en Fysiologische Psychologie zei vanuit zijn speciësistische perspectief bijvoorbeeld ongeveer het volgende: “Je moet natuurlijk geen sadist worden in je onderzoek, maar daarnaast mogen we binnen de grenzen van de wetgeving gewoon alles doen wat we nodig vinden voor ons onderzoek.” De belangen van dieren telden voor hem uitsluitend voor zover de samenleving van hem verlangde daar rekening mee te houden. Verder wilde hij dus geen sadist worden, maar dit leek minder met de belangen van dieren te maken te hebben dan met zijn wens mee te kunnen draaien in deze maatschappij.
Als hij op een vergelijkbare manier over menselijke proefpersonen had gepraat, hadden velen politiek-incorrecte associaties met Josef Mengele waarschijnlijk nauwelijks kunnen onderdrukken.

Het speciësisme is - mogelijk met uitzondering van de niet-boeddhistische meerderheid in China - waarschijnlijk nergens zo diepgeworteld als in de westerse wereld, waar jaarlijks vele miljarden dieren worden opgeofferd aan menselijke belangen. Het is gebaseerd op het idee dat dieren in bijna alle opzichten van een wezenlijk andere, lagere orde zijn dan mensen.
Het gaat dus niet om graduele verschillen binnen een continuüm, waarbij mensen meestal meer kunnen dan andere dieren, maar om radicaal verschillende rijken of werelden. Dit is vergelijkbaar met hoe racisten aankijken tegen mensen met een andere etnische achtergrond of met de seksistische onderdrukking van vrouwen als een minderwaardig, tweederangs soort mensen.

De speciësistische houding kan gebaseerd zijn op een religieuze overtuiging. In het christendom zijn dieren bijvoorbeeld van oudsher voorgesteld als primitieve schepselen die slechts een sterfelijke ziel bezitten en eigenlijk alleen geschapen zijn als een soort cadeautjes voor de mens. Vanuit die gedachte kan een morele keuze om vegetariër te worden door fundamentalisten zelfs opgevat worden als een (ketterse) aanklacht tegen de door God gegeven natuurlijke orde.

Er kan ook sprake zijn van een filosofische basis. Bijvoorbeeld vanuit de ethiek van de Duitse filosoof Immanuel Kant die stelde dat alleen mensen doelen-in-zichzelf zijn, door ons bezit van de rede (het vermogen om redelijk te denken). Mensen mogen niet behandeld worden alsof ze herleid kunnen worden tot louter middel om een bepaald doel te bereiken. Alle rationele mensen hebben daarom de plicht elkaar te respecteren. Dit geldt echter niet voor andere dieren, omdat die volgens Kant geen ratio hebben. Ze kunnen daarmee geen plichten hebben, maar ook geen rechten. Mensen mogen er daarom in principe alles mee doen wat ze maar willen. Kant vond wel dat je sadistische mishandeling van dieren moest inperken, maar dan alleen omdat dit het karakter van de sadist kon aantasten en uiteindelijk ook gevolgen kon hebben voor medemensen.

Speciësisten kunnen in de praktijk overigens best enige sympathie voelen voor dieren, zeker waar het eigen huisdieren betreft. Ze kunnen zinloos geweld tegen dieren zelfs moreel afkeuren en dieren wettelijk beschermen tegen 'wreedheid'. Denk bijvoorbeeld aan de bloedige stierengevechten die in de meeste westerse landen al verboden zijn en ook in de Spaanstalige wereld, Zuid-Frankrijk en Portugal steeds meer aanhangers verliezen (4). Het is dan ook verheugend dat liefhebbers van stierenvechten zich tegenwoordig steeds meer in allerlei bochten moeten wringen om hun passie nog enigszins goed te praten. Zo beweren sommige van hen inmiddels dat stieren geen pijn kunnen voelen!

In feite is er zelfs een speciësistische dierethiek denkbaar waarbij men zoveel mogelijk afziet van diergebruik en vegetariër wordt, vanuit de gedachte dat juist mensen als superieure wezens compassie zouden moeten voelen jegens inferieure wezens; noblesse oblige (5).

