Dieren als psychische wezens
Geplaatst door
Titus Rivas (publicatiedatum: 25 August, 2009)
Samenvatting
Lezing van Titus Rivas over dierpsychologie en de parapsychologie van dieren voor Naderend Vuur van Sander van Ankeren in het cultuurcentrum Griffioen van de Vrije Universiteit in Uilenstede, Amstelveen.
Dieren als psychische wezens
door Titus Rivas
Hallo, goedenavond allemaal!
Ik vind het leuk om hier weer eens terug te zijn na al eerder twee andere lezingen hebben gegeven. Ik wil Sander van Ankeren dan ook hartelijk danken voor zijn uitnodiging.
Eerst maar even voorstellen: Ik ben drs. Titus Rivas, filosoof en theoretisch psycholoog. Ik ben werkzaam als auteur, docent en onderzoeker verbonden aan stichting Athanasia. Ook ben ik actief als essayist over ethische en sociale onderwerpen. Ik heb onder andere een bundel gepubliceerd over dieren, ethiek en veganisme, getiteld Onrechtvaardig Diergebruik die via internet te bestellen is.
We gaan het vanavond hebben over dieren als psychische wezens. Ik zal u vertellen hoe ik me deze avond voorstel. Ik zal eerst mijn verhaal houden. U mag me daarbij onderbreken met relevante vragen en opmerkingen. Vervolgens houden we een pauze en daarna kunnen we nog nader in gaan op vragen en met elkaar van gedachten wisselen.
Zijn dieren psychische wezens?
De vraag of dieren psychische wezens zijn, dat wil zeggen wezens met een innerlijk, psyche of geest is bij uitstek een westerse, moderne vraag. In de meeste andere levensbeschouwelijke tradities wordt er helemaal niet getwijfeld aan het bestaan van een dierlijke ziel. In het animistische wereldbeeld van de natuurvolkeren zijn alle dieren bezield, net als trouwens de planten en zelfs bergen, de wind of de rivieren. Ook in grote beschavingen uit de oudheid, van onder andere de Grieken, Romeinen, Egyptenaren of India, ging men normaal gesproken uit van een continuïteit in bezieling tussen mensen en andere levende wezens. Normaal gesproken onderscheidde men daarbij tussen levende en niet-levende dingen. Leven veronderstelde een levenskracht of ziel die de mens, het dier of de plant bezielde. Zonder zo'n bezielende kracht werd een lichaam dood of levenloos. Zelfs het christendom accepteert normaal gesproken een dierlijke ziel, ook al stelt het dat er voor dieren geen hiernamaals bestaat.
Met name vanaf de 17e eeuw ontstond er in het westen een 'modernere' kijk op het leven en daarmee ook op dieren. De Franse wijsgeer en wiskundige René Descartes zag het levende lichaam als een zuiver materiële machine. Alleen bij de mens vond hij het nodig om nog een ziel te veronderstellen, terwijl hij dieren voorstelde als een soort biologische robots. Leven in de organische zin werd niet langer opgevat als iets wat veroorzaakt werd door een onstoffelijke levenskracht of ziel. Alleen het innerlijke leven oftewel het bewustzijn, de subjectieve beleving, werd door Descartes nog gezien als een uiting van zo'n ziel. Hierbij maakte Descartes een grote fout die fatale gevolgen heeft gehad voor de westerse visie op dieren.
Hij stelde het menselijk bewustzijn gelijk aan het menselijke denkvermogen, de menselijke taal en het menselijke zelfbewustzijn. Volgens Descartes geven dieren nooit blijk van die menselijke vermogens en daarom stelt hij dat ze ook helemaal geen bewustzijn hebben. Dit maakt dieren tot niet meer dan een soort robotjes. Ze vertonen bijvoorbeeld gedrag dat bij de mens zou wijzen op emoties of verlangens, maar dat is maar schijn. In werkelijkheid komt hun gedrag helemaal voort uit de mechanismen van hun lichaam. Ze zijn letterlijk zielloos en we mogen er daarom ook mee doen wat ons uitkomt.
Deze afschuwelijke, krankzinnige visie op dieren heeft een grote invloed gehad op de manier waarop men in de westerse wetenschap eeuwenlang met dieren is omgegaan. Men heeft dieren behandeld alsof ze geen gevoelens en geen innerlijk hadden en ze bijvoorbeeld onderworpen aan angstaanjagende en pijnlijke dierproeven. Dieren werden zelfs zonder verdoving opengesneden om hun fysiologie te bestuderen.
De cartesiaanse visie op dieren werkt ook door in het heden. Als dieren niet meer dan machines zijn, maakt het niets uit als we ze opsluiten in de bio-industrie en geen rekening houden met hun soortspecifieke emotionele behoeften. Als dieren niets kunnen voelen, is het hoogstens van belang voor de productie als we hun behoeften schenden. Maar er is geen moreel probleem in het spel.
Vanaf het begin hebben sommige intellectuelen zich verzet tegen dit cartesiaanse beeld van dieren. Ze konden domweg niet geloven dat dieren geen gedachten of gevoelens hebben en beschouwden de ontkenning van dierlijk bewustzijn als een gewetenloze vergoelijking van het gebruik van dieren voor menselijke doeleinden.
Sinds de formulering van de biologische evolutietheorie door Charles Darwin werd de westerse wetenschap geconfronteerd met de gemeenschappelijke biologische oorsprong van mensen en andere dieren. Charles Darwin zelf en zijn tijdgenoot George John Romanes wezen erop dat de visie dat dieren niet meer dan zielloze robots zijn hierdoor ondermijnd werd. Tenzij je hetzelfde zou zeggen van mensen, is het niet aannemelijk dat dieren in alle opzichten verwant zijn aan mensen, met als enige uitzondering dat ze totaal geen beleving of geest zouden hebben.
Toch kreeg hun inzicht weinig bijval. In plaats daarvan ontstond er een geestloze vorm van psychologie, het zogeheten behaviorisme. Deze stroming wilde alleen het gedrag van mens en dier bestuderen en zich niet bezighouden met psychologische functies zoals denken, voelen of willen. Radicale behavioristen, zoals B.F. Skinner, gingen zelfs zover dat ze het menselijk bewustzijn ontkenden.
