Communicatie met overledenen tijdens bijna-doodervaringen
Geplaatst door
Titus Rivas (publicatiedatum: 24 March, 2011)
Samenvatting
Bij sommige bijna-doodervaringen communiceert de patiënt met een specifieke overledene die hij of zij niet herkent.
html {
width:100%;
}
Communicatie tijdens bijna-doodervaringen met onbekenden die later herkend werden als specifieke overledenen
door Titus Rivas, Anny Dirven en Inge Manussen
Samenvatting
Bij sommige bijna-doodervaringen communiceert de patiënt met een specifieke overledene die hij of zij niet herkent. Na afloop blijkt de patiënt deze overledene te kunnen identificeren door middel van een afbeelding of aan de hand van een beschrijving door derden.
Dergelijke casussen impliceren niet alleen dat BDE's paranormale aspecten kunnen bezitten, maar ook dat er daadwerkelijk postume communicatie plaats kan vinden met overledenen en dat deze betrokken kunnen blijven bij hun nabestaanden of nakomelingen.
Inleiding
Sinds vorig jaar werd in het kader van een samenwerkingsproject tussen Stichting Merkawah en Stichting Athanasia het plan opgevat Titus Rivas en Anny Dirven een overzichtsboek te laten samenstellen over alle (vindbare) gepubliceerde bijna-doodervaringen met een zogeheten 'paranormaal' (oftewel anomalistisch) aspect. Zij worden hierin met name geassisteerd door vrijwilligster voor Stichting Athanasia mw. Inge Manussen die in dit kader reeds meer dan 20 bronnen heeft doorgenomen.
Een van de verrassendste bevindingen van mw. Manussen is dat er relatief veel casussen gepubliceerd zijn waarin er sprake is van contact met een overledene die tot dan toe niet bekend was bij de patiënt, maar later wel herkend kon worden aan de hand van een afbeelding of beschrijving. Dit verschijnsel komt overigens ook buiten de context van BDE's voor, bijvoorbeeld bij empathische sterfbedvisioenen (Rivas, 2004) of geestverschijningen (Rivas, 2003).
Het fenomeen wordt ook vermeld in het recente boek The Near-Death Experiences of Hospitalized Intensive Care Patients van dr. Penny Sartori, waarbij zij in concreto verwijst naar gevallen van BDE's van kinderen die overleden familieleden waarnamen die zij nooit eerder gezien hadden, zoals besproken in het boek Immortality or Extinction? (Badham & Badham, 1984).
Drie voorbeelden
Hieronder een drietal voorbeelden uit het grondige literatuuronderzoek van Inge Manussen, gebaseerd op haar samenvattingen.
- De verpleegster Anne Anderson van boven de vijftig, had zich als elfjarig meisje zo fel verzet dat de artsen besloten hadden haar duimnagel onder narcose te verwijderen. Er zat namelijk een splinter onder die verwijderd moest worden. Anne kreeg tijdens deze ingreep een bijna-doodervaring. Ze herinnerde zich een tunnel die haar naar een plaats bracht die prachtig was, met allerlei verschillende bloemen en bomen. Ze had niet terug gewild maar een lange dame had tegen haar gezegd dat ze terug moest. Haar ouders dachten aanvankelijk dat ze fantaseerde, maar toen Anne over die dame vertelde wilden ze meer over haar weten. Anne beschreef hoe de dame er uit had gezien. Ze was lang, had een lichte huid en droeg een witte blouse en een lange witte rok. Ook kon ze haar gelaatstrekken precies omschrijven. Opvallend was dat ze een lange witte sjerp met een ster erop droeg.
Haar ouders hadden elkaar aangekeken en gezegd: ”Mijn God, ze beschrijft Big Ma. En tegen haar: “Dat was je overgrootmoeder, je kunt haar niet herkend hebben”. Haar overgrootmoeder droeg de ster, een versiering van de vrijmetselaarsloge, toen ze begraven werd. (Cox-Chapman, 1996; blz. 103-105).
