Dieren: Robots of subjecten
Geplaatst door
Titus Rivas (publicatiedatum: 9 February, 2009)
Samenvatting
Dieren zijn geen bewusteloze machines. In een artikel voor het blad van de Nederlandse vegetariersbond staat Titus Rivas stil bij de implicaties daarvan.
Dieren: Robots of subjecten?
door Titus Rivas
1. Inleiding
In dit artikel wil ik kort stilstaan bij een belangrijke reden
waarom niet iedereen in Nederland lid is van de Nederlandse
Vegetariersbond (NVB).
Naast overwegingen van medische en ecologische aard, blijft het
hoofdmotief om vegetariër te worden gelukkig nog steeds dat men als
alleseter niet onnodig andere wezens wil doden. Nu zit hier impliciet
de gedachte achter dat er naast medemensen nog andere schepselen zijn
die belang hebben bij het leven, omdat ze (in een bepaalde mate)
gelukkig kunnen zijn. Het is dit vermogen tot het ervaren van geluk bij
dieren dat maakt dat we niet zo maar een einde willen maken aan een
dierenleven. Ook als we aannemen dat dieren een leven na de dood
kennen, dan nog willen we hen zo lang het gaat de controle over hun
aardse leven laten. In de westerse wetenschappelijke traditie heerst
wat dit betreft echter al eeuwenlang een stroming die bovenstaande
gedachte van niet-menselijke wezens die het vermogen tot geluk
bezitten, expliciet aanvecht. Die traditie gaat terug tot de bekende
Franse filosoof en wiskundige René Descartes. Hoewel men het er niet
helemaal over eens schijnt of Descartes altijd consequent was in zijn
denkbeelden aangaande dieren, staat vast dat het volgende van hem
afkomstige idee het "beschaafde" dierbeeld heeft bepaald: Het dier als
machine, als "automaat". In de tijd van Descartes waren allerlei
mechaniekjes zoals speeldozen, rekenmachientjes en schrijvende poppen
erg populair onder welgestelden. Dieren waren nu volgens Descartes
natuurlijke automaten, die niet door de mens, maar door God zo waren
geconstrueerd dat het net leek of ze konden denken. Al hun schijnbaar
intelligente gedrag was dus toe te schrijven aan blinde,
voorgeprogrammeerde instincten. Descartes ging echter nog een stap
verder. Volgens hem bezaten dieren niet alleen geen verstand, maar ook
geen gevoelens of wil. Aangezien diergedrag volledig voorgeprogrammeerd
is, hebben dieren ook niets aan gevoelens of verlangens, want die
kunnen toch nooit invloed hebben op wat ze doen.
Toen Descartes zijn uitspraken deed, stuitte hij wel degelijk op intellectuele weerstand. Men vond het in dit geval toch wel zeer
onwaarschijnlijk dat schijn bedriegt. Dieren lijken in heel hun gedrag
uiting te geven aan verlangens, verwachtingen, angsten, gedachten, etc.
Desondanks won het "cartesiaanse" idee (d.w.z. van Descartes) het pleit
binnen de wetenschap.
Waarschijnlijk speelde hierbij zowel een overwegende
onverschilligheid ten aanzien van dieren als subjecten, als een grote
interesse in de fysieke natuur een grote rol. Na de middeleeuwen
raakten intellectuelen namelijk steeds meer gefascineerd door de
natuurkundige wetmatigheden. Het idee van de door God opgewonden en
automatisch aflopende klok werd een geliefd beeld voor die
wetmatigheden. Zo werd ook het organisme van dieren en mensen opgevat
als een klok. Indien men er nu van uitging dat dieren geen geest
hadden, dan kon men zonder scrupules hun "klok" openschroeven om te
kijken hoe hij er van binnen uitzag, hoe de radertjes op elkaar
afgestemd waren, en dergelijke. En bovendien kon die dierlijke klok dan
gebruikt worden als model voor de menselijke, waar men natuurlijk als
bezield lichaam niet zo maar alles mee kon doen.