Het behaviorisme speelt nauwelijks meer een rol binnen de psychologie en is verdrongen door het cognitivisme - afgeleid van de term cognitie (denkprocessen, kennis) - dat uitgaat van een zogeheten computermetafoor voor de geest. Net zoals een computer allerlei berekeningen kan uitvoeren, zo zou het brein zintuiglijke informatie verwerken en op basis daarvan een beeld vormen van de omgeving.
In de jaren '80 zijn er door denkers als Donald Griffin en in Nederland m.n. Françoise Wemelsfelder en Henk Verhoog eindelijk pogingen gewaagd om ook een cognitieve revolutie te laten plaatsvinden binnen de ethologie en dierpsychologie. Anders dan in de cognitieve psychologie zelf het geval is, wordt daarbij sterk de nadruk gelegd op de subjectieve beleving van cognitieve processen en andere mentale functies. Waar men dus eigenlijk op uit is, is niet zo zeer een cognitieve, alswel een bewustzijns-revolutie.
Schrijvers die de cognitie als uitgangspunt nemen om te pleiten voor de erkenning van bewustzijn bij dieren, stellen in het algemeen dat bepaalde dierlijke gedragingen op cognitieve processen wijzen en dat sommige van die processen hoogstwaarschijnlijk bewust zullen verlopen, omdat dat ook bij de mens het geval is. Als wij mensen ergens over nadenken, gebeurt dat doorgaans (mede) in de vorm van bewuste gedachten. Niet dat allerlei onbewuste processen daar geen rol in spelen, maar ons denken verloopt niet alleen maar als een soort onbewust automatisme. Door de grote biologische overeenkomsten tussen mensen en dieren en door onze evolutionaire verwantschap ligt het voor de hand dat dieren - als ze geen robots zijn - ook geestelijk op ons lijken. Deze redeneertrant wordt ook wel analogie-redenering of analogie-postulaat genoemd.
Er zijn echter cognitivisten die dit betwisten en het bewustzijn als bijna uniek beschouwen in de natuur. De Nederlandse psycholoog Bob Bermond stelt bijvoorbeeld dat je ook complex diergedrag kunt verklaren als een uiting van onbewuste rekenprocessen. Bewustzijn zou volgens hen altijd gepaard gaan met een neocortex zoals die van de mens. Daarom zouden alleen mensapen en dolfijnachtigen subjectieve ervaringen kennen.
Behalve cognitivisten heb je ook nog onderzoekers die zich proberen in te leven in dieren en die zich daarbij niet beperken tot denkprocessen maar bijvoorbeeld ook gevoelens of stemmingen van dieren proberen te achterhalen. Een bekend voorbeeld is het onderzoek van Francoise Wemelsfelder naar verveling bij varkens.
Zelf denk ik dat het onmogelijk is om bewustzijn bij andere wezens dan onszelf keihard natuurwetenschappelijk te bewijzen. Dat kunnen we zelfs niet doen bij onze medemensen.
Wel kunnen we op grond van iemands woorden of gedrag concluderen wat er geestelijk in die ander omgaat. Iets dergelijks geldt ook voor dieren: aan de hand van diergedrag kunnen we vaststellen wat hen hoogstwaarschijnlijk bezielt. Of een dier ook neurologisch voldoende overeenkomt doet er dan niet zoveel toe, omdat allang bekend is dat vergelijkbare neurologische structuren bij verschillende diersoorten toch een andere functie kunnen hebben.
Ik denk dat de tijd rijp is voor de westerse wetenschap om eindelijk te erkennen dat in elk geval gewervelde dieren en hogere ongewervelde dieren zoals inktvissen subjectieve wezens zijn, dat wil zeggen psychische wezens met subjectieve ervaringen.
Dat wil niet zeggen dat er helemaal geen controverses meer over zijn. Zo is er een discussie of insecten bewustzijn hebben of helemaal voorgeprogrammeerde machines zijn. Insecten kunnen gedrag vertonen dat daar tegen ingaat zoals de dans van honingbijen ontdekt door de Oostenrijkse ethologie Karl von Frisch. Hiermee delen zij informatie met elkaar over voedsel, zoals waar het zich precies bevindt, de kwaliteit en de geur, etc. Volgens veel deskundigen zou het toch gaan om een soort star computerprogramma waar geen echte denkprocessen aan te pas komen, maar volgens Donald Griffen gaan bijen veel te flexibel om met nieuwe informatie en daarbij zou bovendien sprake lijken te zijn van weloverwogen keuzes. In ieder geval is deze discussie nog niet afgesloten.
Cognitie bij dieren, inclusief zelfbewustzijn, communicatie
Inmiddels is er al sinds de tijd van Darwin en Romanes bewijsmateriaal
verzameld voor cognitieve vermogens bij dieren, dat wil zeggen vermogens die te maken hebben met nadenken, met herinnering, zelfbewustzijn, je verplaatsen in anderen, en inzicht in vraagstukken of problemen. Het kan daarbij gaan om resultaten van experimenten in laboratoria (van bijvoorbeeld Irene Pepperberg) maar ook van veldwerk onder dieren in het wild (van bijvoorbeeld Jane Goodall), of nauwkeurige observaties in bijvoorbeeld dierentuinen (bijvoorbeeld van Frans de Waal in Burgers Dierenpark). In verhouding tot ander onderzoek naar bijvoorbeeld instinctieve gedragspatronen of naar fysiologische processen bij dieren, is er nog steeds relatief weinig onderzoek verricht op dit gebied. Bovendien is er nog steeds veel sprake van skepsis, zowel van de kant van andere wetenschappers als van veel gedragswetenschappers zelf. Dit heeft natuurlijk alles te maken met de visie die de westerse wetenschap eeuwenlang heeft aangehangen. Die werkt nog steeds door. Bovendien hanteert men in de zogeheten vergelijkende psychologie nog steeds vaak een richtlijn van de vroege onderzoeker C. Lloyd Morgan. Hij stelde dat je pas mag concluderen dat bepaalde dierlijke gedragingen op hogere cognitieve vermogens berusten als je eerst geprobeerd hebt ze te verklaren door middel van eenvoudigere vermogens. Bijvoorbeeld als het gedrag van een dier in theorie zowel op intelligent nadenken als op stompzinnige imitatie kan duiden, dan moet je volgens deze zogeheten Morgan's Canon altijd voor de simpelste verklaring kiezen. Een probleem van deze richtlijn is dat men ook bij hoog ontwikkelde zoogdieren en primaten nog naar eenvoudige verklaringen zal zoeken terwijl het veel meer voor de hand kan liggen om te denken aan vermogens die dicht bij de menselijke vermogens liggen. Morgan's Canon heeft ervoor gezorgd dat onderzoekers nog steeds debatteren over vermogens die zonder deze regel waarschijnlijk door iedereen allang erkend zouden worden.
