Titel

Reïncarnatie is vaak de beste hypothese

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 4 May, 2011)

Samenvatting

Parapsychologisch onderzoek toont aan dat reïncarnatie op zijn minst een plausibele verklaring biedt voor verschijnselen die veel wetenschappers niet thuis kunnen brengen. Artikel van Titus Rivas voor Bres.


Tekst

Reïncarnatie is vaak de beste hypothese

door Titus Rivas

'Ook in Europa was het geloof in reïncarnatie vroeger wijdverbreid.'

Veel westerlingen geloven dat het na de dood definitief gedaan is met ieder van ons. De wetenschap zou namelijk hebben aangetoond dat ons bewustzijn strikt gebonden is aan de activiteit in ons brein. Zodra onze hersenen het voorgoed begeven hebben, zal ook ons individuele geestelijke bestaan daarom voortaan tot het verleden behoren.

De Nederlandse filosofen Herman de Regt en Hans Dooremalen stellen in hun recente boek Wat een onzin! dat geloven in een leven na de dood onverenigbaar is met een nuchter, wetenschappelijk wereldbeeld. Tegengeluiden, bijvoorbeeld van cardioloog dr. Pim van Lommel in zijn bestseller Eindeloos Bewustzijn, over de implicaties van bijna-doodervaringen, worden door hen volledig in de ban gedaan. Het idee dat we niet alleen onze dood kunnen overleven, maar er zelfs al bestonden voor de verwekking van ons huidige lichaam, vinden sceptici zo mogelijk nog absurder. Toch is dat niet alleen wat een aanzienlijk deel van de mensheid al duizenden jaren gelooft, maar ironisch genoeg ook een van de best onderbouwde parapsychologische theorieën.

Reïncarnatie als universele gedachte
Het is niet exact te achterhalen wanneer mensen voor het eerst in wedergeboorte van een geestelijk principe na de dood zijn gaan geloven. Het is echter wel zeker dat een of andere vorm van reïncarnatie onderdeel uitmaakte van talloze natuurgodsdiensten over de hele wereld. Zo'n concept komt bijvoorbeeld ook nu nog voor onder allerlei Afrikaanse volkeren, de prairie-indianen van Noord-Amerika, de Inuït, de Aboriginals. Voorts maakt het onderdeel uit van de van oorsprong Indiase spirituele tradities van het hindoeïsme, boeddhisme, jaïnisme en sikkhisme. Het boeddhisme heeft het concept van wedergeboorte ook sterk verankerd in de cultuur van andere Aziatische landen, zodat ook veel Chinezen en Japanners in reïncarnatie geloven. Zelfs als ze zelf geen boeddhist zijn.
Ook in Europa was het concept vroeger wijdverbreid. In de Griekse filosofie kwam het bijvoorbeeld voor in de scholen van Pythagoras (ca. 528-507 v.Chr.), Plato (ca. 428/427-347 v.Chr.) en het neoplatonisme, maar ook bij de natuurfilosoof Empedocles (ca. 490-430 v.Chr.). Van het wereldbeeld van de Kelten maakte het eveneens een essentieel onderdeel uit, evenals van de joodse kabbala en het chassidisme. In de beginperiode van het christendom werd reïncarnatie nog aangehangen door gnostici en christenen die door de gnostici beïnvloed werden, zoals bijvoorbeeld Origenes (ca. 185-253/254 v.Chr.). Maar hier kwam na enkele eeuwen een einde aan. De gedachte van een wedergeboorte van de ziel leek namelijk strijdig met de christelijke gedachte dat iedereen maar één enkele kans krijgt en daarna voor eeuwig in de hemel of de hel belandt. Reïncarnatie ging vanaf dat moment 'ondergronds' en kwam vooral nog voor bij ketterse stromingen zoals de albigenzen (katharen), individuele ketters als Giordano Bruno (1548-1600) en esoterische bewegingen zoals de rozenkruisers. In de islamitische wereld treffen we een reïncarnatiegeloof onder andere aan bij sjiitische groeperingen, zoals de Turkse Alevieten.
Enkele eeuwen geleden kwam hier weer verandering in door de ontsluiting van de Indiase wijsbegeerte voor westerlingen. Filosofen als Schopenhauer (1788-1860) lieten zich beïnvloeden door het boeddhistische concept van wedergeboorte. Er ontstonden nieuwe esoterische bewegingen, zoals met name de theosofie van H.P. Blavatsky (1831-1891) waarin reïncarnatie een stevige levensbeschouwelijke pijler vormt. Filosoof en ziener Rudolf Steiner (1804-1869) ontwikkelde een eigen synthese van o.a. elementen uit de theosofie, het christendom en het zoroastrisme. In Frankrijk combineerde Allan Kardec (1804-1869) een reïncarnatieleer al evenzeer met christelijke elementen, maar dan ingebed in een spiritistische wereldbeschouwing. Zeker vanaf de jaren '60 van de vorige eeuw konden ook diverse Indiase, Tibetaanse en zenleraren op veel belangstelling rekenen en een geloof in reïncarnatie is mede daardoor verder genormaliseerd voor veel westerlingen.
Het is niet overdreven om te stellen dat reïncarnatie wereldwijd een van de meest voorkomende en in die zin 'gewoonste' concepten is.