- Durdana Khan is de jongste dochter van A.G. Khan, legerarts op een Pakistaanse legerbasis in Kasjmir aan de voet van de Himalaya. In 1968 op tweeënhalf jarige leeftijd, kreeg zij verschijnselen die wezen op een virale encefalitis. Dr. Khan werd uit zijn spreekuur geroepen omdat zijn dochter vermoedelijk gestorven was en bevestigde dat dit ook zo was. Zijn vrouw legde Durdana op het bed van haar man en hij begon haar te reanimeren. Hij fluisterde: ”Kom terug, mijn kind, kom terug.” Durdana werd wakker na ongeveer een kwartier ‘dood’ te zijn geweest.
Een paar dagen later zei ze dat ze haar opa had ontmoet en dat ze haar papa had horen roepen:”Kom terug, mijn kind, kom terug.” Haar opa zei, toen ze terug wilde, dat ze dat aan God moesten vragen. Toen God aan haar vroeg of ze echt terug wilde, bevestigde ze dit. Ze vertelde dat ze toen helemaal van de sterren naar beneden was gegaan, naar papa’s bed.
Dr. Khan zei dat Durdana “niet in een toestand verkeerde dat ze kon weten waar ze was” en haar zusjes en zij sliepen nooit in het bed van hun vader.
De symptomen van Durdana’s ziekte bleken veroorzaakt te worden door een hersentumor. Zij werd in Karachi geopereerd. Tijdens haar herstel ging ze met haar moeder op familiebezoek. Bij een van haar ooms vloog Durdana naar een tafeltje waarop een foto stond. Ze wees naar de foto en zei: “Dat is de moeder van opa. Ik heb haar in de sterren ontmoet. Ze nam me op schoot en gaf me een kus.”
De foto was van dr. Khan’s grootmoeder, die lang voor Durdana’s geboorte overleden was. Volgens dr. Khan zijn er maar twee foto’s van zijn grootmoeder en die behoren allebei toe aan de oom waar Durdana voor het eerst op bezoek was. Zij kon die foto daarom onmogelijk eerder gezien hebben (Van der Eijk, 1991; blz. 129-132).
- Tijdens een hartoperatie kreeg de dertien jarige Lynn uit Michigan een BDE. Toen ze een mannelijke stem hoorde zeggen: ‘Oh-Oh, we hebben een probleem’, trad ze uit haar lichaam. Vanaf het plafond zag ze hoe ze met haar bezig waren. Het viel haar op dat er een zwarte en oosterse arts bij de operatie aanwezig waren.
Ze verliet de operatiekamer en zag in de wachtkamer hoe haar door emotie overmande vader door haar moeder getroost werd. Ze was hierdoor geschokt omdat haar vader zijn emoties nooit liet blijken. Vervolgens zweefde ze naar het licht aan het eind van een tunnel. Behalve haar twee gestorven honden ontmoette ze daar ook haar grootouders. Toen ze aanstalten maakte om te vertrekken stapte er een man uit het licht naar haar toe. Hoewel zij de man niet kende, bleek hij haar wel te kennen. Hij droeg een marine-uniform van de VS, was heel lang en had blond haar en blauwe ogen. Hij stelde zich aan haar voor als haar oom Franklin. Toen vroeg hij of ze tegen Dorothy wilde zeggen dat het goed met hem ging en ook met hun baby, die bij hem was. Ook moest ze zeggen dat hij blij was dat ze haar leven weer had opgepakt en dat hij nog steeds van haar hield en haar zou komen halen als haar tijd gekomen was.
Nadat Lynn was gereanimeerd, bleef ze nog een maand in het ziekenhuis. Gedurende die maand zag ze schaduwen van personen die in die kamer overleden waren. Ze sprak met de doden en verloren zielen. Op de ochtend van haar ontslag, toen haar ouders al bij haar waren, wilde ze van dr. Davidson weten wie de donkere arts was die bij haar operatie aanwezig was geweest. Omdat zij in een blanke middenstandsklassewijk was opgegroeid en nog nooit een zwarte arts gezien had, was zijn aanwezigheid gedurende de operatie haar opgevallen. Dr. Davidson zei dat deze arts op het laatste moment ingevallen was voor een zieke collega. Op zijn vraag of Lynn hem gesproken had, antwoordde zij ontkennend. Zij vertelde dat zij deze arts alleen tijdens haar operatie had gezien. Dr. Davidson zei haar alles te vergeten en naar huis te gaan.