Maar in de meeste gevallen blijven dieren binnen het speciësistische paradigma toch uitgeleverd aan de grillen van mensen. Als de Partij voor de Vrijheid bijvoorbeeld pleit voor animal cops heeft zij het niet over het systematisch blootleggen van de grootschalige dierenmishandeling in de vee-industrie (6), maar uitsluitend over het bestrijden van de mishandeling van huisdieren en hobbydieren (7). Vandaar dat de PVV in de Tweede Kamer onlangs tegen een verbod op de vee-industrie stemde. Het gaat de meeste speciësisten alleen om wat zijzelf belangrijk vinden, niet om wat belangrijk is vanuit het perspectief van alle betrokken dieren.

Speciësisten die alles zoveel mogelijk bij het oude willen laten, proberen anti-speciësistische golven binnen de filosofie en in de maatschappij natuurlijk zo veel mogelijk te stuiten. Dat doen ze niet alleen door middel van (rammelende) argumentatie, maar ook door desinformatie en verdachtmaking (8) van voorvechters van de belangen van dieren.

Algemener wijzen speciësisten op de wreedheid van de natuur als rationele grondslag voor een speciësistische moraal. Zelfs intelligente, sociale diersoorten zoals wolven, dolfijnen en orka's zijn in de natuur afhankelijk van het doden van dieren. Als ze daar niet toe overgaan, leidt dit onvermijdelijk tot hun eigen dood. Waarom zouden mensen dan niet net zo goed het recht hebben om andere dieren voor hun doeleinden te gebruiken, zeker als dat ook nog op een minder pijnlijke manier gebeurt dan in de natuur?
Het is nog maar de vraag of een dood in het slachthuis meestal minder wreed is dan gedood worden door een roofdier. Maar zelfs als dat echt zo is, blijft het absurd om een filosofisch onderbouwde ethiek te willen baseren op een volstrekt a-morele situatie. De diersoorten waar speciësisten naar verwijzen zijn predatoren. Ze hebben dus geen enkele morele keuze om wel of niet af te zien van het doden van andere dieren. Zo'n situatie is hoogstens te vergelijken met die van hongerige vegetariërs in oorlogstijd die alleen nog kunnen overleven door vlees te eten. Maar natuurlijk heeft het leven van wilde roofdieren helemaal niets te maken met de gemiddelde positie van een westerling in vredestijd. In het westen is het – misschien met uitzondering van mensen met bepaalde spijsverteringsproblemen (9) - voor niemand een biologische noodzaak om dierlijke voedingsmiddelen te gebruiken. Wij mensen hebben als natuurlijke omnivoren dus een keus die roofdieren in de natuur gewoon niet hebben.

Anti-speciësistische dierethiek
De laatste decennia zijn gelukkig steeds meer intellectuelen die zich met dierethiek bezighouden anti-speciësistisch georiënteerd geraakt. Binnen dit kamp bestaan twee hoofdvarianten (10):

- De utilistische dierethiek van onder andere Peter Singer.
Zoals het woord al aangeeft, sluit deze vorm van anti-speciësisme aan bij de utilistische oftewel utilaristische traditie in de ethiek, die gefocust is op de te verwachten consequenties van handelingen op basis van een kosten-baten analyse. Dit betekent dat in de ethiek van Singer de belangen van dieren niet minder zwaar wegen dan die van mensen, louter omdat het om dieren gaat (11). Alles wat er nu met dieren gebeurt, maar moreel afkeurenswaardig zou zijn als je het met mensen met een vergelijkbare beleving deed, dient dus direct te stoppen. Het eten van vlees wordt door de meeste aanhangers van deze stroming bijvoorbeeld afgekeurd omdat je mensen toch ook niet zou opofferen aan culinaire genoegens.

- De deontologische dierenrechten-ethiek van onder meer Tom Regan en Gary Francione.
De tweede anti-speciësistische stroming sluit aan bij de deontologische traditie waar onder andere Immanuel Kant het fundament voor legde. Natuurlijk wijst zij de stelling van Kant af dat dieren nooit een doel-in-zichzelf kunnen zijn en beschouwt de speciësistische inslag als een opvallende, irrationele misser binnen zijn theorie als geheel. Het is moreel noodzakelijk om dieren rechten toe te kennen, net zoals we dat doen bij mensen die niet (of onvoldoende) voor zichzelf op kunnen komen, zoals baby's en jonge kinderen, mensen die een psychose beleven, of verstandelijk gehandicapten. De wezens die rechten dienen te krijgen vallen dus niet, zoals bij Kant, samen met de wezens die plichten hebben.

