Titel

Creaties van gene zijde

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 10 May, 2011)

Samenvatting

Artikel van Titus Rivas en Anny Dirven over automatische kunst die afkomstig zou zijn van overledenen.


Tekst


Creaties van gene zijde

door Titus Rivas en Anny Dirven

Inspiratie van 'boven' is een oeroud thema in alle mogelijke culturen. Mediamieke overdracht van kunstwerken door specifieke overledenen is minder algemeen bekend. Toch lijken er wel enige aanwijzingen voor te bestaan.

Ook al proberen geleerden al jaren om creatieve processen na te bootsen in computers, de menselijke scheppingskracht blijft een mysterie. Het is een algemeen menselijk kenmerk dat we in staat zijn om nieuwe dingen te creëren. Dat geldt alleen al voor onze taal: we maken als we praten of schrijven voortdurend nieuwe zinnen. In sommige gevallen zullen anderen al eens eerder precies dezelfde zin hebben geformuleerd, maar dat doet niets af aan ons creatieve vermogen. In die zin zijn we eigenlijk allemaal taalkunstenaars. Zeker als kind experimenteren we bovendien ook met andere vormen van kunst. Elke doorsnee kleuter kan een mooie tekening leren maken, een liedje leren zingen of mooie verhalen leren vertellen.
Natuurlijk wil dit niet zeggen dat alle kinderen ook als volwassenen echte kunstenaars, muzikanten, componisten of schrijvers kunnen worden. Dat hangt af van een bovengemiddelde motivatie en een flinke dosis aangeboren talent. Dat laatste hoeven we trouwens niet materialistisch op te vatten. Reïncarnatieonderzoek wijst uit dat sommige talenten in feiten berusten op veel oefening in een vorig leven. We kunnen kennelijk op de lange duur ons talent vergroten, zodat motivatie (vanuit het perspectief van meerdere levens) kennelijk de allerbelangrijkste factor is. Natuurlijk spelen er ook fysieke beperkingen mee. Wanneer je motoriek niet goed werkt, heeft dat bijvoorbeeld ook gevolgen voor je mogelijkheden om je creatief te manifesteren. En als je vanaf de geboorte blind bent, ligt het niet voor de hand dat je beeldend kunstenaar wordt. De kwaliteit van je zintuigen en zenuwstelsel zal daarom mede bepalend zijn voor de mogelijkheden die je op creatief gebied hebt. Ook de omgeving speelt een rol. Hoe meer mogelijkheden iemand geboden worden en hoe meer hij gestimuleerd wordt, des te gemakkelijker het zal zijn om zich scheppend te ontwikkelen.

Bovenaardse inspiratie
Van oudsher heeft het artistieke scheppingsproces een spirituele of bovennatuurlijke lading gehad. De mens stijgt in de creativiteit uit boven de bestaande fysieke werkelijkheid, en lijkt in dat opzicht op natuurgeesten, goden of engelen. Die verwantschap maakt ook dat mensen ontvankelijk werden geacht voor inspiratie door bovennatuurlijke wezens. De oude Grieken gingen bijvoorbeeld uit van de zogeheten muzen, godinnen die mensen inspireerden op kunstzinnig en wetenschappelijk gebied. In India wordt een vergelijkbare rol onder andere vervuld door de godin Saraswati.
Een bovenaardse inspiratiebron van bijvoorbeeld bepaalde composities uit de klassieke muziek is ook in de moderne westerse traditie nog een bekend thema. Dit is door onderzoek naar bijna-doodervaringen opnieuw actueel geworden, aangezien dat onderzoek wijst op het bestaan van een inspirerende hogere wereld. Mensen die klinisch dood zijn geweest kunnen zo trachten een bescheiden deel van een wereld van Licht te vangen in schilderijen of gedichten. In sommige gevallen lijkt er een combinatie op te treden van spirituele inspiratie en talenten die wortelen in vorige levens. Een bekend voorbeeld hiervan zien we bij het Amerikaanse meisje Akiane Kramarik dat vanaf haar vierde visioenen krijgt en tegelijkertijd over uitzonderlijke gaven beschikt op het gebied van poëzie en schilderkunst. Ze beweert sommige van haar werken kant-en-klaar door te krijgen van 'boven'.
Daarnaast kent men in de parapsychologie ook nog casussen waarin een medium of channel een kunstwerk doorkrijgt van een specifieke overledene. Hierbij zou iemand tijdelijk worden overgenomen of 'overschaduwd' door een (vaak geniale) kunstenaar, componist of schilder. De overledene manifesteert zich daarbij rechtstreeks door een deel van het zenuwstelsel van het medium te besturen of indirect, door middel van telepathische instructies. Het eerste fenomeen kun je vergelijken met een gedeeltelijke bezetenheid. Het medium zelf heeft niet door wat zijn of haar lichaam doet. Het lijkt net alsof het lijf 'automatisch' functioneert, los van het bewustzijn van het medium. Het tweede verschijnsel valt in feite onder de categorie 'telepathische communicatie met overledenen'.