Een vroeg voorbeeld van onderzoek naar cognitieve vermogens is het werk van Wolfgang Koehler naar inzicht bij chimpansees. Hij hing bijvoorbeeld een banaan hoog boven een open kist. De chimpansees probeerden naar de banaan te springen, maar toen dat niets opleverde kwam een van de dieren op het idee om de kist om te draaien en erop te klimmen zodat hij er wel bij kon.
Een ander voorbeeld is een onderzoek met holle bamboestokken. Ook hierbij werd fruit buiten het bereik van chimpansees geplaatst en ze losten dit op door de bamboestokken in elkaar te schuiven en daarmee bij het fruit te komen.
Ook intelligente vogels zoals raven en kauwen kunnen op het idee komen om werktuigen te gebruiken om een doel te bereiken.
In het wild is overigens ook vastgesteld dat leden van diverse diersoorten werktuigen gebruiken. Vaak gaat het daarbij om onbewerkte voorwerpen zoals stenen en stokken, maar chimpansees kunnen ook takken bewerken om ermee naar termieten te vissen in een termietenheuvel.
Ander onderzoek stelde vast dat veel zoogdieren en vogels getallen van 1 tot 7 kunnen onderscheiden en er is zelfs enig bewijsmateriaal voor eenvoudige berekeningen bij een chimpansee genaamd Sheba. Haar rekenkundige vermogens zouden vergelijkbaar zijn met die van de laagste klassen van het basisonderwijs.
Onderzoek aan de State University van New York heeft aangetoond dat dolfijnen zich net als mensen bewust kunnen zijn van hun eigen cognitieve processen. Onderzoekers Marten en Psarakos voerden een experiment uit waarmee ze de mate waarin de dolfijn zich van zichzelf bewust is, wilden vaststellen. Zij gebruikten daarbij twee tv schermen. Op de ene monitor kregen de dolfijnen zichzelf direct te zien en op de andere zagen zij beelden die eerder van hen waren gemaakt. In het eerste geval leken de dolfijnen het beeld van zichzelf te willen onderzoeken en zichzelf te herkennen. In het andere geval keken ze alleen maar toe. In 1991 wees een vergelijkbaar onderzoek met de zogenaamde spiegelproef in Hawaii uit dat dolfijnen in leder geval beschikken over een duidelijk zelfconcept: een dolfijn gebruikte de spiegel om een markering die onder verdoving op zijn snuit was aangebracht, te inspecteren.
L. M Herman van de Universiteit van Hawaii leerde twee dolfijnen, Akeakamai (Ake) en Phoenix kunstmatige mensentalen. Phoenix leerde een akoestische taal, bestaande uit geluiden die door een computer werden voortgebracht. Ake leerde een gebarentaal met visuele symbolen. De geluiden en gebaren, die volledig willekeurig waren, konden staan voor voorwerpen, verbanden daartussen en handelingen. De kunstmatige talen bevatten ook simpele grammaticale regels, waardoor de woordvolgorde van invloed was op de betekenis van een 'zin'. De dolfijnen leerden ieder vijf symbolen (frisbee, pijp, surfplank, enzovoort) waarmee zo'n duizend zinvolle combinaties konden worden gemaakt. Hierbij werd ervoor gewaakt dat de resultaten van het onderzoek niet door andere factoren konden worden beïnvloed zoals gezichtsuitdrukking van de trainers. Uit het experiment blijkt dat dolfijnen deze kunsttalen kunnen begrijpen. Vragen over de aanwezigheid van bepaalde objecten kunnen de dieren met symbolen voor "ja" en "nee" beantwoorden. Ook blijken ze in staat te zijn te generaliseren. Het symbool 'hoepel' staat bijvoorbeeld na verloop van tijd voor elk object met een grote opening.
Ook andere dieren zijn getest bij spiegelproeven, met name dr. Gordon G. Gallup. Hij bracht individuele mensapen onder verdoving en smeerde daarbij wat geurloze verf op hun voorhoofd. Nadat ze bij waren gekomen, werden ze vervolgens geconfronteerd met een spiegel. In ieder geval chimpansees, bonobo's, orangoetans en volgens recente berichten ook olifante (bestudeerd door Joshua Plotnik) lijken te begrijpen dat ze hun eigen spiegelbeeld konden zien en dat de verf in de spiegel zich dus in werkelijkheid op hun eigen gezicht bevond. Gorilla's slaagden over het algemeen minder goed bij dit soort proeven, hoewel er wel aanwijzingen zijn voor zelfherkenning bij een gorilla die vanaf haar vroegste jeugd contact had met mensen. Het is dus mogelijk dat de natuurlijke leefwijze van gorilla's zich niet voor dit soort experimenten leent.
Zoals bij elk controversieel wetenschappelijk onderzoek bestaan er overigens ook op dit gebied sceptici, zoals Daniel Povinelli die proberen de implicaties van de spiegelproeven te ontkrachten. Maar over het algemeen lijkt men er toch van uit te gaan dat leden van een aantal niet-menselijke diersoorten in staat zijn tot zelfherkenning en daarmee in ieder geval ook een vorm van zelfbewustzijn bezitten.
Leden van diverse sociale diersoorten blijken voorts te beschikken over een notie van bewustzijn bij andere dieren, een zogeheten theory of mind. Hiermee kunnen ze zich inleven in andere dieren en daar eventueel ook gebruik van maken om hen te misleiden of te ondersteunen.
Dit verschijnsel komt bijvoorbeeld bij bavianen voor, zoals blijkt uit observaties van Andrew White en Richard Byrne. Paul, een bijna-volwassen mannetje, zag dat Mel, een volwassen wijfje, bezig was een sappige knol uit te graven. Paul keek rond en zag alleen zijn moeder; verder waren er geen andere bavianen. Toen uitte hij een schreeuw, alsof hij in gevaar was. Pauls moeder rende naar de bewuste plek en duwde Mel (zij dacht dat dat de aanvaller was) weg. Paul ging daarna de achtergelaten knol opeten.
Veel dieren zijn ook in hun spel in staat om te doen alsof. Ze maken kennelijk een onderscheid tussen schijn en werkelijkheid en kunnen daarbij ook een soort humor aan de dag leggen.
