Living on purpose: Meaning, intention and value (recensie)
Geplaatst door
Titus Rivas (publicatiedatum: 21 May, 2011)
Samenvatting
Recensie van Titus Rivas van het boek Living on Purpose van Graham Dunstan Martin.
Boekbespreking
Graham Dunstan Martin. Living on purpose: Meaning, intention and value. Edingburgh: Floris Books, 2008. ISBN 978-086315-632-8.
Het boek Living on purpose vormt een boeiend vervolg op Does it Matter? dat Martin in 2005 uitbracht. Daarin probeerde hij af te rekenen met het materialisme, en in zijn huidige werk gaat hij ervan uit - volkomen terecht overigens - dat hij daar reeds in geslaagd is. Martin stelt zich daarom de vraag hoe we het beste kunnen leven en waar we op mogen hopen, nu vaststaat dat het materialisme onjuist is.
De auteur keert zich eerst tegen de sociobiologische herleiding van alles waar we waarde aan hechten (zoals muziek, literatuur, ethiek en wetenschap) tot een instinctieve drang om ons zoveel mogelijk voort te planten. Hij levert onder meer stevige kritiek op Susan Blackmore, de psychologe die zo berucht is geworden om haar skeptische theorieën over bijna-doodervaringen en paranormale ervaringen in het algemeen. Martin laat zien dat zij dweept met een reductionistisch wereldbeeld waarbinnen er bijvoorbeeld geen zelf bestaat, het bewustzijn volkomen machteloos blijkt en elke zinvolheid of verantwoordelijkheid illusoir is. Het kan nog gekker, aldus de auteur, zoals in het geval van Peter Atkins, die serieus beweert dat de hele werkelijkheid voortgekomen is uit een 'absoluut niets' zonder kenmerken of potenties. Hij laat zien dat zulke extreme vormen van reductionisme zichzelf ontkrachten, omdat ze tot de conclusie leiden dat alles wat er bestaat volstrekt willekeurig moet zijn, zodat er bijvoorbeeld ook geen juiste inzichten kunnen bestaan. Martin verzet zich ook uiteraard ook tegen pogingen om alledaagse concepten zoals gevoelens of gedachten uit de wetenschap te weren en stelt dat grote schrijvers veel meer inzicht hebben in de menselijke natuur dan de meeste psychologen.
Net als in zijn vorige boek blijkt Martin ook nu weer goed op de hoogte van de relevante literatuur. Hij behandelt klassieke vragen rond vrijheid, morele waarden, mededogen en de verhouding tussen een mogelijke schepper en het kwaad in de wereld (de 'theodicee'). Over het algemeen doet hij dat op een genuanceerde en uitgebalanceerde manier. Slechts op één punt ben ik het echt oneens met Martin en dat betreft zijn veroordeling van vormen van geloof die vasthouden aan een letterlijke interpretatie van een of ander heilig boek (hoofdstuk 5). Hij stelt dat we zulke typen religies niet mogen tolereren, terwijl het volgens mij ieder vrij zou moeten staan wat hij of zij gelooft en we gewoon kunnen volstaan met verbieden van bepaalde praktijken. Overigens vallen ook religies die geen absurde boodschap verkondigen maar wel oproepen tot wandaden voor Martin onder de 'valse religies' die geweerd moeten worden.
De Scientology Kerk moet het bijvoorbeeld ontgelden omdat zij een 'absurde' leer uitdraagt, terwijl het voldoende zou zijn om wantoestanden die voortkomen uit die leer tegen te gaan. Met andere woorden: we hebben genoeg aan het genoemde morele Martins criterium om bepaalde kwalijke religieuze tradities te bestrijden en hoeven helemaal niet zover te gaan om hele godsdiensten als zodang in de ban te doen, enkel omdat we ze (al dan niet terecht) absurd vinden. Ook een boek als Eindeloos bewustzijn van Pim van Lommel zou volgens bepaalde tegenstanders in de ban gedaan moeten worden en onlangs heeft men een vereniging van cardiologen zelfs gevraagd om zich er expliciet van te distantiëren. Intolerantie in levensbeschouwelijke zin is dus gewoon geen goed idee, redelijke kritiek leveren en alleen immorele praktijken tegengaan wel.
Hoofdstuk 6 is helemaal gewijd aan bijna-doodervaringen. Martin beschouwt BDE's als het sterkste bewijsmateriaal voor een leven na de dood. Hij staat onder meer stil bij bijna-doodervaringen van blinden en vanzelfsprekend ook bij de casus van Pam Reynolds. De auteur wijst pogingen van skeptici om dit geval weg te verklaren resoluut van de hand. In hoofdstuk 7 komt het parapsychologisch reïncarnatieonderzoek aan bod en Martin blijkt overtuigd van de bewijskracht van de resultaten op dit gebied, met name door het werk van Ian Stevenson.
In de laatste paar hoofdstukken gaat de auteur in op de belangrijke vraag wat er overleeft en komt daarbij uit bij een soort personalisme. Hij noemt theorieën van Smythies en Charon over extra dimensies en de passages hierover deden mij denken aan het Nederlandse boek Onvergankelijk! van Jim van der Heijden. De belangrijkste eindconclusie van Martin luidt dat we mogen rekenen op een proces van eeuwigdurende persoonlijke evolutie.
Het boek eindigt met de grappige ontboezeming dat hij ernaar uitziet in het hiernamaals 'Dennett, Pinker, Dawkins' en andere materialisten te ontmoeten en te zien hoe verbaasd zij zullen zijn omdat er toch een leven na de dood blijkt te zijn. Of anders om te constateren dat het toch om echt bewustzijnsloze zombies ging of dat ze zichzelf niet toestaan zich te realiseren in wat voor een nieuwe situatie zij zich bevinden!
Titus Rivas
Deze recensie werd gepubliceerd in Terugkeer, 20(3), herfst 2009, blz. 25.
Contact: titusrivas@hotmail.com