Titel

Creëert Callosotomie alleen een gespleten brein of ook een gespleten ziel?

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 6 January, 2009)

Samenvatting

Uit experimenten met split-brain patienten zou blijken dat het doorsnijden van de hersenbalk leidt tot het ontstaan van twee afzonderlijke bewustzijnsstromen. Is dat wel zo?


Tekst

  Creëert Callosotomie alleen een gespleten brein of ook een gespleten ziel?

door drs. Titus Rivas1

Bij epilepsiepatiënten met veel epileptische aanvallen, past men soms een zogeheten callosotomie (of callostomie) toe. Hierbij wordt een groot deel van het 'corpus callosum', de balk die de twee hersenhelften met elkaar verbindt, doorgesneden zodat de belastende epileptische activiteit voortaan tot één hersenhelft beperkt blijft. Volgens materialisten leidt zo'n ingrijpende operatie ook tot een splitsing van de ziel. Zij wijzen op experimenten na de ingreep die dit zouden aantonen en stellen dat de gedachte van een ondeelbare persoonlijke ziel voortaan echt passé is. Daarmee zou het wetenschappelijk gezien ook definitief gedaan zijn met de hoop dat we de dood geestelijk kunnen overleven. Een verontrustende gedachte, maar hoe sterk zijn de argumenten eigenlijk?

Samenvatting
Materialisten en anderen die de gedachte van een onsterfelijke ziel als achterhaald beschouwen, wijzen graag op experimenten bij zogeheten split-brain patiënten. Daaruit zou blijken dat het doorsnijden van de hersenbalk leidt tot het ontstaan van twee afzonderlijke bewustzijnsstromen, één voor elke hersenhelft. Wanneer een fysieke ingreep een nieuw zelf creëert, geeft dat volgens deze visie aan dat de ziel niet meer dan een sterfelijk product van het brein kan zijn. De auteur kijkt naar de geleverde argumentatie en concludeert dat de experimentele bevindingen geen bedreiging vormen voor het concept van geestelijke onsterfelijkheid. Materialisten passen in feite een cirkelredenering toe.