Thuis veranderde Lynn’s leven compleet. Zij was gevoeliger geworden voor fel licht en harde geluiden. Ook bleek zij te beschikken over paranormale gaven. Op school haalde ze veel betere cijfers zonder dat ze harder moest studeren. Ze wilde haar vader, die weer even emotieloos was geworden als voor haar operatie, bewijzen dat ze niet gek was geworden. Op Thanksgiving Day vroeg ze daarom aan haar tante Dorothy of zij Franklin kende. Alle aanwezigen waren doodstil en keken haar met open mond aan. Oom George, de man van tante Dorothy, zei erg geëmotioneerd: 'Lynn, als je mij pijn wil doen, dan is je dat prima gelukt.' Er werd verder niet meer over gesproken.
Enkele weken later vroeg tante Dorothy of Lynn haar wilde vertellen wat ze van Franklin wist. Zij vertelde haar wat zij tijdens de operatie meegemaakt had. Tante Dorothy nam haar mee naar de zolder en opende een kist (zij was nog nooit op die zolder geweest, laat staan dat zij van het bestaan van die kist wist). Op de foto’s die Dorothy uit de kist haalde herkende Lynn de man die zij tijdens haar BDE gezien had. In de Tweede Wereldoorlog was Dorothy, hoewel al verloofd met George, na een kortstondige relatie van 24 uur, met Franklin getrouwd. Na een gelukkige twee maanden moest Franklin overzee. Al snel bleek zij zwanger. Toen zij zeven maanden zwanger was, ontving zij het bericht dat hij bij de invasie van Italië gesneuveld was. Door dit grote verdriet kreeg zij een miskraam en verloor daarbij zoveel bloed dat zelfs haar baarmoeder verwijderd moest worden.
George trouwde een jaar later met haar en eiste dat er nooit meer over Franklin gesproken zou worden. Ook verscheurde hij alle foto’s van hem. De foto’s die Dorothy aan Lynn had laten zien waren de enig overgebleven foto’s van Franklin (Atwater, 1996).
Implicaties
Dit type gevallen heeft grote implicaties. Niet alleen wijzen dergelijke casussen erop dat bijna-doodervaringen werkelijk paranormale aspecten kunnen hebben, maar ze geven ook aan dat er tijdens BDE's daadwerkelijk sprake kan zijn van communicatie met overledenen. Bovendien duidt het fenomeen erop dat overleden familieleden of vrienden betrokken kunnen blijven bij hun nabestaanden of nakomelingen. Het is dus van groot belang zoveel mogelijk van dit soort casussen te documenteren.
Literatuur
Atwater, P.M.H. (1996). Children and the Near-Death Phenomenon: Another Viewpoint. Journal of Near-Death Studies, Vol 15, No. 1, 5-16.
Badham, P., & Badham, L. (1984). Immortality or extinction? Londen: SPCK.
Cox-Chapman, M. (1996). Glimp van de hemel: bewijzen voor een leven na de dood. Deventer: Ankh-Hermes.
Eijk, P. van der (1991). Naar het hiernamaals- en terug: verslag van bijna-dood-ervaringen. ’s Gravenhage: BZZTôH.Persoonlijke getuigenissen van de bijna-dood-ervaring, pag.78-85.
Rivas, T. (2003). Spoken bestaan: geestverschijningen met paranormale informatie. Prana, 135, 75-85.
Rivas, T. (2004). Spirituele ervaringen rond het sterfbed van iemand anders. Terugkeer, 15(1), 18-22.
Sartori, P. (2008). The Near-Death Experiences of Hospitalized Intensive Care Patients: A Five Year Clinical Study. Lewiston/Queenston/Lampeter: The Edwin Mellen Press
Dit artikel werd in 2009 geplaatst in Terugkeer20 (3), 20-21.
Contact: titusrivas@hotmail.com