Ervaringen met gevolgen van sociaal beleid rond 2000
Geplaatst door
Titus Rivas (publicatiedatum: 22 September, 2009)
Samenvatting
Titus Rivas doet verslag van de ervaringen die hij in de periode 1998-2002 persoonlijk opdeed met het 'sociale' beleid rond uitkeringen en arbeidswang.
Dagboek rond ervaringen met gevolgen van het beleid van de Sociale Dienst voor mijn persoonlijke leven
Deel 1.
juni 1998
Ik ben langzaam maar zeker aan het bijkomen van een paar zware jaren op persoonlijk vlak. Mijn vader is al op 63-jarige leeftijd plotseling aan een zeldzame vorm van bloedkanker overleden, er lopen al jaren zware conflicten tussen naaste familieleden, belangrijke vrienden en vriendinnen hebben me zonder voor mij begrijpelijke reden laten vallen, een goede vriend heeft zelfmoord gepleegd en enkele "zeer moeilijk opvoedbare" jongeren die ik bij mij thuis heb opgevangen zijn allemaal de deur uit. Langzaam aan kom ik weer in mijn eigen ritme. Ik ben afgestudeerd als psycholoog en filosoof en niet voor niets. Ik ben namelijk erg beschouwelijk ingesteld en schrijf al meer dan 13 jaar lang geregeld artikelen, waarvan het meeste ook gepubliceerd is. De onderwerpen liggen grotendeels in de links-alternatieve hoek: parapsychologie, alternatieve filosofie, bewustzijn bij dieren, veganisme, seksuele hervorming, etc. Over het algemeen worden artikelen die ik schrijf allemaal geplaatst. Bovendien heb ik een stichting, genaamd Athanasia, voor parapsychologisch onderzoek naar aanwijzingen voor een overleven na de dood. Ook ben ik al jaren vertrouwenspersoon voor allerlei mensen in de buurt en word ik actief betrokken bij sociale en psychologische problemen. Tot slot heb ik ook nog vier huisdieren, drie katten en een hond. Meer dan genoeg te doen dus. Een betaalde baan op gebieden die mij aanspreken lijkt nauwelijks weggelegd. Ik ben helemaal niet iemand voor werk in de commerciële sector. Door mijn politieke ideeën, maar ook omdat ik vaak een "rare vogel" word gevonden zodat er na verloop van tijd weerstand tegen mij ontstaat.
Ik zit daar helemaal niet mee, maar geniet van mijn rust na de genoemde zware jaren en zou er hoogstens enkele honderden guldens op vooruit willen gaan, omdat de uitkering in de praktijk wel erg laag uitpakt.
In deze periode ontvang ik een brief van de Nijmeegse Sociale Dienst over een traject om langdurig werklozen zo snel mogelijk aan een geschikte baan te helpen. We mogen ons zelf aanmelden zodat we eerder aan de beurt komen voor een oproep, maar we mogen ook wachten totdat de Sociale Dienst eerst de meest enthousiaste werklozen heeft geholpen. Volgens de brief is het de bedoeling om precies aan te geven wat we wel en wat we niet willen. Er is volgens de Sociale Dienst zoveel werk dat de kans op een baan groter dan ooit is geworden. Ik kies voor de eerste mogelijkheid, omdat ik verwacht dat dat een goede beurt maakt en ik zelfs de kans niet meer uitsluit dat men echt een GESCHIKTE baan voor me vindt. Meteen diezelfde maand nog stel ik een lange brief op van 6 kantjes waarin ik precies aangeef waarvoor ik mezelf geschikt acht en waarvoor zeker niet. Ik vermeld ook dat ik dolgraag mijn activiteiten wil blijven ontplooien naast de betaalde baan en liefst tijdens die betaalde baan zelf. Bij die activiteiten zit ook vrijwilligerswerk als essayist en redacteur bij een blad van Nederlandse veganisten. Ik fantaseer zelfs over een leuke baan die echt bij me zou passen.
september 1998 - I
Als een van de eersten word ik opgeroepen voor een gesprek bij de Sociale Dienst Nijmegen. Ik blijk een nieuwe contactpersoon te hebben, ene Peter V., die me meteen tutoyeert. Aanvankelijk lijkt hij echt aardig, hij maakt zowaar een grapje.
Al gauw blijkt die vriendelijkheid toch schijn. Peter zit helemaal niet te wachten op een brief van 6 kantjes over wensen en voorwaarden van mijn kant. Hij vat dat allemaal niet op als een actieve opstelling, maar eerder als een truc om onder dingen uit te komen. De banen waar de Sociale Dienst het over heeft, blijken grotendeels in de commerciële sector te liggen. Ik lees hem nog eens voor dat ik me daar nu eenmaal echt niet geschikt voor acht.
