Titel

Penny Sartori. The Near-Death Experiences of Hospitalized Intensive Care Patient

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 17 August, 2009)

Samenvatting

Recensie door Titus Rivas van The Near-Death Experiences of Hospitalized Intensive Care Patients van dr. Penny Sartori.


Tekst

 
Boekbespreking

Penny Sartori. The Near-Death Experiences of Hospitalized Intensive Care Patients: A Five Year Clinical Study. Lewiston/Queenston/Lampeter: The Edwin Mellen Press, 2008. ISBN 978-0-7734-5103-2.

Dr. Penny Sartori zal voor veel lezers van Terugkeer inmiddels een bekende naam zijn geworden door Nederlandse vertalingen van haar artikelen. Afgelopen jaar heeft Sartori ook een boek gepubliceerd over haar prospectieve onderzoek naar bijna-doodervaringen dat plaatsvond tussen 1998 en 2003. Eerder hebben we een beknopt overzicht van dit onderzoek in The Christian Parapsychologist vertaald.

De auteur voerde als verpleegkundige (staff nurse) een promotieonderzoek uit waarmee zij haar doctorsgraad behaalde aan de Universiteit van Lampeter in Wales. Het onderzoek vond plaats aan de< I>Intensive Therapy Unit van het Morriston Ziekenhuis te Swansea. In haar lijvige boek The Near-Death Experiences of Hospitalized Intensive Care Patients doet dr. Sartori verslag van het langdurige prospectieve onderzoek. Ze leidt dit overigens in met een uitstekende samenvatting van de geschiedenis van BDE's, met aandacht voor culturele verschillen, zoals het gegeven dat het zien van een tunnel primair voorkomt onder westerlingen, terwijl er in andere culturen eerder sprake is van 'duisternis'. Ze besteedt daarbij ook aandacht aan mogelijke verbanden tussen bijna-doodervaringen en veranderde bewustzijnstoestanden, alsmede preëxistentieervaringen. Ook reïncarnatieonderzoek komt even aan bod, zij het wel erg summier, wat doet vermoeden dat zij hier zelf - wellicht vanuit een christelijke overtuiging - weinig affiniteit mee voelt. Voorts richt de auteur zich op tekortkomingen van reductionistische verklaringen, zoals het gegeven dat veronderstelde medische factoren hoogstens tot een verwarde vorm van bewustzijn leiden, terwijl het bewustzijn bij BDE's doorgaans juist extra helder is. In dit verband geeft ze overigens aan dat medicatie een bijna-doodervaring wel kan beïnvloeden, maar zonder die BDE daarmee ook te veroorzaken (blz. 76).
Uiteraard benadrukt Penny Sartori het belang van bewijsmateriaal voor correcte buitenzintuiglijke waarnemingen tijdens veel BDE's. Al even interessant is haar opmerking dat een panoramische terugblik op het aardse leven wijst op een voortbestaan na de dood, omdat zo'n terugblik anders weinig zin zou hebben! Hoe dan ook concludeert Sartori dat reductionistische theorieën geen goede verklaring bieden voor bijna-doodervaringen en wijst ze terecht op het grote, fundamentele probleem dat het bestaan van bewustzijn op zich al vormt voor het materialistische paradigma.

De rest van het boek is volledig gewijd aan haar eigen arbeidsintensieve onderzoek. Ze heeft getracht tien onderzoeksvragen te beantwoorden en tien hypothesen te toetsen. Vijf hypothesen hebben betrekking op een verband tussen de medische toestand van een patiënt en het optreden van van een BDE. Verder is er een hypothese dat er in veel van de BDE's een tunnel voor zal komen, vanwege het belang van de mijnbouw in Wales en een hypothese dat er minder angstaanjagende dan prettige BDE's zullen optreden. De drie overige hypothesen gaan over de gevolgen van een bijna-doodervaring, namelijk dat BDE-ers minder bang voor de dood en spiritueler zullen zijn dan gemiddeld en dat ze vaker een spontane genezing zullen melden. Sartori beschrijft zeer gedetailleerd met welke methoden zij te werk is gegaan en geeft in appendices zelfs uitputtend inzage in de gebruikte vragenlijsten en woordelijke verslagen van de oorspronkelijke en follow-up interviews. Follow-ups bleken in veel gevallen overigens niet mogelijk, onder andere omdat de patiënt in kwestie reeds gestorven was. Opvallend is niet alleen de methodische zuiverheid van de auteur maar ook haar morele integriteit en betrokkenheid bij de patiënten.