Onvoltooid oeuvre
Een van de bekendste mediums op dit gebied is de Engelse huisvrouw Rosemary Brown (1916-2001). Zij beweerde contact te hebben met beroemde overleden componisten zoals Franz Liszt, Rachmaninov, Schubert, Chopin en Beethoven die via haar hun werk wilden afmaken. De geesten verschenen in een herkenbaare menselijke vorm aan haar en dicteerden haar korte nieuwe composities waar ze op aarde nog niet aan toe waren gekomen.
Musicologen en musici zijn het er niet over eens of de composities ooit het niveau haalden van het aardse werk van de composities. Voor veel stukken geldt dit zeker niet, maar qua stijl lijken ze in ieder geval wel op bekende opussen van de overledene in kwestie. Dit is opmerkelijk omdat Rosemary Brown wel enige tijd met muziek bezig was geweest, maar volgens sommige deskundigen niet voldoende om zich de kenmerken van verschillende componeerstijlen eigen te maken.
Iets dergelijks ziet men ook bij Braziliaanse mediums zoals Luis Antonio Gasparetto en Jodo Pio de Almeida-Prado en bij de Britse mediamieke genezer Matthew Manning, ook al ging het bij hen om overleden schilders. Vermaarde kunstenaars als Leonardo dat Vinci, Monet, Picasso en Renoir zouden de lichamen van deze mediums over hebben genomen terwijl ze in een recordtempo automatische schilderijen produceerden. Dit gebeurde voor een deel bij gebrekkige verlichting zodat het medium niet eens duidelijk kon onderscheiden wat voor een kleuren er werden gebruikt. Ook hierbij geldt dat de schilderijen misschien niet zo goed zijn als het oorspronkelijke werk van de kunstenaar, maar er in veel gevallen toch sterk op lijken.
In deze en andere gevallen lijkt de overledene zijn 'instrument' niet primair te selecteren op muzikale of artistieke talenten, maar op mediamieke begaafdheid. In het geval van Rosemary Brown bood de geest van Franz Liszt hier zelfs een verklaring voor. Volgens hem had Brown net genoeg muzikale vorming genoten om gebruik van haar te kunnen maken. Als ze meer kennis van muziek had bezeten, had ze waarschijnlijk ook duidelijkere voorkeuren en opvattingen gehad. Dat had een belemmering kunnen vormen voor de doorkomende componisten.
Het medium wordt dus niet geïnspireerd om zelf iets te creëren, maar benut als doorgeefluik om het eigen onvoltooide werk alsnog compleet te maken.

Onbewuste creativiteit?
Bij de zojuist beschreven voorstelling van zaken is het uitgangspunt natuurlijk dat er werkelijk overledenen in het spel zijn. Maar zoals bijna altijd in de parapsychologie zijn er genoeg geleerden die een andere hypothese aanhangen. Volgens hen zijn de doorgekomen creaties in werkelijkheid het product van de onbewuste geest van het medium zelf. Het onbewuste (of onderbewustzijn) kan volgens hen namelijk veel meer dan we normaliter denken. Kunstenaars, schrijvers en componisten maken daar veelvuldig gebruik van. Bijvoorbeeld door goed te letten op dromen en plotselinge invallen. Of door echt de tijd nemen voor een bepaald werk, zodat de onbewuste geest voldoende gelegenheid krijgt om te broeden op eventuele verbeteringen.
Enkele vooraanstaande kunstenaars van het zogeheten surrealisme en dadaïsme uit de eerste helft van de 20e eeuw, zoals André Breton en Louis Aragon, gingen zelfs nog een stap verder. Zij maakten doelbewust gebruik van automatisch schrift en automatisch schilderen om het onbewuste ruim baan te geven.

Mits men veronderstelt dat iemand voldoende informatie bezit over een componist, schrijver of kunstenaar, is het in principe denkbaar dat hij of zij zelf onbewust de bron vormt van de doorgekomen schepping. Het is daarom zaak om aan te tonen dat een medium niet over voldoende voorkennis kan hebben beschikt. Tegenwoordig is dit wat stijlen betreft heel moeilijk geworden. Via internet is het inmiddels mogelijk geworden om gratis of tegen een bescheiden bedrag kennis te nemen van de meest verschillende soorten muziek, kunst en literatuur. Alleen bij jonge kinderen of mensen die uit principe geen gebruik maken van de moderne technologie is het nog enigszins aannemelijk te maken.
Een stuk eenvoudiger is het om vast te stellen of iemand ooit cursussen of opleidingen heeft gevolgd op artistiek, muzikaal of literair gebied. Een casus als die van Rosemary Brown vormt wat dit betreft een twijfelgeval omdat zij – hoewel beperkt – wel een tijd lang muziekles had gehad. Overigens kent men natuurtalenten (vaak met een autistische achtergrond) die ook zonder training in staat zijn tot het imiteren van muziek. Maar daar was hoe dan ook geen sprake van in het geval van Rosemary Brown.