De toon van Peter wordt steeds onvriendelijker, ik vraag me zelfs af waarom hij me nog tutoyeert.
Hij heeft ook commentaar op het gegeven dat een Marokkaanse vriend van mij, die dakloos is, nog een postadres bij me heeft. Ik zou die jongen gewoon aan zijn lot moeten overlaten, aldus Peter. Het valt me nog mee dat hij zichzelf daarin corrigeert, "Oeps, ik ga even buiten mijn boekje", maar het het kwaad is natuurlijk al geschied. Deze man vertrouw ik niet meer. Hoe dan ook eist hij dat het postadres wordt opgeheven, ook al was het helemaal niet in gebruik als adres waarop de jongen in kwestie loon of een uitkering ontving. Het ging onder meer om persoonlijke post van instanties (die niet om een uitkering draaide). Er was helemaal geen reden om het postadres stop te zetten.
Vervolgens heeft Peter het ook nog op dreigende toon over inschrijven bij Uitzendbureau's, op alle vormen van werk desnoods. Ik voer hier tegenin dat ik me als een van de eersten voor dit gesprek heb aangemeld en dat men uit mijn brief kan opmaken hoeveel voorbereidend werk ik ervoor heb verricht, zodat ik niet begrijp waarom ik nu zo word benaderd. Peter blijft echter dreigend en maakt weer een "grapje", maar nu over strafkortingen die anders boven mijn hoofd zouden hangen.
Ik vraag me af of het aan de persoonlijke chemistry tussen ons ligt, of aan de situatie, maar klikken doet het zeker niet. En dat terwijl ik hem mijn telefoonnummer heb gegeven. Als hij daar maar geen misbruik van maakt.
Ondertussen wordt er een dame van het Arbeidsbureau bijgehaald. Ze ziet er knap en vriendelijk uit maar bejegent me als een soort kleuter: "We hebben tot nu toe voor u gezorgd, Meneer Rivas, en het wordt tijd dat u nu voor zelf gaat zorgen!"
Ik voel me erg verward na afloop van dit als "positief" aangekondigde gesprek en vraag me af waaraan ik deze agressieve, onsympathieke en onaangename benadering verdiend heb. Peter had me slechts twee uitwegen gegund: Een cursus bij Oranjestaete, een bureau voor Hoger Opgeleiden om te kijken hoe ik toch nog in de door mij gewenste hoek aan het werk kon gaan, of inschrijving bij ettelijke uitzendbureau's. Begrijpelijkerwijs koos ik voor het eerste, ook al was de cursus in kwestie al gestart. Peter had een houding alsof hij me een bovenmenselijke gunst bewees om me dit toe te staan.
Overigens moest ik ophouden met mijn vrijwilligerswerk, omdat ik anders zeker door hem gekort zou worden.
september 1998 - II
Het gesprek met Peter ging me niet in de koude kleren zitten. Ik zag het al voor mij dat ik mijn uitkering zou verliezen, zo bang had de man me gemaakt. Dit werd nog verergerd doordat Peter me kort na het gesprek belde over het postadres. Ik had dit met pijn in mijn hart laten stopzetten door een brief te sturen aan Burgerzaken van de Gemeente Nijmegen. Ik deelde hem dat mede en verzocht hem erheen te bellen. Een kwartier later belde Peter alweer. Hij beweerde dat ik hem bedonderde, en klonk daarbij grof en agressief. Er zou zeker een korting volgen als ik dat niet snel in orde maakte. Ik was heel erg verbouwereerd omdat ik ondanks zijn Gestapo-methoden toch nog steeds zoveel fatsoen had gehouden om niet tegen hem te liegen. Ik zei dat ik het alsnog in orde zou brengen. Dat de brief misschien niet bezorgd was bij Burgerzaken. Zo gezegd, zo gedaan. Ik belde Burgerzaken, maar er bleek niemand aanwezig van de betreffend subafdeling die onder meer belast is met postadressen. Er was echter wel iemand aanwezig van de subafdeling Huwelijken en ik deed tegenover hem mijn verhaal over de brief die ik had opgestuurd om het postadres te annuleren en die kennelijk (nog) niet was aangekomen bij Burgerzaken. Hij beloofde me dat HIJ deze kwestie persoonlijk voor mij zou regelen, d.w.z. dat hij het postadres ongedaan zou maken. Hij noemde zijn naam en stond mij toe deze te noemen tegenover Peter. Peter belde kort daarop weer terug (of andersom, dat weet ik niet meer) en ik vertelde hem triomfantelijk dat alles geregeld was en noemde daarbij de naam van de betrokken ambtenaar met zijn doorkiesnummer erbij.