Heel interessant is het gegeven dat dieren net als mensen kunnen dromen. Ze kunnen daarbij bijvoorbeeld bewegingen maken die lijken op lopen of rennen. Honden kunnen ook zachtjes blaffen terwijl ze dromen. Dit doet vermoeden dat ze van alles beleven in hun droom.
Symbolische communicatie
Diverse diersoorten beschikken over enkele signalen waarmee ze specifiek verwijzen naar waarnemingen of gedachten. Zo zijn er zowel apen- als vogelsoorten die verschillende kreten kennen om diverse roofdieren mee aan te geven. Het geluid voor een gevaarlijke slang verschilt bijvoorbeeld van dat voor een grote katachtige. Ook zijn apen in de vrije natuur bijvoorbeeld in staat om dingen aan te wijzen die ze willen hebben.
Twee soorten communicatie zijn op dit moment nog steeds niet doorgrond, namelijk de reeds genoemde communicatie tussen bijen en communicatie tussen dolfijnen en andere walvisachtigen.
Van dolfijnen en andere walvisachtigen wordt vaak gedacht dat ze een eigen taal hebben. Daarbij zouden de ingewikkelde klanken die ze produceren net als onze eigen mensentaal specifiek corresponderen met gedachten. Op dit moment is het nog steeds niet duidelijk of deze veronderstelling juist is of niet. Sommigen zien in de communicatie tussen 'cetaceans' vooral een complexe vorm van non-verbale communicatie die eerder vergelijkbaar is met de zang van vogels of zelfs onze eigen muziek dan met een echte verbale taal. Toch is de veronderstelling dat er meer aan de hand zou kunnen zijn, minder vergezocht dan in het geval van insecten, omdat nu al vaststaat dat dolfijnen en andere walvisachtigen in elk geval zeer intelligente, zelfbewuste wezens zijn en een rijk en gevarieerd sociaal leven kennen.
In elk geval lijdt het geen twijfel dat leden van allerlei diersoorten in staat zijn om menselijke symbolen te leren associëren met bepaalde gebeurtenissen of commando's. We kennen dit natuurlijk allemaal al van huisdieren zoals honden, die zelfs getraind kunnen worden om complexe functies te vervullen voor mensen. In het kader van de vraag waar onze eigen menselijke taal evolutionair vandaan komt, heeft een aantal wetenschappers waaronder het echtpaar Gardner, Roger Fouts en Sue Savage Rumbaugh getracht om mensapen een symbolische taal aan
te leren. Het ging om vereenvoudigde varianten van de Amerikaanse gebarentaal voor slechthorenden, maar ook om een volledig artificieel computersysteem waarbij de apen willekeurige symbolen moeten leren verbinden aan allerlei concepten. Dit gebied is nog steeds erg controversieel voor veel wetenschappers, vooral voor aanhangers van de theorie van Chomsky dat de menselijke taal als geheel een aangeboren systeem is dat geen echte parallellen kent onder mensapen. Zo zou het volgens sommigen nog altijd niet duidelijk zijn in hoeverre de onderzoeksverslagen over beroemde gebarende chimpansees als Washoe en de gorilla Koko betrouwbaar zijn. Toch lijken zeker de onderzoeken van Savage Rumbaugh met de bonobo Kanzi aan te tonen dat hij symbolen begrijpt en zinvol kan gebruiken. Kanzi zou volgens het gelijknamige boek van Savage Rumbaugh zelfs bepaalde syntactische verbanden hebben leren begrijpen.
Kanz begrijpt aardig wat gesproken Engels, maar is gespecialiseerd in communicatie via kunstmatige, willekeurige symbolen (zogeheten ideogrammen) op een toetsenbord. Hij leerde een aantal van de symbolen spontaan.
Men gaat er doorgaans van uit dat Kanzi's taalvermogen vergelijkbaar is met dat van een gemiddeld kind van twee en een half. Onderzoekers testten zo onder meer of hij de functie van woordvolgorde begrijpt door hem bijvoorbeeld te vragen om een speelgoed hond een slang te laten bijten, wat hij prompt correct uitvoerde. Inmiddels heeft Savage Rumbaugh ook andere bonobo's een symbolentaal geleerd.
Een ander opzienbarend project op dit gebied betreft het onderzoek van Irene Pepperberg, hoogleraar in de Ecologie en Evolutionaire Biologie aan de Universiteit van Arizona, met de grijze papegaai Alex, dat ze heeft samengevat in haar werk The Alex Studies. Zij leerde hem zijn spraakvermogen te gebruiken om ondermeer voorwerpen en de kenmerken daarvan te benoemen. Alex blijkt in staat te zijn om mensentaal te begrijpen en te produceren m een mate die men vroeger direct naar het rijk der fabelen zou hebben verwezen. Zeemansverhalen over papegaaien zouden wel eens veel betrouwbaarder kunnen zijn dan men dacht, ook al omdat we inmiddels weten dat dergelijke vogels zeer intelligente en sociale dieren zijn.
Pepperberg leerde Alex zo'n 100 woorden die hij zinvol kan gebruiken. Zij leerde hem correcte antwoorden te geven op vragen als "Waar is dit voorwerp van gemaakt?", "Hoeveel blokken zijn dit?", en "Welke kleur is dit?". Alex geeft gemiddeld bij zo'n 80% van de tests juiste antwoorden, en lijkt soms met opzet fouten te maken. Overigens beweert Pepperberg niet dat je een volwaardige menselijke conversatie met een papegaai kunt houden, maar wel dat zijn vermogens ver uitstijgen boven wat men doorgaans van dergelijke vogels verwacht.
Dieren kunnen ook een soort culturele tradities vertonen die worden doorgegeven van generatie op generatie. Japanse makaken wassen bijvoorbeeld al generaties lang aardappels voor ze op te eten. Van chimpansees zijn al zeker 65 van zulke culturele gewoonten gedocumenteerd.