Het grote verschil tussen de utilistische afwijzing van speciësisme en het concept van dierenrechten, is dat utilisme in de praktijk gepaard kan gaan met de opoffering van individuen ten behoeve van de maximalisering van het totale geluk binnen de werkelijkheid. Een voorstander van dierenrechten zal bijvoorbeeld eerder pleiten voor de afschaffing van alle dierproeven waarbij de belangen van dieren worden geschonden. Terwijl een utilist misschien eerst zal kijken naar het belang van die proeven voor mensen of andere dieren. Het accent bij de utilist ligt op de som van alle ervaringen die wezens hebben, terwijl de aanhanger van dierenrechten vertrekt vanuit een basaal respect voor het individuele dier.

Dierenrechten hebben uiteraard alleen te maken met dingen waar dieren iets aan hebben. Een dier heeft bijvoorbeeld niets aan stemrecht of het recht op godsdienstvrijheid, maar het heeft wel belang bij een fundamenteel recht zo lang mogelijk in leven te blijven en niet gedood te worden voor onnodige vleesconsumptie. Ook binnen de dierenrechten-stroming binnen de dierethiek bestaat dus een algemene overtuiging dat mensen vegetarisch dienen te leven, aangezien we geen vlees of vis nodig hebben om gezond te zijn. Hierin komen de meeste utilisten en alle aanhangers van dierenrechten overeen.
Andere voorbeelden van relevante dierenrechten zijn het recht om goed verzorgd te worden, het recht niet onnodig gekweld te worden, en het recht zoveel mogelijk vrijheid (12) te hebben om je eigen gang te kunnen gaan.

Veganisme
Als je het speciësisme principieel afwijst, ligt het voor de hand dat je ook dingen als vlees eten, bont, plezierjacht of dierproeven die de individuele belangen van dieren direct schaden, consequent afwijst.
Er zijn ook mensen, waaronder ikzelf, die nog een stap verder gaan. We zijn veganisten en mijden het gebruik van alle dierlijke producten zoveel mogelijk. Dit lijkt op het eerste gezicht overdreven en extreem, maar het wordt ingegeven door dezelfde soort argumentatie die men voor vegetarisme aanvoert. Als dieren niet benadeeld mogen worden louter vanwege het feit dat ze geen mensen zijn, is het zaak om elke vorm van onnodig dierenleed zoveel mogelijk te voorkomen. Nu kun je je afvragen wat dit met veganisme te maken heeft, maar helaas blijken er aan praktisch alle dierlijke producten belangrijke ethische bezwaren te kleven. Er zijn uitzonderingen zoals lege schelpen op een strand of veren die je in het bos vindt, maar dat zijn ook echt maar uitzonderingen. In de meeste gevallen worden dierlijke producten zoals eieren en melk (en de daarvan afgeleide zuivelproducten), leer en wol geleverd door bedrijven die commerciële belangen hebben bij het exploiteren van dieren. Zelfs de ecologische en biologisch-dynamische melkveebedrijven sturen - voor de melk overbodige - stierkalfjes daarom 'noodgedwongen' naar het abattoir. En ook voor haantjes bij pluimveebedrijven is er bijna nooit een andere rendabele 'oplossing' dan vernietiging als kuiken. Leer is bijna zonder uitzondering afkomstig van slachthuizen en ook schapen blijken op grote schaal te worden mishandeld.

Uiteraard dragen veganisten hun leefwijze alleen uit omdat ze er op grond van wetenschappelijke voedingsonderzoeken van overtuigd zijn dat het voor mensen mogelijk is om gezond te leven zonder dierlijke voedingsmiddelen te gebruiken. Dat is immers de voorwaarde om te mogen spreken van een reële keuze.