Penny Sartori blijkt 15 casussen van bijnadoodervaringen te hebben gevonden en bovendien nog enkele sterfbedvisioenen, buitenlichamelijke ervaringen los van een BDE, en een verschijning van een patiënt tijdens zijn hartstilstand aan zijn moeder die op dat moment meer dan 70 km van hem verwijderd was. Bij een van de sterfbedvisioenen zag een patiënt een verschijning van zijn zus terwijl hij op dat moment nog niet wist dat deze overleden was (blz. 275).
Patiënt 10 blijkt de benaming voor de man te zijn wiens casus eerder beschreven is in een artikel dat reeds voor Terugkeer vertaald is. Het geval omvat paranormale visuele waarneming terwijl de patiënt bewusteloos was en een genezing ten gevolge van zijn BDE van een voortdurend samengetrokken hand. Het blijkt in dit opzicht de belangrijkste casus van het hele onderzoek te zijn. Er is echter nog een ander geval met een spontane genezing van een ernstige botbreuk, Patiënt 12), een genezing die zich voordeed nadat de patiënt zijn overleden grootvader had gezien, waarbij laatstgenoemde omgeven werd door licht. In het geval van Patiënt 11 gaf een overleden kleindochter een boodschap mee aan de BDE-er dat haar moeder 'niet alles moest geloven wat de mediums haar vertellen'. Deze uitspraak bleek aan te sluiten bij het feit dat de vrouw in kwestie – zonder dat de patiënt hiervan op de hoogte was - inderdaad verschillende mediums had geraadpleegd (blz. 297). Sartori stelt zeer terecht dat men deze ervaringen niet zomaar kan weg verklaren.
In een aantal andere casussen zou er ook sprake geweest kunnen zijn van buitenzintuiglijke indrukken, maar de waarnemingen waren op zich niet specifiek genoeg om dit te kunnen vaststellen. Overigens is het niet gelukt om patiënten te vinden die symbolen, die men speciaal voor dit doel buiten hun gezichtsveld had geplaatst, waar te nemen tijdens hun uittreding. Het is echter een belangrijke prestatie van Sartori dat zij een onderzoek van Michael B. Sabom heeft gerepliceerd door de waarneming van de reanimatie tijdens een uittreding te vergelijken met een beschrijving van de reanimatie door een controlegroep van mensen zonder BDE en tevens door BDE-ers die geen uittreding hadden beleefd. Hieruit blijkt dat de beschrijving van de reanimatie van laatstgenoemde groepen veel meer fouten bevat dan die van BDE-ers met een uittreding. Er moet dus meer aan de hand zijn dan normale voorkennis.
Verder is het van groot belang dat Penny Sartori bevestigt dat bijna-doodervaringen tenminste in sommige gevallen plaatsvinden tijdens een hartstilstand zelf, en niet alleen vlak daarvoor of daarna (blz. 264). Ze ziet dit - volkomen terecht – als een argument voor de stelling van Peter Fenwick, Pim van Lommel e.a. dat er werkelijk een helder bewustzijn aanwezig kan zijn terwijl er geen sprake is van hersenactiviteit. Uit haar eigen collectie casussen noemt ze wat dit betreft twee voorbeelden, waaronder dat van Patiënte 4, die direct na haar reanimatie bij bewustzijn kwam en er zeker van is dat haar BDE plaatsvond tussen het moment waarop ze het bewustzijn verloor (door een hartstilstand) en het moment waarop ze weer bijkwam.

Sartori vergelijkt de BDE's ook met bizarre hallucinaties van patiënten op de intensive care. In het algemeen blijken bijna-doodervaringen zeker niet afgedaan te kunnen worden als een speciaal soort hallucinaties. Ook de hypothese van de hoge frequentie van het zien van tunnels onder inwoners van Wales blijkt niet te worden bevestigd. Wel komen BDE's vaker voor naarmate men de dood lichamelijk dichter genaderd is en treden er meer spontane genezingen op onder BDE-ers. Ook de doodsangst blijkt inderdaad af te nemen na een bijna-doodervaring, terwijl iemands spiritualiteit juist toeneemt.
De auteur wijst er verder op dat veel BDE's korter en fragmentarischer lijken dan de bekende bijna-doodervaringen uit de literatuur en dat er daarom waarschijnlijk een breder spectrum van ervaringen bestaat dan men tot nu toe heeft aangenomen. Uiteraard heeft Sartori nog een groot aantal andere bevindingen gedaan, maar het voert te ver ze hier allemaal te noemen.

De auteur slaat slechts op een paar puntjes de plank mis, bijvoorbeeld wanneer ze niet differentieert tussen verschillende wijsgerige scholen binnen het hindoeïsme ten aanzien van het wezen van de ziel, of wanneer ze stelt dat er nauwelijks bewijsmateriaal zou bestaan voor mededogen onder dieren (een misvatting die mogelijk ingegeven wordt door haar christelijke levensvisie), of wanneer ze een mijns inziens kunstmatig onderscheid maakt tussen een voortbestaan van het bewustzijn en een leven na de dood, waarbij ze dit laatste concept zelfs 'te simplistisch' noemt (blz. 333). Dit indrukwekkende boek van dr. Penny Sartori is echter zonder twijfel een wetenschappelijk meesterwerk met verreikende consequenties. Het is onmisbaar voor iedereen met een serieuze belangstelling voor bijna-doodervaringen.

Titus Rivas

Deze recensie werd gepubliceerd in Terugkeer, 28(2), zomer 2009, blz. 28-29.

Contact: titusrivas@hotmail.com