Emoties en gevoelens
Binnen de dierpsychologie is momenteel vooral aandacht voor dierlijke cognitie. Emoties en gevoelens van dieren worden vaak nog genegeerd, terwijl ze natuurlijk van groot belang zijn voor de dieren zelf, maar ook voor de manier waarop we met dieren om moeten gaan. Onderzoekers die openlijk spreken van dierlijke gevoelens worden nog steeds vaak beschuldigd van antropomorfisme (antropos= mens, morfisch= van de vorm), dat wil zeggen een onwetenschappelijke neiging om dieren teveel te zien als een soort mensen. Natuurlijk kan het voorkomen dat iemand een dier teveel te vermenselijkt, maar het tegendeel gebeurt waarschijnlijk veel vaker. Vanuit een antropocentrische gedachte (d.w.z. een gedachte die eenzijdig geconcentreerd is op de mens) dat mensen in alle opzichten totaal uniek zijn, worden dan allerlei gevoelsmatige overeenkomsten met andere diersoorten bij voorbaat ontkend. Zeker sinds Darwin is er geen wetenschappelijke vergoelijking meer voor een vanzelfsprekend soort antropocentrisme, omdat we juist mogen verwachten dat dieren in veel opzichten ook emotioneel en gevoelsmatig aan ons verwant zijn.
Zelfs op het niveau van pijnbeleving wordt de dierlijke beleving nog vaak ontkend of gebagatelliseerd zoals we zien aan het onverdoofd oormerken in de bio-industrie of het onverdoofd castreren van jonge biggen.
Er zijn vooral door middel van allerlei observaties in het veld veel aanwijzingen gevonden voor een rijk scala aan dierlijk gevoelens.
Dieren kunnen sterke banden met elkaar voelen. Dat kan dan ook gepaard gaan met verdriet wanneer ze hun partner, kameraad, baas, ouder of jong verliezen. In sommige gevallen gaat dat zo ver dat een dier wegkwijnt van verdriet. Van olifanten is het bekend dat ze veel bezig kunnen zijn met de botten van gestorven soortgenoten. Ze ruiken eraan, draaien ze om, strijken er met hun slurf langs, rapen ze op en dragen ze soms een stuk mee voordat ze ze weer laten vallen. Soms lijkt het erop dat ze proberen vast te stellen van wie de botten geweest zijn en terugdenken aan de concrete olifant in kwestie.
Gelukkig maakt ook vreugde onderdeel uit van het gevoelsleven van dieren. Ze kunnen dat op allerlei manieren uiten, zoals door middel van het gespin bij katachtigen, en allerlei kreten bij andere dieren, of door te rennen, te springen of gekke bokkensprongen te maken. Chimpansees kunnen elkaar omhelzen als ze erg blij zijn.
Verzorgers van honden en katten weten natuurlijk allang dat hun huisgenoten zich bijvoorbeeld angstig, blij, speels, nerveus of opgewonden kunnen voelen en dat maakt het des te schrijnender dat daar in de wetenschap nog steeds weinig oog voor is. Het is moeilijk over het hoofd te zien dat dit alles ook samenhangt met de brute manier waarop dieren worden behandeld in de bio-industrie.
Gelukkig bestaan er wel onderzoekers die aandacht hebben voor gevoelens in het dierenrijk, zoals blijkt uit een overzichtswerk van Jeffrey Masson en Susan McCarthy, Wanneer olifanten huilen.
Natuurlijk is het niet alleen maar leuk in de dierenwereld. Er kan sprake zijn van een felle strijd om de macht tussen individuele dieren, bij chimpansees heeft men zelfs moord en een soort oorlog vastgesteld, de mannetjes van sommige diersoorten doden de jongen van rivalen, en er is natuurlijk het harde principe van eten en gegeten worden. Toch heeft men ook tekenen van verzoening, tederheid en mededogen aangetroffen onder dieren. In de dierentuin van Basel viel bijvoorbeeld een keer een mussenjong in het verblijf van de chimpansees. Deze doodden het dier niet (terwijl ze normaal dol zijn op vlees) maar ze gingen behoedzaam met het vogeltje om en gaven het door van hand tot hand totdat een chimpansee het musje overhandigde aan een verzorger. Een ander voorbeeld betreft ook weer chimpansees. Een onderzoeker in het Gombe-reservaat in Tanzania was een keer zijn lunch vergeten. Een mannetje, Sniff genaamd, klom in een boom en om speciaal voor de onderzoeker vruchten te plukken.
Nog een voorbeeld is een groep olifanten die zijn tempo vertraagde omdat een van de groepsleden als kalf een gebroken poot had opgelopen en daar nooit helemaal van hersteld was.
Een olifant speelde ook de hoofdrol in een observatie uit Kenia. Hij had gezien hoe een neushoornbaby in de modder was weggezakt en probeerde het dier er spontaan uit te trekken. Zijn moeder begreep dit overigens niet.
Dolfijnen en walvissen kunnen een gewonde soortgenoot in veiligheid brengen als ze achterna worden gezeten door menselijke aanvallers.
Een bekend verschijnsel is ook nog dat oudere of verzwakte dieren soms nog jaren weten te overleven in een groep doordat andere dieren hun helpen of hun voedsel met hen delen.
Bij veel diersoorten is sprake van verzoeningsrituelen na conflicten om de band tussen individuele dieren te herstellen.
Vriendschap kan niet alleen voorkomen tussen dieren van dezelfde soort, maar ook tussen leden van verschillende diersoorten. Michael Ghilgieri observeerde bijvoorbeeld in Tanzania een mannetjeschimpansee die in het gezelschap was van een volwassen mannetjesbaviaan.
Een ander voorbeeld zijn paarden die vriendschap sluiten met geiten. Ze schijnen te beseffen dat geiten geen paarden zijn, maar voelen er toch sympathie voor.
Als we een goed beeld willen krijgen van de psychische beleving van dieren, dan moeten we de gegevens over zijn cognitieve vermogens en gevoelens met elkaar combineren.
Daar komt ook nog de unieke zintuiglijke leefwereld van het dier bij kijken en de herinnering aan individuele ervaringen. Masson en Mc Carthy noemen een voorbeeld van een Keniaanse baby-olifant die 's nachts steeds gillend wakker werd. De familie van deze olifant was door stropers uitgeroeid.
Ik zou wat dit onderwerp betreft tot slot graag Masson en McCarthy willen citeren:
"We zouden onze horizon kunnen verbreden als we ons zouden kunnen bevrijden van de tirannie van een zuiver biologische verklaring. Liefde bij dieren zou even geheimzinnig en verbijsterend kunnen blijken te zijn als menselijke liefde al die eeuwen is geweest."
