Titel

The Bloodless Revolution (recensie)

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 3 May, 2011)

Samenvatting

Recensie van The Bloodless Revolution van Tristram Stuart.


Tekst

  Boekbespreking
Tristram Stuart. The Bloodless Revolution: Radical Vegetarians and the Discovery of India. Londen: Harper Press, 2006. ISBN 978-0-00-712892-1.

Hoewel de term 'vegetariër' uit de jaren '40 van de 19e eeuw stamt, en 'veganist' van nog veel recentere datum is, geldt dit natuurlijk niet voor het vegetarische gedachtegoed. Tristram Stuart beschrijft in zijn boek The Bloodless Revolution vier eeuwen westerse historie van voor- en tegenstanders van het afzien van vlees. Zoals de ondertitel al aangeeft, beschrijft hij onder meer welke invloed de ontdekking van de Indiase cultuur - en dan met name de ahimsa-leer van geweldloosheid jegens levende wezens - heeft gehad op de westerse ideeëngeschiedenis. Overigens bestond er reeds een inheemse traditie die vanaf de renaissance meer aandacht kreeg. Met name in de vorm van het gedachtegoed van de klassieke filosoof Pythagoras en christelijke opvattingen over een vleesloze voedingswijze in de Hof van Eden in de gouden tijd voorafgaand aan de zondeval. Stuart wijst erop hoe Europeanen dergelijke noties soms geprojecteerd hebben op oosterse beginselen van dierethiek. Bijvoorbeeld wanneer ze veronderstelden dat Pythagoras de Indiërs zowel het vegetarisme als de reïncarnatieleer had bijgebracht in plaats van andersom.

De gangbare christelijke doctrines stonden trouwens haaks op de toenemende belangstelling voor een leefwijze zonder geweld tegen dieren. Anti-vegetarische denkers stelden dat het bijbels gezien godslasterlijk was om het doden van dieren voor de consumptie als immoreel aan de kaak te stellen. God had immers zelf in zijn eigen Woord verklaard dat mensen dieren mochten eten. Sommigen, zoals John Reynolds, erkenden trouwens dat de ontkrachting van het gezag van de Bijbel zou impliceren dat mensen (op rationele ethische gronden) vegetarisch door het leven moeten gaan.
Uiteindelijk beïnvloedden westerlingen met 'pythagoreïsche' principes op hun beurt weer Indiase intellectuelen, van wie Mahatma Ghandi het bekendste voorbeeld vormt.

Wat mij door dit boeiende, rijk geïllustreerde en zeer uitgebreide boek vooral duidelijk is geworden is dat veel hedendaagse discussies rond dierethiek en vegetarisme ooit al eerder gewoed hebben. Zo blijkt de bekende utilist Jeremy Bentham reeds tegen de onthouding van slachtproducten te hebben aangevoerd dat het terugdringen van de vleesproductie ook betekent dat er minder landbouwhuisdieren geboren worden welke een gelukkig leven kunnen gaan leiden. Om deze reden kan vegetarisme contraproductief zijn met het oog op door utilisten nagestreefde toename van geluk in de wereld. Vanaf de beginperiode van het utilisme is het met andere woorden duidelijk geweest dat deze theorie moeilijk verenigbaar is met consequent vegetarisme.

De tegenstelling tussen denkers die alleen een 'humane' behandeling van dieren voorstaan en consequente voorvechters van dierenrechten is al evenmin pas tijdens de laatste paar generaties ontstaan. Net als tegenwoordig stelden veel opponenten van het afschaffen van diergebruik al enkele honderden jaren geleden dat vegetarisme te radicaal of extreem is, maar dat er geen twijfel over kan bestaan dat we rekening moeten houden met het welzijn van dieren. Aanhangers van een onvervreemdbaar recht van dieren op hun eigen leven, zols de 17e-eeuwse Britse auteur Thomas Tryon en de radicale denker Joseph Ritson, stonden tegenover anti-vegetariërs als de Comte de Buffon en Erasmus Darwin (de grootvader van Charles) die hun best deden om het vegetarisme in diskrediet te brengen. Tegenstanders voerden bijvoorbeeld aan dat vegetarisme geen enkele zin heeft omdat planten ook gevoel hebben of omdat we, teneinde zelf te kunnen overleven, hoe dan ook regelmatig per ongeluk insecten of microben zullen doden. De cartesianen waren nog rabiater in hun afwijzing, door mededogen voor 'gevoelloze' dieren niet alleen af te doen als sentimenteel maar vooral ook als irrationeel, omdat het niet gebaseerd kon zijn op dierenleed of -welzijn. Beide zijn namelijk volledig fictief voor cartesianen; ze bestaan niet echt.
Maar ook voorstanders konden erg ver gaan, zoals wanneer Ritson zich keerde tegen dierlijke predatoren in de natuur. Bepaalde vegetariërs geloofden oprecht dat wanneer de mensheid stopte met het exploiteren van dieren, ook de wilde diersoorten spontaan zouden veranderen zodat ze konden ophouden met het doden van onschuldige prooidieren!
Fascinerend is ook de beschrijving van excentrieke 18e-eeuwse revolutionairen die bruut geweld tegen medemensen vergoelijkten maar zich wel zoveel mogelijk hielden aan een vorm van ethisch vegetarisme, zoals de Schot John Oswald en de Franse Markies De Valady.
De tegenstelling tussen de stroming van de zogeheten deep ecology en het vegetarisme blijft evenmin onbesproken. Stuart staat zelf meer aan de kant van de ecologisch georiënteerde denkers, maar toch is hij er in geslaagd de standpunten van het andere kamp goed uit de verf te laten komen. De biocentrische 'ecologen' staan in veel gevallen lijnrecht tegenover de ethische vegetariërs die er naar streven het leven en welzijn van het individuele dier te beschermen en te bevorderen.
De Nederlandse auteur Jeroen Vuurboom runt al jaren een website over de geschiedenis van het westers vegetarisme (http://jeroenvu.home.xs4all.nl/gwv/). Zoals te verwachten zijn er enkele verschillen van mening tussen hem en Stuart, zoals over de vraag of Hitler nu wel of niet een tamelijk consequente vegetariër was.

Hoe dan ook vormt Bloodless Revolution een prettig leesbare en zeer informatieve bijdrage tot de geschiedschrijving op dit terrein.

Deze recensie verscheen in Vega.

Titus Rivas

Contact: titusrivas@hotmail.com