Zinloos veganisme?
Een populair argument tegen het concept van dierenrechten luidt dat het geen zin heeft om dieren te sparen door vegetariër te worden omdat de planten die je wel eet net zo goed subjectieve wezens met gevoel zouden zijn. Ook al leidt vegetarisme dan misschien tot minder schendingen van het recht op leven van individuele dieren, je berokkent er minstens zoveel individuele planten schade mee. Per saldo schiet je er moreel dus niets mee op.
Vegetariërs kunnen echter gemakkelijk aantonen dat we hier met een drogreden te maken hebben. Ten eerste is er geen goed, ondubbelzinnig bewijsmateriaal voor gevoelens bij planten. Planten kunnen weliswaar op bepaalde prikkels reageren, maar die reacties kun je heel gemakkelijk verklaren als het resultaat van zuiver fysiologische processen (13). Zelfs als planten echt een ziel bezitten, is het zeer onwaarschijnlijk dat ze lichamelijk pijn kunnen lijden. Pijn is namelijk een soort alarmsysteem dat alleen een functie heeft bij wezens die kunnen vluchten of zich kunnen verdedigen. Planten zijn over het algemeen passieve, stationaire organismen die er niet vandoor gaan en ook niet van zich afbijten. Daarmee is het biologisch gezien bijzonder onwaarschijnlijk dat ze pijn kunnen lijden. Het eventuele leed dat je een plant berokkent door haar te doden voor voedsel kan dus nooit van dezelfde orde zijn als het leed dat je een dier berokkent voor datzelfde doel.

Een ander tegenargument richt zich op de onvermijdelijkheid van doden. Zelfs veganisten zouden voor hun bestaan afhankelijk zijn van het doden van dieren. De plantaardige voedingsmiddelen die we tot ons nemen zijn namelijk verbouwd en geoogst ten koste van dieren, zoals insecten, wormen, spinnen en slakken maar ook kleine zoogdieren en vogels. Voor een deel is dit ongetwijfeld waar, want zeker kleine dieren zijn erg kwetsbaar en worden zelfs gemakkelijk over het hoofd gezien. Het is niet voor niets dat consequente Jaïns uit India bijvoorbeeld mondkapjes dragen en de grond voor hun voeten vegen om te voorkomen dat ze op insecten trappen. Het doden van dieren is in die zin helaas inderdaad niet helemaal te vermijden, maar het is niet in te zien waarom dit tegen het veganisme zou pleiten. Veganisme heeft namelijk geen betrekking op het onopzettelijk doden van dieren. Het betreft uitsluitend het opzettelijk doden zonder dat hier een fysieke noodzaak toe bestaat. Het immorele zit hem dus niet in het fysieke doden als zodanig, maar in het onnodige doden, ingegeven door een speciësistische veronachtzaming van de belangen van de individuele dieren.
Mensen die wel vlees en zuivel tot zich nemen, gebruiken zelf trouwens ook massaal producten uit de akkerbouw en tuinbouw. Ze zijn dus verantwoordelijk voor het opzettelijk doden van dieren bij de veeteelt en visvangst en daarnaast worden er ook nog eens onopzettelijk dieren gedood ten behoeve van de plantaardige producten die zij - net als veganisten - gebruiken. De landbouwhuisdieren die omnivoren opeten zijn zelf bovendien fysiek afhankelijk van akkerbouw en tuinbouw. Dat betekent dat er voor het eten van vlees en zuivelproducten per definitie meer dieren gedood worden dan voor het eten van alleen plantaardige producten, namelijk de gebruikte landbouwhuisdieren zelf plus de dieren die per ongeluk worden gedood tijdens de productie van veevoer.

De tijd van drogredenen is wat mij betreft zo langzamerhand echt voorbij. Ik wil dit artikel daarom graag afsluiten met een treffend citaat van Mahatma Ghandi:

The greatness of a nation and its moral progress can be judged by the way its animals are treated.
To my mind, the life of a lamb is no less precious than that of a human being.