Vrijheid en schoonheid
Veel diersoorten genieten erg van allerlei vormen van spel. Ze zijn zich daarbij mogelijk ook bewust van de ongedwongen vrijheid die ze daarbij hebben, omdat het allemaal maar voor de lol is. In het algemeen kun je stellen dat een gebrek aan vrijheid het welzijn van dieren aantast en kan leiden tot allerlei psychologische klachten.
Buffels in Alaska zijn een keer geobserveerd toen ze zuiver voor hun plezier keer op keer over het ijs gleden, als kinderen op een glijbaan. Nog veel bekender zijn natuurlijk de speelse capriolen van zeehonden, otters en dolfijnen, en natuurlijk van huisdieren
zoals katten en honden en landbouwhuisdieren zoals varkens of lammetjes. Grappig genoeg komt er in de natuur ook spel tussen leden van diverse diersoorten voor, zoals tusen bevers en otters die elkaar speels porren geven en achtervolgen.
Ook voor motieven die als typisch menselijk worden beschouwd zoals de behoefte om dingen artistiek uit te beelden zijn een paar parallellen bekend. Een aantal chimpansees en olifanten hebben bijvoorbeeld 'abstracte' tekeningen en schilderijen gemaakt die kunnen lijken op vroege kindertekeningen of moderne kunst.
Er zijn ook aanwijzingen voor een schoonheidsbeleving. Chimpansees en beren kunnen er bijvoorbeeld speciaal voor gaan zitten om minutenlang naar een zonsondergang te kijken.
Grijze papegaaien klapperen soms opgetogen met hun vleugels als mensen hun favoriete liedjes laten horen. En ook bijvoorbeed apen kunnen aandachtig naar muziek luisteren.
De parapsychologie van dieren
Dan wil ik het nu nog even hebben over de parapsychologie van dieren. Sommige dieren hebben zintuiglijke vermogens die mensen vroeger hebben opgevat als een vorm van buitenzintuiglijke waarneming, oftewel een zesde zintuig. In werkelijkheid gaat het daarbij bijvoorbeeld om het waarnemen van frequenties die niet door de menselijke oren, ogen of neus geregistreerd kunnen worden. Ook zijn er unieke zintuiglijke systemen bekend zoals de sonar of echolocatie van dolfijnen en vleermuizen. Dieren vormen zich hierbij een soort 'beeld' van hun omgeving door geluidsgolven uit te zenden en de echo daarvan te analyseren. Strikt genomen kunnen we ons niet voorstellen hoe de indrukken van zulke speciale zintuigen innerlijk beleefd worden door het dier. Wat dat betreft kunnen wij mensen vergeleken worden met een blinde die zich moet voorstellen hoe het is om te kunnen zien.
Natuurlijk kunnen we wel in kaart proberen te brengen hoe dieren met deze bronnen van informatie omgaan, maar echt letterlijk weten wat ze ervaren is onmogelijk. We stuiten hierbij op een grens van de menselijke kennis, omdat we in onze eigen zintuiglijke beleving nu eenmaal geen parallel hebben van echolocatie.
Los van dit soort schijnbare vormen van een zesde zintuig, is er ook nog parapsychologisch bewijsmateriaal verzameld voor echte paranormale vermogens van dieren.
Er komen hoe dan ook paranormale vermogens voor onder dieren. Zo zijn er gevallen bekend van huisdieren die duizenden kilometers aflegden naar het nieuwe huis van hun baas, zonder dat ze aan normale aanwijzingen konden afleiden waar dat huis zich bevond.
Het beste bewijsmateriaal heeft te maken met reacties van dieren op de gemoedstoestand of de bedoelingen van mensen die zich op dat moment niet in dezelfde ruimte bevinden. Ian Fraser Ker uit Westcourt, Surrey, merkte bijvoorbeeld dat zijn hond, een boxer, steeds erg opgewonden werd vlak voordat hij thuis kwam. Hij was iemand die voor zijn werk ver van huis met het vliegtuig moest reizen en dus ook op onvoorspelbare tijden thuiskwam. Dit ging op den duur zo ver dat zijn vrouw op dagen dat de boxer tekenen van opwinding vertoonde en daarbij bij de voordeur ging zitten met zijn snuit zo ver mogelijk in de brievenbus, wist dat het tijd was om eten voor haar man klaar te maken. Hij kon dan elk moment van het vliegveld bellen dat hij er aan kwam.
Dit vermogen om iemands thuiskomst te voorvoelen is volgens de bekende bioloog Rupert Sheldrake vastgesteld bij allerlei diersoorten, waaronder honden, katten, schapen, paarden, apen en papegaaien.
Daarnaast is er ook nog het vermogen van veel dieren om aan te voelen dat een geliefd persoon is overleden en zelfs om diens dood aan te voelen. Een voorbeeld van dit laatste betreft Christine Vickery en haar man in Sacramento, Californië.
Meneer Vickery was schijnbaar nog kerngezond toen hij op de avond van de eerste december 1995 thuiskwam. Normaliter kwamen zijn honden Smokie en Popsie op dat moment op hem afrennen om hem te begroeten, maar dit keer bleven ze in hun manden in een andere kamer liggen. Hij riep ze, maar ze weigerden naar hem toe te gaan. Om 9 uur die avond kwamen de honden de eetkamer binnen en gingen aan de voeten van hun baas zitten. De heer Vickery werd ongerust en vroeg zich hardop af wat zij wisten dat hij zelf niet wist. Ze volhardden gedurende de volgende vijf dagen in dit merkwaardige ritueel. Op de avond van de zesde december knuffelde Smokie, de oudste hond, het been van zijn baas met zijn snuit. Popsie gaf hem een poot. Om half 2 ’s middags stierf Vickery in zijn slaap zonder dat hij of zijn vrouw had geweten dat hij ernstig ziek was geweest. Rupert Sheldrake heeft zelf ook met succes experimenteel onderzoek gedaan met huisdieren om vast te stellen of ze konden aanvoelen dat hun baasje er onverwachts aan zou komen.
Vanzelfsprekend worden bij onderzoek naar ESP alle normale zintuiglijke kanalen (die bij dieren vaak verschillen van de menselijke zintuigen) eerst uitgesloten als bron van informatie.
Al in de jaren '50 deed men onderzoek naar de buitenzintuiglijke vermogens (telepathie en helderziendheid) van honden met zogeheten ESP-kaarten en dit onderzoek is inmiddels op een hoger niveau getild door de bekende controversiële bioloog Rupert Sheldrake.
