Titel

Drie minder bekende BDE's tijdens een vlak EEG met bevestiging

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 31 March, 2011)

Samenvatting

Bijna-doodervaringen met correcte buitenzintuiglijke waarneming tijdens een klinische dood zijn onverenigbaar met een materialistisch wereldbeeld. In dit artikel aandacht voor drie minder bekende casussen.


Tekst

 

Drie minder bekende casussen van bewustzijn tijdens een vlak EEG met bevestiging

door Titus Rivas, Anny Dirven en Inge Manussen


Samenvatting
Bijna-doodervaringen met correcte buitenzintuiglijke waarneming tijdens een klinische dood zijn onverenigbaar met een materialistisch wereldbeeld. In dit artikel aandacht voor drie minder bekende gepubliceerde casussen van dit type waarbij de waarneming bevestigd werd door een onderzoeker.

Inleiding
In de literatuur over bijna-doodervaringen wordt vaak melding gemaakt van BDE's tijdens een hartstilstand met een correcte ('veridieke') buitenzintuiglijke waarneming van de omgeving. Dit is ook niet zo verwonderlijk, omdat dergelijke casussen een grote anomalie vormen voor het materialistische wereldbeeld. Mensen worden geacht voor hun bewuste denkprocessen en waarneming afhankelijk te zijn van een actieve hersenschors en bij een hartstilstand is reeds na 4 tot 20 seconden sprake van een vlak EEG. Bewustzijn tijdens een toestand van klinische dood is daarom onmogelijk volgens de heersende neuropsychologische theorieën. Dit wordt zowel door BDE-onderzoekers als door skeptici bijna algemeen onderkend. Skeptici stellen doorgaans dus niet dat BDE's tijdens een vlak EEG gemakkelijk verklaarbaar zijn, maar ze beweren dat er geen deugdelijk bewijsmateriaal bestaat dat zou aantonen dat patiënten bewuste ervaringen kunnen hebben als de elektrische activiteit in de cortex is uitgevallen (Smit & Rivas, 2010; Rivas & Dirven, 2010).

Vreemd genoeg zijn er relatief weinig concrete casussen van BDE's tijdens een hartstilstand met een correcte buitenzintuiglijke waarneming gepubliceerd. Casussen waarbij de waarneming ook nog bevestigd is door derden zijn zelfs nog zeldzamer (Atwater, 1994; Cook, Greyson, & Stevenson, 1998; Holden, 2009; Rivas, 2008; Rivas & Dirven, 2009; Sabom, 1982, 1998; Sartori, 2008; Smit, 2008). Dit is merkwaardig gezien het enorme theoretische belang van zulke casussen. Uiteraard is elke 'witte raaf' er al één, maar hoe meer witte raven er worden aangetroffen, des te meer reden we hebben om aan te nemen dat het ook echt om raven gaat. In dit artikel willen we daarom drie minder bekende casussen uit de literatuur de revue laten passeren.

(1) De man die een naamplaatje kon lezen
In het boek The Light Beyond van dr. Raymond Moody (2005) komt op blz. 155 de volgende casus voor, afkomstig van een arts die contact met hem had opgenomen.

Een 49-jarige man kreeg een zware hartaanval. De betrokken arts probeerde hem uit alle macht te reanimeren, maar na zo'n 35 minuten gaf hij het op. Hij was al begonnen een akte van overlijden in te vullen, toen iemand hem erop wees dat er toch nog leven in de patiënt leek te zitten. De arts probeerde de man opnieuw te reanimeren en dit keer met succes.
De volgende dag wist de patiënt in kwestie hem tot in detail te vertellen wat er was gebeurd toen hij op de afdeling voor spoedeisende hulp lag. Wat de arts vooral opmerkelijk vond, was dat zijn patiënt een verpleegster wist te beschrijven die hem kwam assisteren. De man beschreef haar 'wig' kapsel1 en wist zelfs haar achternaam te noemen, Hawkes. Die naam had hij tijdens een uittreding op haar naamplaatje gelezen. Hij had voorts ook nog waargenomen hoe deze verpleegkundige een karretje door de gang had geduwd met twee dingen erop die leken op tafeltennisbatjes, overeenkomend met de 'elektroshocker' die inderdaad gebruikt werd bij de reanimatie. Volgens de arts in kwestie kon de patiënt deze details alleen noemen als hij ze echt had waargenomen.