Ik wil daarom verder in dit stuk aandacht besteden aan de
voornaamste stromingen binnen het debat rond de vraag of dieren
bewustzijn hebben, m.a.w. of ze subjecten zijn, of dat de benaming
"robots" meer van toepassing is.
2. Het dier als machine
Dat dieren in veel opzichten te vergelijken zijn met machines, is
ontegenzeggelijk waar. Veel van de machines die mensen gebouwd hebben,
zijn ook afgekeken van de dierenwereld. Zo heeft de mens het machinale
vliegen van de vogels en insecten geleerd. Ook van binnen werkt het
dierlijk lichaam volgens ritmen, die goed te vergelijken zijn met de
processen in allerlei machines. Maar dat geldt natuurlijk ook voor het
menselijk lichaam. Wat betreft het diergedrag, valt een ding erg op:
Het instinctieve, voorgeprogrammeerde gedrag dat een vreemde prestatie
lijkt binnen het gehele repertoir van handelingen van een dier.
Vogelsoorten die in het algemeen geen blijk geven van grote
verstandelijke vermogens, blijken in de broedperiode opeens in staat
tot het bouwen van ingewikkelde nesten. Hetzelfde geldt voor de
bouwsels van termieten, het ongeleerde trekgedrag, het aangeboren
balts- en paargedrag, en ga zo nog maar een hele tijd door. Steeds is
er sprake van complexe gedragingen die wanneer men ze in verband brengt
met het soorteigen gedrag als geheel niet te plaatsen lijken als
uitkomst van een denkproces (Zie: Robert A. Hinde (1982). Ethology.
Glasgow: Fontana Paperbacks.) Er spreekt dus alles voor om aan te
nemen dat een dier wat dit soort gedrag betreft niets zelf bedenkt of
beslist, maar eerder gedreven wordt, een beetje zoals mensen soms
gedreven kunnen worden door blinde woede, wellust, of paniek.
Nu zijn er van oudsher twee benaderingen van het gedrag van
dieren, namelijk de ethologische die zich primair richt op het
ethogram, het geheel van aangeboren soorten gedragingen, en de
dierpsychologische, die meer aandacht heeft voor algemene
gedragsprincipes in het dierenrijk. Maar beide gaan sterk uit van het
idee van het dier als machine, gedreven door instincten, en door
zogeheten conditionering "aangepast" aan omgevingsfactoren. Het dier
als subject -een wezen dus dat denkt, voelt, wil, zich verhoudt, etc.-
speelt daarom geen rol binnen de traditionele, cartesiaans
georienteerde ethologie en dierpsychologie (Zie: Donald Griffin.
(1981). The question of animal awareness (2e druk). New York:
Rockefeller University Press.)
3. De mens als machine
Na Descartes heeft in de Franse filosofie onder andere ene De la
Mettrie van zich doen spreken. Hij paste het cartesianisme toe op het
mensbeeld: Ook de mens was een machine volgens genoemde filosoof.
Eigenlijk heeft deze visie sinds de 17e eeuw steeds meer terrein
gewonnen. In het mechanistische materialisme van de 19e eeuw wordt het
subjectieve leven van de mens gelijkgesteld aan de fysiologische
processen in zijn hersenen. Aangezien die processen volledig beheerst
worden door natuurkundige wetten, moet dat ook helden voor het
geestesleven dat er immers identiek mee is, zo redeneert men. Binnen de
psychologie kende men tot enkele decennia geleden een belangrijke
invloed van het zogeheten behaviorisme dat stelde dat al het gedrag
volledig in kaart gebracht kan worden zonder ooit te hoeven verwijzen
naar innerlijke, geestelijke processen. Daarna vond er een wisseling
van de wacht plaats.
Het cognitivisme nam de plaats van het behaviorisme in. Het
heersende mensbeeld werd nu dat van een natuurlijke computer, gevoed
door sensoren en bediend van spieren en ledematen om de buitenwereld te
beïnvloeden en te manipuleren. Het begrip "bewustzijn" of geestelijk
leven werd vanaf toen gemakkelijk verward met de (fysieke)
informatieverwerking binnen een computer. Het idee dat de bewuste geest
eenvoudigweg identiek is aan fysiologische processen is tegenwoordig
meestal vervangen door de gedachte dat de geest een machteloos
bijverschijnsel (epifenomeen) is dat de hersenprocessen begeleidt (Zie:
Jackendoff, R. (1987). Consciousness and the computational mind.