september 1998 - oktober 1998
Ik meld me aan bij de cursus voor Hoger Opgeleiden van ene Theo D. Theo ontvangt me hartelijk op zijn kantoor maar komt al snel tot de conclusie dat de cursus niet geschikt is voor mij. De cursus mikt namelijk helemaal niet op banen in de levensbeschouwelijke sector, maar bijna volledig op banen in het bedrijfsleven zoals manager. Hij beoordeelt mij direct als helemaal niet geschikt voor dit soort banen. Desondanks smeek ik hem bijna om toch mee te mogen draaien met de groep zodat ik in ieder geval nog even uit de klauwen van Peter kan blijven. Hij stemt daarin toe maar voorspelt dat dit volstrekt zinloos is.
Ik draai in totaal enkele maanden mee maar haak dan inderdaad af. Behalve met een sympathieke beeldend kunstenaar, een organisator van houseparties en een man die helemaal gek is van luidsprekers, vind ik bijna geen aansluiting in de groep. Ik voel me meer nog dan genoemde anderen een vreemde eend in de bijt en heb zelfs het gevoel te kijk te staan. Ik blijf naturel, mezelf en dat ontlokt op een gegeven moment de vrouw van de cursusleider de uitspraak: "Titus, ga jij eigenlijk wel graag met normale mensen om?" Ik antwoord gevat: "Volgens mij horen al mijn vrienden daar in ieder geval wel bij". Maar die vrouw kan vanaf dat moment geen goed meer bij me doen. Bij een tussentijdse evaluatie met Theo leg ik me neer bij de conclusie die hij al van tevoren had getrokken; ik hoor hier echt niet thuis. Het heeft me een enorme hoeveelheid energie gekost en het frustreert me enorm. Ik ben banger dan ooit. Als ik dit volledig uit de doeken doe tegenover Peter, klinkt hij oprecht verbaasd, maar daar komt al snel weer een agressief wantrouwen bij kijken. Ik voel me voor het eerst in mijn leven echt helemaal in iemands macht. Het veroorzaakt een koortsachtige paniek bij mij.
oktober 1998
Ondertussen had ik zonder aankondiging een brief van Peter ontvangen waarin hij me kort omdat ik het postadres ondanks herhaaldelijk verzoek niet beëindigd zou hebben. Ik ben door het dolle heen en pak direct de bus naar Burgerzaken. Razend vraag ik aan een geïntimideerde ambtenaar wat er met mijn brief en mijn telefonisch verzoek is gebeurd. Niets dus inderdaad. Ik heb mijn paspoort bij mij en laat een officiële verklaring van intrekking van het postadres opstellen, compleet met stempels. Meteen maak ik kopieën van de verklaring en reis dan door naar de Sociale Dienst. Ik verzoek een baliemedewerkster om een kopie van de verklaring door te geven aan Dhr. V. en mij een verklaring te geven van ontvangst. De medewerkster stribbelt nog tegen ook!
Ik dien een klacht in tegen de korting van Peter als zodanig en bovendien een algemenere klacht over zijn gedrag dat volgens mij menselijk gezien onverdedigbaar is. Wat de eerste, formele klacht betreft word ik in het gelijk gesteld. De tweede klacht wordt ongegrond verklaard. Het is alleen maar vanzelfsprekend dat Peter mij hard benadert, wantrouwig is, en me opjaagt. Die intimiderende houding zou heilzaam zijn volgens de klachtencommissie en bovendien verplicht. Als hij te vriendelijk is, kan hij worden ontslagen, aldus deze heren.
Vervolgens stel ik Johan, een van mijn beste vrienden voor, om samen een bedrijfje in tweedehands computeronderdelen te beginnen, om zo aan de knoet van de Sociale Dienst te ontsnappen. Peter is niet enthousiast maar hij is wel verplicht om me te helpen. Dat gaat met zeer veel tegenzin.
Binnen zeer korte tijd komen Johan en ik echter tot een treurige conclusie. Ik heb niet alleen geen "commerciële zin", zoals al bekend was natuurlijk, maar wat veel erger is, de markt is ook nog volledig verzadigd op dit gebied. Een pc-bedrijfje is gewoon geen haalbare kaart.
Peter is woedend en doet alsof het plan een farce was om lekker lui tijd te rekken. De schoft heeft nog steeds niet door dat ik doodsbang ben geworden door zijn walgelijke houding. Ik heb hem niet voor niets vergeleken met de Gestapo. Die "belediging" trek ik niet meer in, dat is een erezaak. Ook al kreeg een van de klachtencommissie-ambtenaren er een hoofd als een tomaat van en stamelde hij dat hij voor mijn eigen bestwil deze bewoording niet zou vastleggen in het protocol.
Deel 2.
