Nog meer bewijsmateriaal voor reïncarnatie
Geplaatst door
Titus Rivas (publicatiedatum: 9 May, 2011)
Samenvatting
Enkele ontwikkelingen rond het parapsychologisch bewijsmateriaal voor reïncarnatie.
Nog meer bewijsmateriaal voor reïncarnatie: tussenstand van actuele discussies over bewijsmateriaal
Reïncarnatie bestaat wel, reïncarnatie bestaat niet. In het Westen een oude discussie, want als het waar is, zijn er interessante implicaties. Hoe loopt het momenteel met het onderzoek naar reïncarnatie? Een tussenstand.
door
Titus Rivas
Reïncarnatie in een nieuw fysiek lichaam is niet voor iedereen een aantrekkelijke gedachte. Sommige tradities associëren het met een rad van wedergeboorte dat ons afhoudt van de verlichting Velen zien het echter als een belangrijke schakel binnen een progressieve geestelijke evolutie. Het aardse leven is in die visie belangrijk voor onze groei en we hebben gewoon niet genoeg aan één enkele incarnatie. Nu kun je al dan niet 'geloven' in het bestaan van reïncarnatie, al naar gelang de mate waarin het idee je aanspreekt. Maar je kunt het ook opvatten als een wetenschappelijk vraagstuk waar je onderzoek naar kunt doen.
Het serieuze reïncarnatieonderzoek vormt een vruchtbaar deelgebied van de parapsychologie. Het werd in het westen opgezet door de Amerikaanse psychiater dr. Ian Stevenson. Hij verzamelde in ongeveer 50 jaar meer dan 2500 casussen op dit gebied. Zijn onderzoeksprogramma wordt na zijn dood wereldwijd voortgezet door mensen als Jim Tucker, Satwant Pasricha en Erlendur Haraldsson.
De 'stevensoniaanse' traditie concentreert zich op jonge kinderen die spontaan over een vorige incarnatie praten. In de media krijgt onderzoek rond regressie naar vroegere levens echter van oudsher veel meer aandacht. Het heeft er zelfs toe geleid dat veel mensen bij 'bewijsmateriaal voor reïncarnatie' meteen aan hypnose denken.
Ian Stevenson stelde echter al vroeg in zijn carrière dat hypnose en vergelijkbare technieken relatief weinig bruikbare aanwijzingen hadden opgeleverd. Veel uitspraken van proefpersonen leken te berusten op fantasie of ze waren verklaarbaar door een proces dat als cryptomnesie bekend staat. Deze term betekent letterlijk 'verborgen geheugen'. Het staat voor normale informatie die je opgeslagen hebt zonder dat je je daarvan bewust bent. Stel bijvoorbeeld dat iemand jaren geleden een western heeft gezien waarin bepaalde sjamanistische rituelen voorkomen en dat vervolgens (op bewust niveau) weer snel is vergeten. Hij bewaart de informatie over die rituelen dan nog steeds in zijn geheugen, maar kan die niet meer willekeurig terughalen. Tijdens een hypnotische sessie kan de informatie vrijkomen en zich daarbij voordoen als een herinnering aan een vorig leven. De proefpersoon weet dan niet meer dat zijn kennis gewoon afkomstig is uit een film. Hij kan gaan denken dat hij de rituelen zelf een keer heeft meegemaakt in een vroeger bestaan. Veel gevallen van cryptomnesie berusten overigens op verhalen die iemand ooit gelezen heeft.
Normaal verklaarbaar?
Volgens Stevenson zijn veruit de meeste gevallen van regressie 'normaal' verklaarbaar. Dus zonder dat je hoeft uit te gaan van echte herinneringen aan vorige levens. Hij erkent dat er wel een paar uitzonderingen bestaan, maar stelt dat die vooralsnog zeldzaam zijn. Dit hangt ook samen met de houding van veel regressietherapeuten die helemaal niet uit zijn op bewijsvoering. Hun voornaamste doel is het verder helpen van hun cliënten en daarbij zijn harde bewijzen slechts zelden relevant. Een bijkomend probleem is dat een aantal onderzoekers naar regressie nauwelijks bedacht is op de mogelijke invloed van cryptomnesie. Ze denken daarom te gauw dat ze een bewijs te pakken hebben en vinden een systematische onderbouwing overbodig.
Twee jaar geleden publiceerde de Nederlandse auteur Rob Nanninga een artikel waaruit blijkt hoe belangrijk het is dat onderzoekers grondig te werk gaan. We hebben het over een project van de Australische psychotherapeut Peter Ramster. Hij schreef diverse boeken over hypnotische regressie naar vorige levens en vier van zijn casussen werden in 1981 verwerkt in een televisiedocumentaire. Ramster doet het voorkomen alsof zijn beste proefpersonen spectaculaire kennis over het verleden bezitten die niet kan berusten op cryptomnesie.
Nu was het altijd al problematisch dat hij geen gemakkelijk traceerbare bronnen noemt in de documentaire. Maar Nanninga (overigens een vooringenomen skepticus) is er onlangs echt in geslaagd om de claims van Ramster door te prikken. Zo zou een van de proefpersonen een Frans kasteel hebben herkend waar zij een 18e-eeuws leven had doorgebracht. Nanninga toont aan dat het bewuste kasteel in die tijd nog niet eens bestond omdat het pas in 1870 werd gebouwd voor een Engelse lord.