Literatuur
- Cliteur, P. (2001). Darwin, dier en recht. Amsterdam: Boom.
- Francione, G.L. (2000). Introduction to Animal Rights: Your Child or the Dog? Temple University Press.
- Nussbaum, M. (2007). Een waardig bestaan: Over dierenrechten. Amsterdam: Ambo.
- Regan, T. (2004). The Case for Animal Rights. University of California Press.
- Rivas, T. (2011). Onrechtvaardig diergebruik. Lulu.com.
- Ryder, R. (2000). Animal Revolution. Oxford: Berg.
- Singer, P. (2001). Animal Liberation. Ecco Press.
- Stichting Animal Freedom. (2008). Ongeldige argumenten in het debat over misbruik van dieren. Lulu.com.
- Sunstein, C.R., & Nussbaum, M. (red.) (2004). Animal Rights: Current Debates and New Directions. Oxford: Oxford University Press.
- Zamir, T. (2007). Ethics and the Beast: A Speciesist Argument for Animal Liberation. Princeton University Press.

Noten
1. Een proces dat binnen de behavioristische terminologie van deze vakgroep zelf als desensitisatie bekend staat, letterlijk: het ongevoelig worden voor iets.
2. Ik bedoel in deze context met dierproeven alleen voor de dieren zelf kwalijke experimenten, of proeven waarna de dieren worden gedood, geen experimenten waarbij men de dieren noch tijdens het onderzoek noch daarna schaadt. (Online toevoeging.)
3. Het overhandigen van de ratten scheelde de vakgroep zelfs onkosten in verband met de te gebruiken euthanasiemethoden en destructie van de lijkjes.
4. Vanaf 2012 zal stierenvechten officieel verboden zijn in Catalonië, een grote stap in de afschaffing van deze barbaarse traditie.
5. Een interessante denker die stelt dat speciësisme compatibel is met een bevrijding van dieren is Tzachi Zamir, auteur van Ethics and the Beast.
6. Sinds enige tijd is dit de standaardterm geworden voor wat vroeger bio-industrie heette. Buitenstaanders zagen de 'bio'-industrie namelijk nog wel eens aan voor de biologische of ekologische veehouderij.
7. Natuurlijk is dat ook zeer belangrijk, maar het is wrang dat er alleen al numeriek veel meer geleden wordt door dieren in de vee-industrie.
8. Dit zag men bijvoorbeeld rond de moord op Pim Fortuyn, toen sommige journalisten een link probeerden te leggen tussen het veganisme van de moordenaar en zijn gruweldaad. Een ander voorbeeld is te vinden bij Richard A. Posner die de bevrijdingsbeweging van anti-speciësistische filosofen zoals Peter Singer en Tom Regan als een 'radicale stroming' beschouwt. Volgens Posner zal zij uiteindelijk ten koste gaan van mensen. Zo stelt hij dat het aanhangen van rechten voor dieren bijvoorbeeld tot gevolg kan hebben dat je experimenten op mensen (hij bedoelt proefpersonen die daar niet vrijwillig aan meewerken) doet om het geluk van dieren te bevorderen!
9. Zelfs voor zulke mensen kan men dankzij de moderne technologie alternatieven voor dierlijke producten ontwikkelen.
10. Een derde, minder bekende stroming is de zogeheten vermogensbenadering van Martha Nussbaum. Ze sluit overigens voor een belangrijk deel aan bij de dierenrechten-ethiek.
11. Overigens was de vroege utilist Jeremy Bentham een van de eerste moderne filosofen die zich systematisch bogen over dierethische vraagstukken. Hij is in dit verband bekend gebleven door een veelgebruikt citaat: "What is it that should trace the insuperable line? ...The question is not, Can they reason? nor, Can they talk? but, Can they suffer?"
12. Het concept vrijheid staat onder meer centraal in de dierethiek van psycholoog Bert Stoop die webmaster van de site Animal Freedom is.
13. Grenswetenschappers zoals Cleve Backster probeerden met een leugendetector een soort telepathische gevoeligheid aan te tonen bij planten. Maar hun positieve resultaten, die door anderen overigens niet herhaald konden worden, kun je parapsychologisch met evenveel recht opvatten als het gevolg van de psychokinetische inwerking van hun eigen verwachtingen op de plantaardige fysiologie.

Dit artikel werd gepubliceerd in Prana, juni/juli 2011, nr. 185, 46-52.

(Deze op txtxs.nl geplaatste versie is licht aangepast met betrekking tot exacte details rond het lot van ratten die werden gebruikt voor het eerstejaars-practicum vergelijkende en fysiologische psychologie.)

Contact: Titus Rivas