1998-2000
Mijn hoop op een aanvaardbare oplossing waarbij ik niet zou worden gekort door contactpersoon Peter lijkt de bodem te zijn ingeslagen. Maar net in die tijd zie ik een advertentie in De Brug, een gratis krantje voor alle inwoners van Nijmegen. Er wordt door een serieus ogend instituut gevraagd naar telefonisch enqueteurs en daarbij is men met name op zoek naar studenten. Ik ben al jaren afgestudeerd maar heb toch het gevoel dat ik aangenomen zou kunnen worden omdat ik veel onderzoek heb gedaan op parapsychologisch gebied, waarbij interviewen een belangrijke rol speelt. Daarom dat ik direct solliciteer. De reactie is zeer positief, ik word feitelijk meteen ingezet na een korte training en moet me dadelijk vervoegen bij een uitzendbureau, aangezien het om uitzendwerk gaat. Het werk is in veel opzichten herkenbaar voor me en je kunt er (gelukkig) maximaal 20 uur per week werken, omdat het anders mentaal te zwaar wordt. Bovendien gaat het steeds om serieuze onderzoeken van respectabele instanties zoals het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), niet om commerciële marketing-stunts, waar ik niets mee heb en ook niets van moet hebben. Door mijn ruime ervaring met eigen onderzoek heb ik een voorsprong op mijn collega's en al snel hoor ik bij de beste en menselijkst overkomende medewerkers. Er is echter ook al snel een grote dissonant. Een jonge vrouwelijke supervisor is erg gesteld op het strak nakomen van formele regels en kan niet tegen mensen zoals ik die daar veel relaxter en soepeler mee om gaan en niet aanvoelen waar al die formaliteit goed voor is. Ze ziet in dat ik opval wat betreft motivatie, kwaliteit van de interviews en productiviteit. Maar toch blijft de ergernis om mijn algehele linkse, kritische en eigenzinnige persoonlijkheid groot. Ze zet me dan ook al snel een keer compleet voor schut, in de eerste weken al. Dat komt zo hard aan dat ik me drie dagen ziek meld.
Van contactpersoon Peter "de Beul" merk ik echter niets meer, en dat is heel wat waard op dit moment. Vandaar dat ik me voorhoud dat dit mijn enige kans is om zelf grip te houden op mijn leven en zoveel mogelijk zingeving aan mijn uitzendbaantje koppel. Ook al merk ik dat het mentaal inderdaad erg belastende werk ten koste gaat van mijn eigen, voor mij veel belangrijkere projecten, van het contact met mijn huisdieren, en zelfs van het contact met veel vrienden. Mijn hond wordt gestresster en vrienden beginnen echt te klagen over de afname aan close gesprekken en over mijn bijna continue vermoeidheid.
Toch blijf ik in de schaarse uren dat ik vrij ben en tegelijk energie heb besteden aan mijn eigen projecten en rond eindelijk een serieus parapsychologisch boek af dat in de zomer van 2000 wordt gepubliceerd.
Mijn collega's sluiten over het algemeen zo weinig bij me aan dat ik nauwelijks met hen praat over mijn privéleven. Er is wel een collega die in een vergelijkbare positie verkeert als ik. Hij is basisarts en wordt al evenzeer opgejaagd door de Sociale Dienst als ikzelf. Het klikt behoorlijk goed met hem en ik zit vaak naast hem te werken. Ook is er nog een toffe supervisor bij en een aantal aardige jonge meisjes die zowaar wat begrip voor mij op lijken te brengen. Met één van hen werk ik zelfs enkele maanden samen aan een "verantwoordelijker" project.
Mijn gevoelens over mijn baantje zijn dan ook ambivalent. Aan de ene kant blijf ik me de volle twee jaar dat ik het werk doe in feite gedwongen voelen door Peter en het Paarse "sociale" beleid, voel ik me er ook niet echt op mijn plek, en wordt mijn persoonlijke, sociale en creatieve leven sterk verarmd. Aan de andere kant is dit wel iets waar ik zelf voor gekozen heb, zitten er toch nog een paar leuke collega's bij en sluit het werk tenminste enigszins aan bij eigen interesses en vaardigheden. Ik hou het dan ook vol, omdat ik het idee heb geen echte keus te hebben. De mogelijkheid dat mijn uitkering wordt stopgezet en dat ik daardoor met huisdieren en al op straat kom te staan, jaagt me erg veel angst aan en blijft zelfs tijdens deze periode nog steeds op me drukken. Ik praat vaak opgewonden over wat ik een asociaal beleid noem met collega's, wat in de meeste gevallen geen enkele weerklank vindt maar me juist isoleert van de meeste anderen. Sommigen vinden me duidelijk echt irritant.