Persoonlijke versus onpersoonlijke reïncarnatie
Overigens impliceert het feit dat reïncarnatie zo'n wijdverbreid concept is niet dat iedereen er ook dezelfde ideeën over heeft. Binnen het boeddhisme wordt bijvoorbeeld doorgaans verondersteld dat er na de dood geen persoonlijke ziel overleeft1, maar alleen de gevolgen van zijn daden. Dit patroon van 'karma' komt terecht bij een nieuwe persoon die slechts één leven meegaat. Binnen het hindoeïsme zien we een veel breder scala aan uitwerkingen van de reïncarnatiegedachte. Zo is er - anders dan in het boeddhisme - sprake van een ziel (atman) die de dood overleeft en reïncarneert, maar men verschilt van mening over de vraag in hoeverre het daarbij om een persoonlijke wedergeboorte gaat. Volgens de advaita vedantastroming is de ziel bijvoorbeeld slechts een tijdelijke en eigenlijk illusoire manifestatie van een goddelijk principe (brahman). Terwijl de dvaita en visistadvaita vedanta, en de nyaya-stroming bijvoorbeeld uitgaan van onverwoestbare individuele zielen, waarin zij overeenkomen met het jaïnisme. In het Westen hangen bijvoorbeeld het spiritisme van Kardec en de antroposofie een overwegend personalistische opvatting van reïncarnatie aan, terwijl o.a. de theosofie op dit punt sterker beïnvloed lijkt door advaita en boeddhisme.
Voorts zijn er ook nog uiteenlopende invullingen van een persoonlijke of individuele reïncarnatie. Vaak neemt men aan dat het om een volledige ziel gaat, hoewel er sprake kan zijn van een tijdelijke reductie van het psychische functioneren. Maar sommigen stellen dat er meerdere geestelijke principes bestaan, die na de dood van elkaar losgekoppeld worden en waarvan er slechts een of enkele reïncarneren.

Zinloos of zinvol?
Genoemde grote pluriformiteit betreft al evenzeer de mate en vorm waarin reïncarnatie in verband wordt gebracht met een karmaconcept. Zo heeft men vroeger het hardvochtige Indiase kastensysteem gelegitimeerd door de gedachte dat iedereen op basis van eigen verdiensten (of het gebrek daaraan) in een bepaalde sociale klasse wedergeboren wordt. Maar dit achterhaalde systeem is al eeuwen geleden afgewezen door het boeddhisme en jaïnisme. Ook tussen stromingen in het Westen zoals theosofie, antroposofie en spiritisme bestaan aanzienlijke verschillen in karmatheorieën.
Dit geldt tevens voor de zingeving rond reïncarnatie. In veel Indiase stromingen, maar bijvoorbeeld ook bij de katharen en rozenkruisers wordt wedergeboorte opgevat als een in essentie zinloos verschijnsel. Het zou gekoppeld zijn aan een kwalijke gehechtheid aan het aardse leven en onvermijdelijk gepaard gaan met lijden. De serie incarnaties die men in de loop der tijd zou doormaken zou geen enkel redelijk doel dienen. Men spreekt wel van het 'rad van wedergeboorte' (samsara) en het is de bedoeling zich ervan te bevrijden door meditatie en onthechting. Andere Indiase richtingen en ook stromingen als het spiritisme van Kardec zien iemands aardse incarnaties als noodzakelijke, zinvolle schakels in een persoonlijke, geestelijke evolutie over levens heen.