Hij hanteert daarbij terecht de strikte ethische regel dat dieren niet geschaad mogen worden door zijn onderzoek. Sheldrake houdt zich onder meer bezig met het verschijnsel van huisdieren die lijken aan te voelen wanneer hun baasje besluit naar huis te komen, zonder dat ze dat op een normale manier (zintuiglijk) kunnen merken. Hij heeft onschuldige experimenten met huisdieren opgesteld waarin normale factoren systematisch uitgesloten zijn. Daaruit blijkt dat in elk geval een aantal huisdieren, van diverse species, werkelijk in staat is tot telepathie. Rupert Sheldrake brengt deze resultaten overigens in verband met zijn theorie van zogeheten morfogenetische velden die verantwoordelijk zouden zijn voor de ontwikkeling van een dier en hem in staat stellen in contact te treden met andere dieren buiten tijd en ruimte om.
Verder zijn er gedocumenteerde gevallen van huisdieren die hun baasje terug wisten te vinden nadat deze verhuisd was naar een andere woonplaats, soms duizenden kilometers verwijderd van het oude adres. Allicht is hierbij ook goed gekeken naar mogelijke normale factoren.
Er zijn zelfs indrukwekkende gevallen waarin huisdieren zonder aanwijsbare reden heel emotioneel werden precies op het moment dat hun baasje elders een ernstig ongeluk kreeg of onverwachts kwam te overlijden.Het hele scala van telepathie dat bij mensen voorkomt, zien we dus ook bij andere dieren.
Een papegaai die wel eens naam zou kunnen gaan maken binnen het onderzoek naar ESP heet N'kisi. Net als zijn soortgenoot Alex van Irene Pepperberg leerde N'kisi honderden Engelse woorden zinvol te gebruiken. Hij zou ook in staat zijn om te benoemen wat hij op foto's kan zien en zou soms blijk geven van een gevoel voor humor.
Hij is ingezet bij telepathie-experimenten van Aimee Morgana. Hierbij concentreerde Morgana zich op willekeurige plaatjes die ze uit gesloten enveloppen haalde en die overeenkwamen met het vocabulaire van de vogel. Ondertussen werd N'kisi in een andere kamer gefilmd, zonder dat er sprake kon zijn van een overdracht van normale signalen tussen Morgana en de papegaai. Men turfde hoe vaak N'kisi's opmerkingen overeenkwamen met de 'targets' waarop Aimee zich had geconcentreerd. De resultaten van deze proeven blijken zeer waarschijnlijk niet op toeval te berusten.
Sommige geleerden vinden de gedachte dat dieren paranormale waarnemingen kunnen doen heel bedreigend omdat ze dieren niet (willen) zien als geestelijke wezens. Ze zijn bang dat het aantonen van ESP bij dieren gepaard zou gaan met een devaluatie van deze vermogens bij mensen. John L. Randall gaat zelfs zover te stellen dat het aannemelijk is dat dieren nooit echt telepathie vertonen. Paranormale gevallen op dit gebied zouden volgens zijn theorie veroorzaakt worden door psychokinese van de kant van mensen, die zou inwerken op het brein van de dieren in kwestie. Zo'n voorstelling van zaken zou echter alleen plausibel zijn als je bij voorbaat stelt dat dieren geen psychologische verwantschap vertonen met mensen en binnen een evolutionair perspectief slaat dat natuurlijk nergens op.
Sinds de jaren tachtig is er onder invloed van het werk van schrijvers als Focco Huisman en Beatrice Lydecker belangstelling voor de mogelijkheid om als baas telepathisch met je eigen huisdieren te communiceren. Lang niet al het bewijsmateriaal dat ze overleggen wijst eenduidig op telepathie met die dieren zelf. Een deel ervan zou ook kunnen berusten op menselijke helderziendheid of zelfs alleen maar toeval. Maar er is wel degelijk reden om te veronderstellen dat mensen soms in staat zullen zijn tot telepathisch contact met dieren.
Volgens W.H.C. Tenhaeff zouden dieren overigens veel vaker dan mensen telepathisch contact hebben met elkaar. Onze complexe verbale taal zou de telepathie hebben verdrongen en ons zo vervreemd hebben van de mogelijkheid om rechtstreeks contact te hebben met andermans innerlijke leven. Het feit dat een aanzienlijk aantal mensen twijfelt aan het bestaan van telepathie zou al aangeven hoezeer we hiervan vervreemd zijn.
Wat psychokinese betreft, geldt in elk geval dat dieren net als mensen hun eigen lichaam met hun wil kunnen bewegen en voortbewegen. Net als bij mensen moeten we daarbij uitgaan van een vorm van psychokinese op het dierlijke lichaam. Daarnaast zijn er nog enkele experimenten met psychokinese uitgevoerd, waarvan een deel echt ongeoorloofd lijkt. Kuikens en katten leken daarbij onder meer de warmte in de ruimte waarin ze verbleven te kunnen beïnvloeden. Ze hadden daarbij klaarblijkelijk een psychokinetische
invloed op het toevallige aan- en uitgaan van een verwarmende lamp. De lamp bleef significant langer branden dan men op basis van alleen toeval zou verwachten.
Natuurlijk bestaat er ook onder gewone mensen vaak een taboe op paranormale ervaringen van of rond dieren. Iets dergelijks zeker onderzoek naar communicatie of verschijningen van overleden dieren. De Amerikaanse auteur Kim Sheridan heeft hier onlangs een heel boek aan gewijd. Een mooi voorbeeld uit haar collectie betreft een golden retriever uit Montpelier (Vermont), Hobbes genaamd. Nadat deze hond aan longkanker was overleden, plakten zijn verzorgers Robert en Kathy Simmons een heleboel portretten van hem op de koelkast. Een week later vroeg een vriendin van hun zoon Moe hem waarom er allemaal foto's van Hobbes op de ijskast waren geplakt. Moe antwoordde haar dat ze dienden als aandenken aan hun overleden hond. De vriendin wou dit niet geloven, omdat ze de hond gewoon had zien zitten toen ze het huis van de Simmons binnen was gegaan, en hem daarbij zelfs geaaid had!