De supervisor die me in het begin voor schut had gezet lijkt zowaar steeds sympathieker te worden. Ze regelt steeds verantwoordelijker werk voor me en maakt grapjes tegen me. Alsof ze een aanvankelijke weerzin tegen mij heeft overwonnen.
2000
De verantwoordelijkere taken zijn op zich best leuk, maar mensen als ik blijken in feite gebruikt te worden als goedkope arbeidskrachten. We verdienen slechts een gedeelte van wat het instituut voor ons krijgt, wat "goedgemaakt" wordt door een cadeaubon van 100 gulden. Ook wordt de verantwoordelijkheid voor fouten ten onrechte bij ons gelegd en niet bij de opdrachtgever. Het wordt daardoor steeds zwaarder en minder leuk. Ik begin me echt overspannen te voelen en mijn aanvankelijke loyaliteit jegens het instituut verdwijnt steeds meer. Een gevoel van cynisme maakt zich meester van me. De projecten waar ik aan meewerk lijken opeens ook veel minder zinvol en er zitten zowaar projecten met commerciële kanten tussen.
Ik begin down, prikkelbaar en snauwerig te worden, ook naar mijn persoonlijke omgeving toe en mensen trekken nu echt aan de bel. Vrienden raden me aan om te overwegen te stoppen bij deze werkgever.
Dat doe ik echter nog niet, ik ga juist des te stugger door en neem extra taken aan omdat die het mogelijk zouden maken dat ik helemaal uit de uitkering zou raken. Daardoor word ik natuurlijk nog overspannener en ongenietbaarder.
lente 2000
In diezelfde tijd voert de woningvereniging waar ik onder val ook nog op een brute manier een verbouwing door in mijn buurt. Ik kan wekenlang niet meer normaal leven en ga zienderogen achteruit.
De ontknoping komt op 19 juni 2000. Ik bel aan het einde van een lange avond telefoneren kort naar een vriend om hem te elfder ure uit te nodigen voor mijn 36e verjaardag, de dag erna. Dezelfde supervisor die me al eens eerder had vernederd komt volkomen onverwacht voor me staan en scheld me waar iedereen bij is de huid vol. Ik vraag haar na afloop van de avondploeg om tekst en uitleg en krijg die in feite niet. Ze erkent dat ik de hoogste score heb gehaald die avond en dat er geen specifieke reden was om dit te doen. Ze voegt eraan toe dat ze "no hard feelings" heeft tegenover mij. Gebroken ga ik naar huis.
Die nacht kan ik niet in slaap komen. Ik realiseer me voor het eerst hoe overspannen ik ben en hoe weinig gelukkig ik ben met mijn huidige manier van leven. Mijn sociale leven is ernstig aangetast, mijn huisdieren, met name mijn hond, zijn zenuwachtiger en ontevredener, mijn eigen projecten liggen praktisch stil. Symbolisch genoeg bevind ik me door de verbouwing ook nog ruimtelijk in een puinhoop.
Dit helpt me om de knoop door te hakken: ik schrijf de supervisor een open, verwijtende brief waarin ik haar vraag om verbetering van haar houding jegens mij, en als ze daar niet positief op reageert stap ik op den duur op.
De brief blijkt te leiden tot een schandaal, dat men alleen mij verwijt. Ik ben weliswaar een goede werker, maar de stijl op het instituut is nu eenmaal echt zakelijker en strikter geworden sinds 1998 en dat moet ook. Ik zat fout, hoe dan ook. Het mooiste daaraan is dat dit wordt gezegd door de afdelingschef. De supervisor toont zich zelf trouwens diep geschokt door mijn verwijten en wil definitief geen collegiaal contact meer met me.
Een en ander raakt me zo erg dat ik een paar dagen volledig de kluts kwijt ben. Ik vergis me zelfs een keer in de roostering en blijk twee uur te werken terwijl ik helemaal niet ingeroosterd sta. Tot mijn schaamte is het dezelfde afdelingschef die daar achterkomt. Hij voelt zich zo gegeneerd door de situatie dat hij een vuurrood hoofd krijgt.
Vanaf dat moment is de lol er voor mij natuurlijk definitief af. Ik besluit na de zomervakantie niet meer terug te keren bij het instituut. Als de Sociale Dienst moeilijk gaat doen, stel ik me dit keer domweg harder op. Desnoods komt er maar een rechtszaak van. Dit nooit meer! Ik heb genoeg tijd verloren.
Deel 3.
zomer 2000
De zomervakantie van 2000 betekent voor mij een keerpunt. Overspannen als ik ben neem ik het besluit me nooit meer zo te laten overheersen. Nooit meer werk aan te nemen dat niet bij me past en me nooit meer te laten opjagen.