Termen
Terminologisch is in het algemeen vooral het van oorsprong Latijnse woord reïncarnatie gangbaar geworden. Het betekent letterlijk 'weer vlees worden' of 'weer in het vlees afdalen' (van de ziel). Boeddhisten hebben veelal moeite met de persoonlijke connotatie van die etymologische achtergrond, waardoor zij de voorkeur kunnen geven aan het neutralere woord wedergeboorte, ook al kun je natuurlijk wel spreken van de wedergeboorte van een ziel. Een andere term met een Latijnse achtergrond is transmigratie, wat 'zielsverhuizing' betekent, maar soms gebruikt wordt als synoniem voor 'bezetenheid'. Minder gangbaar zijn enkele termen van Griekse oorsprong. Zoals metempsychose dat verwijst naar de opvatting dat een individuele ziel in de loop van aardse levens verschillende lichamen aanneemt, maar soms ook werd gebruikt als woord voor wedergeboorte in een dierlijk lichaam. Of metensomatosis dat het aannemen van een nieuw (al dan niet stoffelijk) lichaam na het afleggen van het huidige lichaam betekent. En palingenese, een meerduidige term die zowel kan verwijzen naar persoonlijke reïncarnatie als onpersoonlijke wedergeboorte.

Parapsychologisch onderzoek
Mensen uit alle windstreken en tijdvakken geloofden op diverse manieren in een vorm van reïncarnatie en wedergeboorte. Het is dus niet verwonderlijk dat geleerden zich na verloop van tijd de vraag gingen stellen of er ook wetenschappelijk een basis gevonden kan worden voor zo'n overtuiging. Aangezien het om een concept gaat dat niet past in een materialistisch mensbeeld, ligt het voor de hand dat dit type onderzoek onderdeel uitmaakt van de zogeheten parapsychologie of psychical research. Dit is de studie van verschijnselen ('anomalieën') die te maken hebben met de geest, de ziel of het bewustzijn, en niet passen in een reductionistisch paradigma.
Incidentele onderzoekingen op dit gebied vinden reeds enkele eeuwen plaats in Aziatische landen als India, Myanmar en Japan. Vanaf het begin hebben vooral casussen van jonge kinderen met spontane uitspraken over vorige levens centraal gestaan. Het gaat om peuters en kleuters die gemiddeld vanaf hun derde jaar beweren dat zij al eens eerder hebben geleefd. Deze kinderen identificeren zich enkele jaren sterk met wat zij zelf als echte herinneringen ervaren. Dit kan gepaard gaan met aanhoudende sterke emoties en verlangens.
Het onderzoek naar zulke casussen is op grote schaal systematisch ter hand genomen door de Amerikaanse psychiater dr. Ian Stevenson (1918-2007), verbonden aan de Universiteit van Virginia. Zijn werk wordt voortgezet door collega's Erlendur Haraldsson, Satwant Pasricha en K.S. Rawat, en Stevensons opvolger Jim Tucker. Stevenson stelde vast dat dit soort gevallen niet kunnen worden wegverklaard door normale voorkennis of fantasie, omdat de kinderen vaak beschikken over paranormale kennis over bestaande overledenen met wie zij zich identificeren. In de Indiase casus van Jagdish Chandra legde een advocaat bijvoorbeeld de uitspraken van zijn zoon vast alvorens uit te zoeken of ze te maken konden hebben met iemand die echt geleefd had. De toepasselijke uitspraken kunnen talrijk en zeer specifiek zijn. Ze omvatten bijvoorbeeld de naam die het kind in het vorig leven gedragen heeft, maar ook namen van een eventuele partner, kinderen, familieleden en vrienden, het beroep en allerlei details over de woonomgeving, bezittingen, gewoonten of gebeurtenissen. Soms vertonen kinderen ook vaardigheden die zij zich niet in het huidige leven eigen gemaakt hebben. Bijvoorbeeld in de vorm van het zingen van bepaalde liederen of het bespelen van een muziekinstrument.
Bij veel kinderen is er ook nog sprake van merkwaardige moedervlekken en geboorteafwijkingen die overeen kunnen komen met de doodsoorzaak uit het leven dat zij zich herinneren. Stevenson en veel andere onderzoekers vinden een vorm van reïncarnatie de beste hypothese voor dit soort gevallen. Beter bijvoorbeeld dan willekeurige helderziendheid waarbij een kind 'contact maakt' met het leven van een willekeurige overledene en zich daar zonder reden mee identificeert. Reïncarnatie kan bovendien een aannemelijke verklaring bieden voor allerlei kenmerken van kinderen, zoals vreemde nachtmerries en fobieën die geen verband lijken te houden met het huidige leven. Of een bijzondere aanleg die geen parallellen kent in de familie van het kind.
Naast het casuïstische onderzoek onder kinderen zijn er ook interessante resultaten geboekt met regressies naar vorige levens. In enkele gevallen is er sprake van verifieerbare informatie die specifiek in verband gebracht kan worden met een historische periode. Bijvoorbeeld in de casus van de Amerikaanse Laurel Dilmen die zich een historisch correct overkomende incarnatie als de 16e-eeuwse Spaanstalige Antonia Ruiz del Prado herinnerde. In zulke casussen moet overigens wel deugdelijk worden uitgesloten dat de informatie berust op bepaalde normale voorkennis van de proefpersoon. Het kan bijvoorbeeld zijn dat herinneringen aan een bepaald boek of een tv-uitzending boven komen (cryptomnesie).
Reïncarnatieregressie wordt vaker gebruikt voor therapeutische doeleinden dan voor parapsychologisch onderzoek.
Hoewel de skeptici2 in het Westen talrijk zijn, tonen onderzoeken aan dat reïncarnatie op zijn minst een plausibele verklaring biedt voor verschijnselen die veel wetenschappers niet thuis kunnen brengen. Onder andere de bestseller van cardioloog Pim van Lommel lijkt erop te duiden dat steeds meer mensen bereid zijn om open en onderzoekend naar dit soort fenomenen te kijken.