Velen zijn er na tientallen jaren gedegen onderzoek nog steeds overtuigd van dat er geen leven na de dood bestaat. Een van de redenen dat men het bestaan van paranormale vermogens verwerpt, is dat erkenning van dergelijke vermogens uiteindelijk ook leidt tot het aannemen van een leven na de dood. Paranormale vermogens gaan namelijk per definitie de grens van het lichamelijke te boven en wijzen er daarmee op dat de ziel tenminste aspecten kent die niet gebonden zijn aan het lichaam. Zodra je van een wezen kunt vaststellen dat het ESP of psychokinese vertoont, weet je dus eigenlijk dat zijn geest (in elk geval gedeeltelijk) de dood zal overleven.
Verschijningen van dieren
De conclusie dat dieren de dood overleven wordt mooi bevestigd door ervaringen met verschijningen van overleden dieren.
Al in het 19e-eeuwse parapsychologische Report on the Census of Hallucinations van de Engelse Society of Psychical Research komen 25 verslagen voor van verschijningen van dieren: eenmalige ervaringen met 13 katten, vier honden, een konijn, een muis, een vlinder, een paard met wagen, en herhaalde ervaringen met katten en twee gevallen waarin zowel katten als honden voorkwamen. Een aangrijpend recent voorbeeld van een recente verschijning betreft ene Robin Deland uit Denver (Colorado). Deze reed 's avonds laat een keer over een smalle en kronkelige weg door een bergachtige streek, toen hij een verschijning van een grote collie op de weg voor hem zag, die hij onmiskenbaar herkende als zijn overleden hond Jeff. Deland remde uit alle macht en sprong uit de auto. Hij rende met knikkende knieën achter zijn hond aan. Jeff draaide zich om en begaf zich naar de top van een heuvel voor hem. Nadat Deland hem gevolgd was zag hij een grote zwerfkei op de weg die daar beland was door een aardverschuiving. Als hij niet gewaarschuwd was, had hij de zwerfkei zeker niet op tijd kunnen ontwijken en dan was hij daardoor in het ravijn beland. Toen hij zich realiseerde, keek hij waar zijn hond gebleven was, maar die was onvindbaar.
Communicatie met overleden dieren
Helderzienden zoals Beatrice Lydecker menen gezien te hebben hoe dieren na hun overlijden in een soort dierenhemel terecht kwamen. Sommige van hen beweren tevens dat ze telepathisch contact kunnen leggen met overleden huisdieren. Dat alles is zeker niet uit te sluiten.
Hetzelfde geldt voor dromen waarin mensen werkelijk contact lijken te hebben met gestorven dieren. Een sprekend voorbeeld is dat van de moeder van een eigenares van een vermiste Engelse mastiff, Fife genaamd. De vrouw droomde dat Fife kwispelend op een heuvel stond. De hond keek vervolgens naar beneden en daar zag zij zijn gehavende, levenloze lichaam liggen. De volgende morgen nam ze haar dochter mee en liep naar de plek waar ze over gedroomd had. Ze vonden het lijk van Fife terug, precies zoals het eruit had gezien in haar droom.
Dit soort gevallen wijzen erop dat dieren net als mensen na hun dood telepathisch contact kunnen zoeken met levenden. Het is redelijk om te verwachten dat er ook hierin geen verschil bestaat tussen menselijke en dierlijke zielen.
Reïncarnatie van dieren
Dieren zijn geestelijke wezens, net als mensen. Het is dus zeker te verwachten dat ze net als wij een persoonlijke evolutie doormaken die meerdere aardse levens beslaat. Sterker nog, het is bepaald niet onaannemelijk dat ze daarbij van de ene diersoort naar de andere kunnen overgaan. Als we dit doortrekken, zien we in dat we zelf waarschijnlijk ook al leden van allerlei diersoorten geweest zijn en dat veel dieren misschien ooit nog (een soort) mensen zullen worden.
Overzicht
Er is hoe dan ook een nieuwe wetenschappelijke kijk op dieren nodig. Een visie die rekening houdt met al het bewijsmateriaal voor cognitieve vermogens, gevoelens en verlangens bij dieren, maar ook voor paranormale vermogens en een leven na de dood. Er zijn verschillende tradities waar zo'n dierbeeld zich door kan laten inspireren, zoals oosterse wijsgerige stromingen, maar bijvoorbeeld ook de natuurgodsdiensten en het panpsychisme en het vitalisme uit de westerse filosofie. Het materialistische en cartesiaanse beeld van dieren hoort hoe dan ook zijn langste tijd te hebben gehad en dit geldt ook voor het dogmatische afwijzen van cognitieve vermogens en hogere motivationele drijfveren van dieren. Alleen een dierbeeld van dieren als psychische, geestelijke wezens met onvermoede subjectieve en paranormale dimensies kan uit de voeten met al het bewijsmateriaal.
Implicaties
Onderzoek wijst uit dat dieren in allerlei opzichten veel dichter bij de mens staan dan men in het westen eeuwenlang heeft gedacht. Dit zou als het goed is radicale morele consequenties moeten hebben voor de manier waarop mensen dieren behandelen. Het is bijvoorbeeld volstrekt onaanvaardbaar dat dieren structureel lijden onder verveling, pijn en frustratie in de bio-industrie of onderworpen worden aan enge en pijnlijke dierproeven. Gelukkig is er al decennialang sprake van een beweging die strijdt voor de rechten van dieren. Onder invloed van mensen als Tom Regan en Peter Singer probeert men te komen tot een emancipatie van dieren. Er is sprake van een veronachtzaming van de belangen van dieren die filosofisch bekend staat als het speciësisme, oftewel discriminatie op basis van de biologische soort waar een dier bij hoort.
Op welke manier dit concreet vorm krijgt hangt samen met de mate waarin je consequent wilt zijn, maar volgens mij is de meest consequente stellingname dat het belangrijk is om dieren niet onnodig te gebruiken voor bijvoorbeeld voedsel. Met andere woorden: dat het goed is om vegetariër of veganist te zijn. In elk geval zijn vooruitstrevende bewuste politici, van bijvoorbeeld de SP, Groen Links en natuurlijk de Partij voor de Dieren, over het algemeen voorstander van een spoedige afschaffen van de intensieve veehouderij en van het opnemen van de rechten van dieren in de grondwet.
Na de pauze is er dus de gelegenheid voor vragen en het uitwisselen van ideeen.
Dank u voor uw aandacht!
Contact: titusrivas@hotmail.com
Deze tekst werd gebruikt als leidraad voor een lezing voor Naderend Vuur onder dezelfde titel, gegeven op 25 april 2007 in Cultuurcentrum Griffioen te Amstelveen. Met dank aan Anny Dirven.
Contact: titusrivas@hotmail.com