Ik vraag WW aan bij het GAK. Daarbij krijg ik te maken met een merkwaardige ambtenaar die aan mijn kant lijkt te staan maar me tegelijkertijd direct weer aan het werk wil helpen, terwijl het nota bene vakantie is. Hij denkt werkelijk dat het mogelijk is om meteen een geschikte baan voor me te regelen. Er wordt direct een afspraak gemaakt met Waalwerk, een samenwerkingsverband van de Nijmeegse Sociale Dienst en het Arbeidsbureau.
In de tussentijd vind ik zowaar freelance werk, het schrijven van een schriftelijke curus parapsychologie voor een postorderbedrijf.
De afspraak met Waalwerk lijkt erg mee te vallen, nadat ik er gruwelverhalen over heb gehoord. De aanpak van Waalwerk zou keihard zijn, nog veel erger dan die van de Sociale Dienst zelf. Er zouden binnen de kortste keren allerlei vormen van dwang en strafkorting aan te pas komen. Waalwerk zou zelf bepalen of werk geschikt voor iemand was of niet.
Ik word te woord gestaan door twee vriendelijke ogende dames aan wie ik eerlijk vertel eerst even heel lang helemaal niet te willen werken en daarna alleen nog maar echt geschikt werk te willen doen. Men toont ogenschijnlijk veel begrip en sympathie voor mijn situatie en belooft me eerst lang rust te gunnen en vervolgens inderdaad alleen op zoek te gaan naar geschikt werk. Ik omschrijf dat als lichte hoofdarbeid, veel lichter en voor aanzienlijk minder uren dan de 20 per week op het instituut. Alsof de dames doof zijn concluderen ze dat ik zeker drie dagen per week moet werken aan mijn cursus en daarbij dan nog 32 uur voor een door hen te regelen Melkertbaan! Dat wil feitelijk zeggen dat ik 7 dagen per week full time moet werken van deze schatten.
Wat betreft de inhoudelijke kant zal men op zoek gaan naar lichte hoofdarbeid. Daaronder valt voor hen ook graafwerk voor een archeologische dienst. Archeologie is immers iets "intellectueels", of niet soms? En ik heb immers aangegeven daar wel interesse in te hebben, toch? Het graafwerk blijkt echter neer te komen op puur lichamelijke arbeid, zo verneem ik als ik er navraag naar doe. De dames willen hier later niet schriftelijk op in gaan, en gaan überhaupt nergens op in.
Overspannen als ik al ben, voel ik me dus meteen weer het slachtoffer van de terreur van dit misleidende "Waalwerk"!
Ik weiger resoluut alle werk dat niet overeenkomt met onze afspraak, en vreemd genoeg word ik daarvoor NIET gekort!!
Ondertussen ontstaan er ook al meteen problemen in de uitbetaling van de WW-uitkering door het GAK aangevuld door de Sociale Dienst tot bijstandniveau. Ik kom in een mum van tijd totaal zonder geld te zitten doordat betaling van de WW maanden lang uitblijft en ik moet honderden guldens lenen bij mijn moeder en vrienden om te kunnen overleven. Klachten hierover leveren helemaal niets op. De Sociale Dienst springt niet bij, met als verklaring dat ik recht heb op WW en het probleem dus bij het GAK ligt.
Het doet er voor de Sociale Dienst niet toe of ik de WW daadwerkelijk ontvang of niet!
Protesten daartegen leveren ook al niets op. De Sociale Dienst gaat namelijk in gesprek met het GAK dat doodleuk beweert dat de achterstanden ontstaan zijn doordat ik de werkbriefjes niet op tijd zou hebben ingeleverd. Niets minder dan een schaamteloze leugen!
Het duurt zeker een half jaar voordat de uitkering eindelijk goed begint te lopen, maar daarbij meen ik nog steeds een achterstand van meer dan �l1500,- gulden te hebben. Dit wordt domweg ontkend door RUN, de financiële unit van de Sociale Dienst. Nog steeds overspannen word ik nu echt pissig en spreek ik ambtenaren via email persoonlijk aan op hun fouten. Daarover word ik vervolgens zelf weer schriftelijk berispt door de directeur van de Sociale Dienst, die bovendien doet alsof alle fouten van de afgelopen maanden, inclusief de fouten waarvan het GAK impliciet heeft laten merken dat die bij deze instantie liggen, alsnog aan mijzelf te wijten zijn.
november 2000
Ik neem van ellende een sociale advocaat in de arm en verzoek via hem opnieuw om opheldering. Nu kan er opeens heel snel wat geregeld geworden en ik krijg nog telefonisch en schriftelijk excuses ook van een uitvoerende ambtenaar, die overigens in het geheel niet persoonlijk verantwoordelijk was geweest voor de misstanden. Een uiterst beschamende vertoning dus, waar ik helemaal niet blij om ben.