Literatuur
- Bowman, C. (2004). Wie was mijn kind? Utrecht: Zwarte Beertjes.
- Cranston, & Williams. (1988). Reïncarnatie: een nieuwe horizon in wetenschap, religie en samenleving. Den Haag: Mirananda.
- Dam, H. ten (2002). Reïncarnatie: denkbeelden en ervaringen. Ommen: Tasso.
- Klink, J. (1990). Vroeger toen ik groot was: vergaande herinneringen van kinderen. Baarn: Ten Have.
- Rawat, K.S., & Rivas, T. (2007). Reincarnation: The Evidence Is Building. Vancouver: Writers Publisher.
- Rivas, T. (2000). Parapsychologisch onderzoek naar reïncarnatie en leven na de dood. Deventer: Ankh-Hermes.
- Rivas, T. (2005a). Rebirth and personal identity: is reincarnation an intrinsically impersonal concept? The Journal of Religion and Psychical Research, 28, 4, 226-233.
- Stevenson, I. (1974). Twenty cases suggestive of reincarnation. Charlottesville: University Press of Virginia.
- Stevenson, I. (1987). Children who remember previous lives: A question of reincarnation. Charlottesville: University Press of Virginia.
- Stevenson, I. (1997). Reincarnation and biology. Charlottesville: University Press of Virginia.
- Tucker, J. (2006). Mama, vroeger was ik...: de herinneringen van kinderen aan vorige levens. Utrecht: Bruna.

drs. Titus Rivas is verbonden aan Stichting Athanasia en Stichting Merkawah. Hij is bereikbaar via: titusrivas@hotmail.com

Dit artikel werd geplaatst in Bres, 257, augustus/september 2009, blz. 4-13.

1Een gedachte die bekend staat als anatta-leer, waarbij anatta 'geen ziel' betekent.

2 Mensen die extra kritisch staan tegenover paranormale fenomenen noemen zichzelf skeptici, met een 'k' dus. Zo is er in Nederland een stichting van zulke 'skeptici', Skepsis genaamd, die het tijdschrift Skepter uitbrengt.



Contact: titusrivas@hotmail.com