Titel

Evidence of the Afterlife van Jeffrey Long (recensie)

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 8 May, 2011)

Samenvatting

Bespreking door Titus Rivas van Evidence of the Afterlife: The Science of Near-Death Experiences van Jeffrey Long m.m.v. Paul Perry.


Tekst

 
Boekbespreking
Het verslag van een onderzoek naar BDE's
Jeffrey Long (m.m.v. Paul Perry). Evidence of the Afterlife: The Science of Near-Death Experiences. New York: Harper One, 2010. ISBN 978 0 06 145255 0.

Oncoloog Jeffrey Long en zijn vrouw Jody runnen al jaren een zeer uitgebreide website over bijna-doodervaringen die gekoppeld is aan hun Near Death Experience Research Foundation, www.nderf.org. In het boek Evidence of the Afterlife zet Long uiteen waarom hij de ervaringen die door de stichting verzameld zijn beschouwt als goed wetenschappelijk bewijsmateriaal voor een leven na de dood.
Nu staan empirische aanwijzingen voor een voortbestaan ook bij schrijver dezes prominent op zijn eigen agenda. Dus ik had gehoopt dat ik een uitputtend overzicht of anders ten minste nieuwe bewijskrachtige gevallen zou aantreffen in het boek. Ik ben het zeker eens met de voornaamste conclusie van de auteur, namelijk dat er inmiddels echt overtuigend bewijsmateriaal voor een geestelijk voorbestaan is en dat het ronduit negatief is dat dit nog steeds grotendeels wordt genegeerd.
Jeffrey Long en ik brengen echter wel beduidend andere accenten aan en hebben daar zelfs al eens over gemaild met elkaar. Voor mij geldt dat men zich in het geval van onderzoek naar spontane paranormale verschijnselen op de eerste plaats moet concentreren op casussen die slechts heel moeilijk of helemaal niet normaal kunnen worden verklaard. Alleen van daaruit is het intellectueel gerechtvaardigd ook minder 'sterke' casussen met eenzelfde basisstructuur serieus te nemen en te bechouwen als aanvullende informatiebron voor het verschijnsel in kwestie. De harde kern waar ik de nadruk op leg, zet de rest van het bewijsmateriaal met andere woorden in een bepaald licht. Zonder duidelijke anomalieën op een bepaald gebied heeft het voor mij geen zin om er meer achter te zoeken dan bijvoorbeeld de naturalistische skeptici doen. Zeker zolang een gebied controversieel blijft onder reguliere wetenschappers is het bovendien belangrijk om de harde kern steeds verder uit te breiden. Pim van Lommel heeft weliswaar gelijk wanneer hij (in navolging van William James) stelt dat één witte raaf reeds voldoende is om de stelling te weerleggen dat alle raven zwart zijn. Maar hoe meer witte raven we aantreffen, des te zwakker de tegenwerping wordt dat het niet echt om raven ging of dat ze niet echt wit waren.
Jeffrey Long kiest doelbewust voor een andere strategie. Hij concentreert zich op algemene patronen in de verhalen die de vele bezoekers aan zijn website met een bijna-doodervaring hem hebben verteld. Ook ikzelf vind de speurtocht naar zulke algemene patronen uiteraard waardevol en informatief. Maar dit kan volgens mij niet raken aan de harde kern van bewijsmateriaal voor een geestelijk voortbestaan na het uitvallen van de corticale activiteit. Juist wat dat betreft, gaat het erom dat je zoveel mogelijk ondersteunende verklaringen van derden vastlegt. Een casus waarbij uitsluitend de BDE-er zelf beweert dat hij specifieke gedragingen van artsen of verpleegkundigen heeft gadegeslagen tijdens een vlak EEG, hoort dus niet bij genoemde harde kern. De casus van Al Sullivan wel, omdat zijn uitspraken goed onderbouwd zijn door anderen.
Met andere woorden: dit boek heeft mij behoorlijk teleurgesteld, omdat het m.i. ondanks de titel niet primair draait om het beste bewijsmateriaal voor een leven na de dood dat BDE's ons kunnen bieden.
Voor Long zijn veel voorkomende uitspraken van BDE-ers over uittredingen en verhoogde mentale vermogens bijvoorbeeld al sterk genoeg om ze te mogen beschouwen als bewijsmateriaal voor een voortbestaan. Zelf hecht ik er zoals gezegd wel waarde aan en ik vind ze van belang voor een zo realistisch mogelijk beeld van bijna-doodervaringen en van een leven na het aardse bestaan. Maar ik zou zelf niet overtuigd zijn van hun relevantie voor een voortbestaan als er geen harde kern van 'paranormale' bijna-doodervaringen bestond. Dit bedoel ik trouwens in de ruimste zin van het woord. Dan zou ik eerder aannemen dat er misschien toch zuiver psychologische verklaringen mogelijk zijn voor BDE's.
Overeenkomsten wijzen hoe dan ook op een gemeenschappelijke oorsprong. Zonder paranormale kern zou je dan kunnen denken aan een algemeen menselijk defensiemechanisme. Om ons te verzoenen met ons besef dat we allemaal sterfelijk zijn, zou er in geval van doodsdreiging een aangeboren, geruststellend neuropsychologisch 'programma' worden geactiveerd. In plaats van vernietiging zou de dood volgens zo´n programma een poort zijn naar een betere, liefdevollere en mooiere werkelijkheid. Let wel, in dat geval zou het slechts om illusies of dromen gaan!
Long lijkt te weinig te beseffen dat het voornaamste rationele argument om meer te zien in BDE's dan dergelijke illusies berust op ondersteuning van beweringen door andere mensen dan de BDE-er zelf. Overigens is hij zich natuurlijk wel bewust van genoemde harde kern en in hoofdstuk 2 besteedt hij er zelfs wat meer aandacht aan. Zo noemt hij onderzoek van Michael Sabom en Penny Sartori naar correcte buitenzintuiglijke waarneming en wonderbaarlijke genezingen, het AWARE-onderzoek en een belangrijk literatuuronderzoek van Jan Holden naar alle gepubliceerde uittredingen tijdens een BDE met een verifieerbaar aspect. Ook de man met het gebit en de casus van Maria met de tennisschoen ontbreken niet. Wel valt op hoe summier een en ander steeds door Long wordt behandeld.
Hoe dan ook zou men verwachten dat de auteur zelf ook nieuwe gevallen ontdekt heeft temidden van zijn talloze eigen casussen. Dat is dus niet zo, want hij zoekt zelf niet naar bevestiging van de gemelde verhalen, allthans daar is in dit boek niets van te merken.
Is het daarmee een volkomen waardeloos boek geworden? Nee, dat zeker niet. Jeffrey Long geeft een goed overzicht van allerlei aspecten van BDE's. Tenzij je daar reeds alles van weet, is het boek hoe dan ook een interessante aanwinst.

Titus Rivas

Deze recensie werd gepubliceerd in Terugkeer, 21(2), blz. 25, zomer 2010, en in Reflectie, 7(4), winter 2010, blz. 31.

Contact: titusrivas@hotmail.com