(2) De jas en de stropdas
De cardioloog dr. Maurice S. Rawlings (1991), verbonden aan een diagnostisch centrum in Chattanooga (Tennessee) beschrijft een geval van een patiënte in een ziekenhuis die last had van een steeds terugkerende pijn op haar borst. Zij was overigens zelf verpleegkundige van beroep. Men verzocht Rawlings om haar te onderzoeken, maar toen hij in het ziekenhuis aankwam, bleek ze niet op haar kamer te zijn. Uiteindelijk trof Rawlings haar bewusteloos in de badkamer aan. Ze bleek een zelfmoordpoging te hebben gedaan door middel van een soort ophanging. Ze had zichzelf een kraag omgedaan die gebruikt wordt om iemands nek te ondersteunen en die kraag vervolgens opgehangen aan een kledinghaak aan de badkamerdeur. Daarna was ze langzaam door haar knieën gezakt en had daarbij het bewustzijn verloren. Haar tong en ogen zagen er gezwollen uit, evenals haar gezicht, dat bovendien een donkere, blauwachtige kleur had. Rawlings haalde haar van de kledinghaak af en legde haar op de grond. Hij constateerde dat ze verwijde pupillen had en kon geen hartslag horen toen hij zijn oor tegen haar borst hield. De cardioloog paste externe hartmassage en mond-op-mond beademing toe en haar kamergenote haalde er verpleegkundigen bij. Vervolgens diende men haar zuurstof toe door middel van een beademingsmasker. Toen haar elektrocardiogram werd gemeten, liet dit een vlakke lijn zien. Ze kreeg ook nog medicatie toegediend.
Tot slot bracht men de patiënte op een brandcard naar de intensive care waar ze vier dagen in coma verkeerde. Ze herstelde daarna volledig en ging zelfs weer aan de slag als verpleegkundige. Overigens kon ze zich haar poging tot zelfdoding niet meer herinneren en was ook genezen van suïcidale neigingen.
Ongeveer op de tweede dag nadat ze uit haar coma was ontwaakt, vroeg Rawlings haar of ze nog iets wist van wat er gebeurd was. Ze bleek te hebben waargenomen hoe hij zich voor haar had ingezet. Ze herinnerde zich dat hij zijn geruite bruine jas had uitgedaan en op de grond had gegooid en dat hij zijn stropdas met witte en bruine strepen had losgemaakt. Bovendien herinnerde ze zich dat de verpleegster die hem kwam helpen er bezorgd uit had gezien, dat Rawlings haar had gevraagd een ambu-zak2 en een katheter voor het infuus te halen en dat er twee mannen met een brancard waren gekomen. Al deze herinneringen waren correct en Rawlings benadrukt dat de patiënte klinisch dood was toen ze een en ander waarnam.

(3) Stoppen met de reanimatie
De derde casus is ook van Rawlings. Het betreft een 73-jarige patiënt met een drukkende pijn midden op zijn borst. Voor hij de spreekkamer van Rawlings in liep, stortte hij in de gang in elkaar en viel daarbij met zijn hoofd tegen de muur. Hij ademde nog een paar keer hoestend, maar daarna hield hij op met ademen en onderging een hartstilstand.
Er volgde een moeizame reanimatie waarbij de man tot zes keer toe ging zitten, iedereen van zich afduwde, probeerde op te staan en vervolgens weer in elkaar zakte. In feite betekende dit dat hij zes keer achter elkaar klinisch dood was. Na de zesde keer hield dit patroon gelukkig op en de patiënt kwam weer helemaal bij kennis.
De man vertelde Rawlings na afloop dat hij zich herinnerde hoe de arts voorafgaand aan de zesde reanimatiepoging tegen een collega had gezegd: “We proberen het nog één keer. Als de elektroschok dit keer niets oplevert, stoppen we ermee.” Hij hield Rawlings voor: “Wat bedoelde u daarmee: ...stoppen we ermee! Dat was ik waar u mee bezig was.”
Uiteraard was de herinnering ook in dit geval correct. Rawlings stelt dat de man hem fysiek onmogelijk had kunnen horen omdat hij op dat moment klinisch dood was.

Deze drie casussen voldoen aan de criteria dat er naar alle waarschijnlijkheid sprake moet zijn geweest van een toestand van klinische dood met een vlak EEG en dat er tegelijkertijd een 'veridieke', correcte buitenzintuiglijke waarneming tijdens de klinische dood optrad.
De speurtocht naar dergelijke casussen zal nog vele jaren uiterst relevant blijven.

Literatuur
- Atwater, PMH. (1994). Beyond the Light: The Mysteries and Revelations of Near-Death Experiences. New York: Avon Books.
- Cook, E.W., Greyson, B., & Stevenson, I. (1998). Do any near-death experiences provide evidence for the survival of human personality after death? Relevant features and illustrative case reports. Journal of Scientific Exploration, 12, 377-406.
- Holden, J. (2009). Veridical perception in near-death experiences. In J. M. Holden, B. Greyson & D. James (Eds.), The handbook of near-death experiences: Thirty years of investigation (pp. 185-212). Santa Barbara, CA: Praeger.
- Moody, R. A. (2005). Beyond the Light. Londen: Rider
- Rawlings, M.S. (1991). Beyond Death's Door. Bantam Books.
- Rivas, T. (2008). Een gesprek met TG over de man met het gebit. Terugkeer, 19(3), 12-20.
- Rivas, T. , & Dirven, A. (2009). Twee BDE's gemeld naar aanleiding van 'de man met het gebit'. Terugkeer, 20 (3), 9.
- Rivas, T., & Dirven, A. (2010). Van en naar het Licht. Leeuwarden: Elikser.
- Sabom, M. (1982). Recollections of Death: A Medical Investigation. New York: Harper & Row.
- Sabom, M.B. (1998). Light and Death: One Doctor's Fascinating Account of Near-Death Experiences. Grand Rapids: Zondervan Publishing House, 1998.
- Sartori, P. (2008). The Near-Death Experiences of Hospitalized Intensive Care Patients: A Five Year Clinical Study. Lewiston/Queenston/Lampeter: The Edwin Mellen Press.
- Smit, R.H. (2008). Corroboration of the Dentures Anecdote Involving Veridical Perception in a Near-Death Experience. Journal of Near-Death Studies, 27, 47-61.
- Smit, R.H., & Rivas, T. (2010). Rejoinder to "Response to 'Corroboration of the Dentures Anecdote Involving Veridical Percpetion in a Near-Death Experience.'" Journal of Near-Death Studies, 28(4), 193-205.

Eindnoten

1 'Wedge hairdo'. Volgens internet is een wedge of wig kapsel een kapsel met een aantal schuine, korte lagen boven de schouders.

2 Ambu-bag, een masker met ballon waarmee men een patiënt kunstmatig kan beademen.

Dit artikel werd gepubliceerd in Terugkeer, 21e jaargang, nr. 4, winter 2010, blz. 28-29.



Contact: titusrivas@hotmail.com