Jesper Bood
Overigens wil dit niet zeggen dat er helemaal geen interessante aanwijzingen voor reïncarnatie voorkomen bij hypnoseonderzoek. Een recent geval dat mijn eigen aandacht heeft getrokken is dat van de Zweedse letterkundestudent Jesper Bood. Onder leiding van hypnotherapeut Jörgen Sundvall kwam hij bij een regressie terecht in een leven als Schotse visser. Bood wist een uitgebreide beschrijving te geven van de Schotse stad Dunbar en omgeving, terwijl hij daar uiteraard nooit geweest was in dit leven. Hij vertelde bovendien dat hij geboren was in 1852 en John Smith had geheten. Zijn vader heette ook al John Smith en was werkzaam als hoefsmid. Een plaatselijke Schotse historicus stelde vast dat deze en nog een aantal andere specifieke details echt betrekking hadden op een historische persoonlijkheid. Ik heb vooralsnog geen reden om aan het gehalte van deze casus te twijfelen en heb in 2005 persoonlijk e-mail contact gehad met Jesper Bood. Sommige details waren trouwens niet verifieerbaar, zoals dat hij in het vorige leven verdronken was.
Herinneringen van kinderen
Hoe dan ook is het bewijsmateriaal voor reïncarnatie in de vorm van spontane herinneringen bij jonge kinderen nog veel belangrijker. Het gaat daarbij gemiddeld om kinderen van een jaar of drie die vaak specifieke, verifieerbare uitspraken doen over een vroeger bestaan. Ze vertonen daarbij meestal sterke emoties en kunnen zich hier jarenlang mee bezig houden. Soms zijn er ook moedervlekken en geboorteafwijkingen die samenhangen met dodelijke verwondingen.
Inmiddels is er een harde kern waarbij de beweringen van het kind zijn vastgelegd voordat men die in verband probeerde te brengen met het verleden. Vooral uitspraken over het leven van onbekende mensen zijn van belang, dus bijvoorbeeld geen familieleden of vrienden van de ouders van het kind.
Een bekende tegenwerping luidt dat zulke gevallen bijna alleen maar voorkomen in oosterse landen. Daar wonen miljoenen mensen die in reïncarnatie geloven en daarom is het niet zo verwonderlijk als ze er ook regelmatig over fantaseren. De laatste jaren blijkt echter steeds meer dat er ook sterke westerse casussen gevonden kunnen worden.
''Vliegenier' James Leininger
Vorig jaar is er bijvoorbeeld een boek verschenen over een Amerikaanse jongen, James Leininger. Reeds als peuter had hij een opvallende interesse in oude vliegtuigen. Na enige tijd kwamen hier nachtmerries bij waarin hij neerstortte als vliegenier en vast bleef zitten in het toestel. James noemde uiteindelijk namen die het verhaal in een historisch kader leken te plaatsen.
Zijn ouders waren ontwikkelde gelovige christenen en helemaal niet bezig met het thema wedergeboorte. Vader Bruce Leininger wou zelfs aantonen dat de details die James na verloop van tijd noemde historisch onjuist waren. Hij had er dan ook grote moeite mee toen bleek dat het verhaal wel degelijk ergens op sloeg. De uitspraken van zijn zoon bleken specifiek van toepassing op het leven van een jonge gevechtspiloot, James Huston, die neergeschoten werd door de Japanners.
Een Europees geval uit de jaren 90 is dat van de Engelse Jenny Cockell. Als kind wist ze reeds dat ze als jonge moeder was gestorven en daarbij haar kinderen had moeten achterlaten. Op grond van allerlei concrete herinneringen slaagde ze erin de kinderen van ene Mary Sutton uit Ierland op te sporen. Mary's leven bleek heel specifiek overeen te komen met de herinneringen die Jenny haar hele leven al bij zich droeg. Een van de zoons van Mary, Sonny Sutton, aanvaardde op grond hiervan zelfs dat Jenny zijn gereïncarneerde moeder was.
De casus van Jenny Cockell is van groot belang omdat zij onderzocht werd door een gerenommeerde Britse onderzoekster, Mary Rose Barrington. Daaruit bleek onder meer dat de moeder van Jenny het verhaal bevestigde.
Dit type gevallen maakt duidelijk dat het langzamerhand achterhaald is om goed gedocumenteerde reïncarnatieverhalen alleen in het oosten te verwachten.
Zoals gezegd betekent dit niet dat iedereen even blij is met het toenemende bewijsmateriaal voor reïncarnatie. Skeptici hechten er nog steeds geen waarde aan, maar ook in de spirituele hoek zoeken sommigen naarstig naar alternatieve verklaringen. Bijvoorbeeld in de vorm van de beïnvloeding door een overledene die het kind als het ware tijdelijk 'overneemt'. Alles liever dan echte persoonlijke reïncarnatie, lijkt men wel te denken.
Voor mij geeft zelfs deze weerstand nog aan dat het debat rond reïncarnatie allesbehalve gesloten is. Als het zo doorgaat, wordt het nog net zo'n gewoon thema als biologische evolutie.
Literatuur
- Bowman, C. (2004). Wie was mijn kind? Utrecht: Zwarte Beertjes.
- Cockell, J. (1996). Mijn kinderen uit een vorig leven. Baarn: De Kern.
- Leininger, A., & Leininger, B. (2009). Soul Survivor. Grand Central Publishing.
- Nanninga, R. (2008). Reïncarnatie onder hypnose: de Australische tv-documentaire van Peter Ramster. Skepter, 21, 2.
- Puhle, A. (2004). Lexikon der Geister. München: Atmosphären Verlag.
- Stevenson, I. (1987). Children who remember previous lives: a question of reincarnation. Charlottesville: University Press of Virginia.
- Stevenson, I. (2000). Bewijzen voor reïncarnatie. Deventer: Ankh-Hermes.
- Tucker, J.B. (2006). Mamma, vroeger was ik... Utrecht: Bruna.
Dit artikel werd in 2010 gepubliceerd in een tijdschrift en in 2013 op txtxs.nl gezet
Contact: titusrivas@hotmail.com