december 2000
Het GAK is ook nog niet uitgespeeld. Het voelt voor mij aan alsof men me hoe dan ook OF weer aan het werk wil "helpen" OF anders dan toch tenminste in een inrichting. Zonder aankondiging komt er in december 2000 opeens herhaaldelijk een ambtenaar van het GAK bij mij aan de deur voor een heronderzoek. Midden in de periode dat ik om opheldering vraag over de achterstallige uitkering. Ik weiger de man domweg te woord te staan en neem het hem erg kwalijk dat hij zomaar aan de deur komt. Ik dreig, overspannen, als ik ben zelfs om hem (ik woon in een flat) een emmer water over zijn hoofd te gooien en als hij dan nog terugkomt de politie in te schakelen wegens huisvredebreuk.
Kort daarna word ik opgeroepen voor een gesprek op het kantoor van het GAK. Ik weiger ook dit gesprek gezien alles wat er gebeurd is en dreig met een rechtszaak als men moeilijk gaat doen. Ik stuur de betrokken ambtenaar wel alle vereiste bescheiden plus een verklaring dat ik zeker nog maanden ALLE werk zal weigeren vanwege overspannenheid. Als men dat nodig zou vinden, zou ik dat medisch laten staven en er zeker ook een proces voor riskeren.
Bovendien dien ik een klacht tegen de ambtenaar in omdat hij na weken nog niet had gereageerd op deze schriftelijke verklaring. Deze klacht wordt pas maanden later behandeld en vanzelfsprekend ongegrond verklaard. Het GAK zou me vanaf het begin correct hebben bejegend en alle fouten liggen aan mijn kant. De directeur schrijft me bovendien dat ik wel moeite mag hebben met het beleid maar dat dit nu eenmaal langs democratische weg is vastgesteld en men dus geen keus heeft wat betreft de uitvoering daarvan. Waarop ik antwoord dat dit heel erg tegen de "democratische orde" zoals we die in Nederland kennen pleit.
Maar uiteindelijk hebben al deze botsingen opnieuw geen financiële gevolgen voor mij, tot mijn grote verbazing dus.
februari 2001
In februari 2001 word ik opeens weer opgeroepen voor een gesprek met niemand minder dan slavendrijver Peter, dezelfde contactpersoon als uit 1998. Ik eis een andere contactpersoon, omdat ik nog steeds erg overspannen ben. Die krijg ik niet, maar in plaats daarvan stelt men een gesprek voor op het kantoor van mijn advocaat met een juridisch adviseur van de Sociale Dienst erbij.
Ik stel van mijn kant voor dat men eerst uitlegt waarom een en ander niet schriftelijk kon worden opgelost. Welk redelijk doel zou er met een mondeling onderhoud gediend zijn, als men bij voorbaat weet dat ik niet zal meewerken aan de plannen van Waalwerk en bovendien niet in gesprek zal gaan met Peter? Ik krijg daar geen antwoord op. De juridisch medewerker die zich als onderhandelaar ontpopt, probeert de schriftelijke vraag steeds weer te ontwijken maar geeft uiteindelijk toe dat er geen redelijk doel mee gediend wordt, maar dat het gewoon gaat om een harde regel waaraan ik me dien te onderwerpen. Het onderhoud moet hoe dan ook mondeling plaatsvinden, ongeacht de omstandigheden van de cliënt.
Als ik niet zou verschijnen zou ik hoe dan ook gekort worden en mogelijk zelfs binnen afzienbare tijd mijn uitkering helemaal verliezen.
Ik dreig van mijn kant met een rechtszaak met zeer veel negatieve publiciteit, zowel via internet als via de kranten. Bovendien stuur ik van alle vereiste bescheiden aangetekend een kopie op, inclusief een verklaring tot welke vormen van werk ik nog bereid ben en waartoe niet meer. Ook dien ik klachten in tegen Peter en de juridische medewerker.
lente 2001
Op dit alles komt opnieuw maandenlang geen enkele reactie. Pas in de lente van 2001 speelt de Sociale Dienst het opeens keihard. Ik moet en zal bij een mondeling heronderzoek verschijnen en als ik dat niet doe, wordt mijn uitkering geblokkeerd. Dat gebeurt dan ook prompt, ondanks de gebruikelijke protesten en dreigementen van mijn kant. Ook kondigt men aan mijn uitkering te zullen stopzetten als ik op 1 juni 2001 nog niet ben verschenen.
eind mei 2001
Ik vraag mijn tegenstribbelende advocaat voor mij te onderhandelen met de unitleider waaronder Peter valt en pas op het allerlaatste moment, na heel wat angstige en depressieve dagen en nachten, gaat de unitleider akkoord met een "open gesprek". Hij stelt me een zogeheten "zorgcliënt-status" voor die zou moeten inhouden dat ik voorlopig geen sollicitatieplicht zal hebben en ook niet meer zal hoeven samenwerken met Waalwerk. In ruil daarvoor moet ik gewoon mijn inkomsten van mijn cursus opgeven en voortaan toch weer op heronderzoeken verschijnen. Om me nog verder tegemoet te komen zal Peter voortaan echt passé zijn voor mij.