Creatieve overledenen
Ondanks genoemde complicaties zijn er ook enkele casussen onderzocht waarbij creaties wel degelijk afkomstig lijken van overledenen. Het bekendste voorbeeld is waarschijnlijk wel dat van Patience Worth, de schrijversnaam van een entiteit die beweerde dat ze in de 17e eeuw in Engeland zou hebben geleefd. Ze dicteerde haar Amerikaanse medium Pearl Lenore Curran tussen 1912 en 1919 meer dan 4000 bladzijden aan literaire teksten, variërend van gedichten tot complete romans. Hoewel de werken niet tot de top van de wereldliteratuur behoren, beweren deskundigen wel dat ze een meer dan gemiddeld niveau vertonen. Volgens diverse onderzoekers zou de fenomenale productie van Patience Worth niet verklaarbaar zijn geweest uit de voorkennis van het medium.
Een ander geval betreft een Amerikaanse goudsmid, Frederic L. Thompson, die begin vorige eeuw plotseling een onverklaarbare drang kreeg om te gaan schilderen. Thompson zag bovendien visioenen van landschappen en raakte ervan overtuigd dat hij beïnvloed werd door de gestorven kunstschilder Robert Swain Gifford. Met name beelden van knoestige eiken obsedeerden hem.
Thompson had Gifford voor zijn dood een keer per toeval in de natuur ontmoet terwijl de kunstenaar bezig was aan een schilderij. Toen hij een tentoonstelling van Giffords werk bezocht, kreeg hij een telepathische opdracht het werk af te maken. Overigens wist hij destijds nog niet dat Gifford inmiddels overleden was. Uiteindelijk werd Thompson intensief onderzocht door een vooraanstaande parapsycholoog, James H. Hyslop. Daarbij bleek dat hij voorafgaand aan de ingevingen van Gifford, geen ervaring met schilderen had. Bovendien vormden de knoestige eiken die Thompson had gezien een belangrijk thema in minder bekend werk van Gifford, waar hij niet van op de hoogte was geweest.
Veel minder bekend is dat van de Nederlandse Henriëtte Roos. Ian Stevenson beschrijft de casus uitgebreid in zijn boek European Cases of the Reincarnation Type. Henriëtte Roos kreeg net als Thompson plotseling de drang om te schilderen. Zij deed dit echter automatisch en in het donker, zonder te kunnen zien wat ze deed. Dit leverde enkele opmerkelijk goede schilderijen op.
Volgens een spiritistisch medium zou er sprake zijn van een creatieve invloed van de Spaanse schilder Francisco de Goya. De schilder zou Henriëtte in haar vorige leven gekend hebben in Zuid-Frankrijk. Zij en haar toenmalige moeder zouden hem liefdevol hebben opgevangen toen hij op de vlucht was voor vijanden. Uit dankbaarheid zou hij in dit leven haar creativiteit hebben willen stimuleren. Stevenson stelde vast dat er werkelijk iemand had bestaan op wie dit verhaal van toepassing bleek, ene Rosario Weiss. Ze was al in dat vorige leven een begaafde artistieke beschermeling van Goya geweest en hij had haar zelfs als een soort dochter beschouwd.

Hoe complex de discussies ook zijn, automatische kunstwerken verwijzen in bepaalde gevallen echt naar gene zijde.

Literatuur
- Braude, S. (2003). Immortal Remains. Rowman & Littlefield.
- Gerritsma, T., & Rivas, T. (2007). Gek genoeg gewoon. Deventer: Ankh-Hermes.
- Manning, M. (1974). The Link: The Extraordinary Gifts of a Teenage Psychic. U.K.: Colin Smythe, 1974.
- Rivas, T., & Dirven, A. (2004). Dankbaarheid bij overledenen: twee mogelijke gevallen. Tijdschrift voor Parapsychologie, 2, 16-19.
- Stevenson, I. (1974). Twenty Cases Suggestive of Reincarnation. Charlottesville: University Press of Virginia.
- Stevenson, I. (2003). European Cases of the Reincarnation Type. Jefferson & Londen: McFarland & Company Inc. Publishers.

Dit artikel werd gepubliceerd in ParaVisie.
Hier een pdf van het artikel zoals het verschenen is.

Contact: titusrivas@hotmail.com