Cambridge: MIT Press.) Nu is er binnen de huidige cognitieve
psychologie dus veel meer plaats voor bewustzijn bij dieren, dan binnen
de cartesiaanse traditie, omdat er geen wezenlijk onderscheid meer
gemaakt wordt tussen mensen en dieren. Mensen en dieren zijn beide
machines,mensen hebben bewustzijn, dus waarom dieren dan niet? Hoewel
dieren en mensen volgens het cognitivisme robots zijn, zijn het wel
bewuste robots.
4. De mens en het dier als subject
Descartes zag de mens als subject, en dat was in tegenstelling tot
zijn dierbeeld, niets bijzonders. Maar zijn dierbeeld heeft ertoe
geleid dat niet alleen het idee van dierlijke automaten, maar ook
menselijke machines steeds minder onaannemelijk werden gevonden. Als
men aanvaardt dat dieren machines zijn, en het menselijk lichaam ook,
dan is het geen grote stap meer om te stellen dat de menselijke geest
volledig machinaal bepaald wordt door de hersenen. Nu is dit idee
natuurlijk niet erg appetijtelijk. Het hele leven verschijnt daardoor
in een licht van zin- en waardeloosheid. Het was dan ook niet
verwonderlijk dat men naast aanhangers van het cartesiaanse mensbeeld
ook zogeheten idealisten en vitalisten zich zag verzetten tegen het
materialisme.
Binnen de psychologie ziet men op een gegeven moment een stroming
ontstaan die zich laat inspireren door de fenomenologische en
existentiële filosofen. Deze stroming staat bekend als de humanistische
of ook wel fenomenologische psychologie, met kopstukken als Maslow,
Rogers, e.d.
De fenomenologische psychologie biedt in principe wel ruimte voor
dierlijke subjecten. Zij gaat uit van de mens als zingevend subject in
plaats van als mechanische (blinde) machine. De mens geeft zin aan zijn
leven binnen zijn unieke ervaringswereld. Het gaat daarom voor de
fenomenologische psychologie minder om mechanisch verklaren dan om
begrijpen van zijn gedrag. Aldus wordt psychologie opgevat als
geesteswetenschap, niet als natuurwetenschap. Toegepast op dieren,
betekent dat dat men uitgaat van het dier als subject in een subjectief
beleefde omgeving, dat om bepaalde redenen allerlei handelingen
verricht. Men moet het dierlijk gedrag dus interpreteren door zich in
het dier in te leven.
Maar ook in een meer natuurwetenschappelijk opgevatte
dierpsychologie is het dierlijk bewustzijn niet langer redelijk uit te
bannen, tenzij men hetzelfde met het menselijk bewustzijn zou doen.
5. Slot
Het is duidelijk dat er binnen de wetenschap sinds enkele decennia
geleden meer ruimte is gekomen voor de gedachte dat dieren geen
bewusteloze machines zijn, maar net als mensen allerlei zaken ervaren.
Hopelijk heeft dat uiteindelijk ook positieve gevolgen voor het
vegetarisme en dierenbescherming.
Nu heb ik in dit artikel geen expliciete, wijsgerige verdediging
gegeven van de stelling dat dieren subjecten zijn. Dat heb ik niet
gedaan, omdat ik verwacht dat dat tamelijk overbodig is in Leven en
laten leven. Aan de geïnteresseerde lezer kan ik onder meer het artikel
"Zijn mensen de enige dieren met bewustzijn?" aanraden, in Prana, 72,
83-88, dat door mij zelf en Esteban Rivas is geschreven.
Dit artikel van Drs. Titus Rivas is verschenen in Leven en laten leven, Orgaan van de Nederlandse Vegetariersbond (NVB).
Contact: titusrivas@hotmail.com