Ik ben dolblij en "vergeet" als het ware dat de Sociale Dienst tot nu toe nou niet het toonbeeld van betrouwbaarheid is gebleken.
juli 2001
Na een maand merk ik tot mijn schrik dat mijn uitkering NOG niet is gedeblokkeerd. Boven krijg ik alsnog een uitnodiging voor Waalwerk en de unitleider geeft op alle vragen die ik schriftelijk aan hem stel niet thuis. Hij weigert ook nog onze overeenkomst op schrift te stellen. Ik dien een klacht tegen hem in en als hij zich niet aan de afspraken houdt zal ik hoe dan ook een proces tegen hem aanspannen.
Mijn uitkering wordt "reeds" na korte tijd eindelijk gedeblokkeerd, maar ik ontvang geen annulering van de oproep voor Waalwerk. Waarop ik een klacht indien voor de "dame" in kwestie die me de uitnodiging heeft gestuurd.
juli-september 2001
De unitleider blijkt in september 2001, dezelfde maand waarin ik opgeroepen ben door Waalwerk, opeens te vertrekken naar een andere werkgever en ik raak zo langzamerhand echt moorddadig van alle rottigheid. Ik heb echt enorm veel last van depressies en ben bijna elke dag aan een stuk geobsedeerd bezig met de Sociale Dienst en mijn bestaanszekerheid. Alles lijdt eronder: mijn humeur, mijn huisdieren, mijn vrienden, mijn huishouden, mijn moeder, mijn gezondheid, mijn cursus, mijn projecten, enz.
Mijn advocaat gaat er gezien de geschiedenis tot dan toe vanuit dat er domweg geen enkele reactie zal komen en zelfs dat mijn klachten niet zullen worden behandeld. Daar is namelijk al weer weken een
onverklaarde vertraging in opgetreden. Volgens hem is het voordeel van mijn aanvallende benadering wel dat de Sociale Dienst eerder zal kiezen voor een compromis.
november 2001
En hij heeft nog gelijk ook. In november 2001, terwijl mijn klachten nog steeds niet behandeld zijn, krijg ik een nieuwe contactpersoon die hoe dan ook veel menselijker en respectvoller overkomt dan Peter de Beul. Hij erkent dat het huidige beleid lang niet voor iedereen goed uitpakt. Vooral ook afwijkende, zg. excentrieke mensen met een levensbeschouwelijke inslag kunnen erdoor benadeeld worden omdat ze niet passen in de grote stroom en toch gedwongen worden zich daaraan aan te passen. De nieuwe contactpersoon geeft te kennen dat de unitleider werkelijk buiten zijn boekje is gegaan. De zorgclientstatus is helemaal niet bedoeld voor mensen zoals ik, maar voor gehandicapten en alleenstaande moeders, en kan mij wettelijk gezien helemaal niet toegekend worden. Wel beweert hij dat de man het echt goed bedoelde omdat hij echt met me te doen had gehad.
Voorts verzekert hij me dat ik zeker een half jaar niet meer met Waalwerk in zee hoef te gaan en dat mensen zoals ik die freelance werk hebben nog steeds minder hard worden aangepakt dan mensen met helemaal geen eigen bron van inkomsten. Hij weet niet of dat nog zou veranderen, maar voorlopig heb ik volgens hem echt minder te vrezen dan ik door de terreur van mensen als mijn vorige contactpersoon Peter had gedacht.
november 2001 - januari 2002
Ik ben opgelucht maar voel me nog steeds enorm gefrustreerd en vernederd door alles wat ik heb meegemaakt sinds 1998. Men heeft straffeloos mijn hele leven overhoop gehaald zonder dat ik daar echt iets aan gehad heb, integendeel juist. En door de verrechtsing in Nederland voel ik me ook nu nog niet zeker. Een ding weet ik zeker: ik zal nooit meer iets doen wat me niet zint. Dan maar een rechtszaak, dan maar schandalen, dan maar risico's, dan maar een hele hoop heisa. Maar nooit meer onderworpenheid en slavernij!
Titus Rivas
Zie ook:
Protesteren tegen je re-integratieproject
Zwartboek werken vanuit de bijstand