Inleiding
In de loop der eeuwen hebben denkers verschillende argumenten aangevoerd voor het persoonlijke voortbestaan van de ziel na de dood. Grofweg kun je die onderverdelen in filosofische bewijzen, empirische aanwijzingen en natuurlijk argumenten gebaseerd op een godsdienstige traditie. Veel religieus georiënteerde mensen nemen genoegen met wat hun profeet of godheid hen hierover geopenbaard heeft. In deze tijd van wetenschap staat zo'n houding echter steeds meer onder druk. In de Bijbel en andere heilige boeken komen voorstellingen voor die samenhangen met de algemene opvattingen uit de tijd waarin de geschriften ontstonden. Ze kunnen niet letterlijk overeenkomen met de werkelijkheid, tenzij men weigert de resultaten van wetenschappelijk onderzoek serieus te nemen. Bekende voorbeelden betreffen de passages over de schepping van de wereld in slechts zes dagen of over de zon die om een statische aarde draait. De zogeheten Intelligent Design-beweging poogt daarom een idee van goddelijke schepping te vertalen in wat er bekend is geworden over biologische evolutie. Ook het nieuwtestamentische concept van een verrijzenis van de 'hele' mens wordt tegenwoordig soms in verband gebracht met moderne inzichten over bijvoorbeeld het DNA en de hersenen, bijvoorbeeld bij de Jehova's Getuigen.
De filosofische discussie rond een leven na de dood is niet afhankelijk van deze of gene schriftuur, maar uitsluitend van redelijke argumentatie. Ze draait om de mogelijkheid, waarschijnlijkheid of zelfs zekerheid van een persoonlijk voortbestaan, beoordeeld op rationele gronden. Veel filosofen kijken daarbij ook naar empirische aanwijzingen, maar de interpretatie van die aanwijzingen is afhankelijk van algemenere overwegingen over de natuur van de persoonlijke ziel. Zo is er de klassieke filosofische theorie dat de ziel een onverbrekelijke eenheid vormt. Overigens niet in de betekenis dat er geen onbewuste geest zou kunnen zijn of dat we geen deel-persoonlijkheden zouden kunnen hebben. Maar in een fundamentelere zin, namelijk dat we als subject (bewuste ervaarder) steeds onszelf gelijk blijven. We worden nooit iemand anders, ook al verandert onze persoonlijkheid en ook al ontstaan er zelfs verschillende persoonlijkheden binnen onze geest. Deze constante identiteit van het subject als subject is onverklaarbaar uit de persoonlijkheid en ook onaantastbaar wanneer de persoonlijkheid verandert of zelfs verbrokkelt. Ze is een basisgegeven dat voorafgaat aan alle processen en structuren binnen onze geest en niet veroorzaakt kan zijn door psychologische of fysieke veranderingen. Hierdoor mogen we aannemen dat we als subject reeds bestonden voor onze geboorte en er nog steeds zullen zijn na onze lichamelijke dood. Dit filosofische argument heet wel het substantialistische argument (van de ziel als onvergankelijke substantie) of het argument van de ondeelbaarheid van de ziel en het komt voor in de oudheid, in de middeleeuwen, en bij moderne filosofen als Descartes, Leibniz en Bolzano, maar ook in de Indiase wijsbegeerte, bijvoorbeeld bij het zogeheten logisch realisme van de Nyaya.
De empirische, d.w.z. wetenschappelijke discussie wortelt in de filosofische discussie. Als het bij voorbaat ondenkbaar is dat de ziel zonder haar stoffelijke lichaam de dood overleeft dan heeft het ook geen zin meer naar empirische aanwijzingen voor zo'n voortbestaan te zoeken. Dit vormt onder meer het standpunt van reductionisten, (materialistische) lichaam-geest holisten en (de meeste) boeddhisten. Het concept van een persoonlijk voortbestaan is volgens hen bij voorbaat, a priori onhoudbaar en daarom moeten we schijnbare aanwijzingen altijd anders interpreteren. Bijvoorbeeld door (zelf)bedrog, paranormale gaven van levenden of een onpersoonlijk overleven van fragmenten van iemands geest.

Het split-brain onderzoek
Sinds enkele decennia geleden, stellen reductionisten en lichaam-geest holisten regelmatig dat er een definitief en onomstotelijk bewijs geleverd is tegen het bestaan van een persoonlijke ziel of bewustzijn dat de dood overleeft. Algemener zou een persoonlijk voortbestaan los daarvan al uiterst onwaarschijnlijk zijn door de invloed van het brein op de geest. Die invloed, bijvoorbeeld bij dronkenschap of de ziekte van Alzheimer, zou aantonen dat het bewustzijn volledig een product is van de processen in onze hersenen. Het 'definitieve bewijs' gaat volgens aanhangers verder dan alleen het bestaan van een somatische impact op de ziel. Het betreft in hun optiek experimenten die aantonen dat de eenheid van het bewustzijn een kwetsbaar verschijnsel is, dat voortgebracht wordt door hersenprocessen en daardoor ook kan worden vernietigd.
Split-brain proeven hebben te maken met een zogenoemde callosotomie (of callostomie), een operatie waarbij een groot deel van het zogeheten corpus callosum wordt doorgesneden, d.w.z. de hersenbalk die de twee hemisferen (hersenhelften) met elkaar verbindt. Bij epilepsie-patiënten schijnt de aan die ziekte gekoppelde overprikkeling van het brein met deze methode manier namelijk sterk te worden teruggebracht, zodat het aantal aanvallen ook afneemt. Overigens worden dit soort ingrepen voor zover ik weet inmiddels niet meer zo drastisch doorgevoerd als vroeger, aangezien de technieken verder verfijnd zijn.
Bij split-brain patiënten worden er dus beduidend minder elektrische prikkels doorgegeven van de ene hersenhelft aan de andere. Dit wil zeggen dat ook de zintuiglijke informatie gekoppeld aan de diverse zintuigen voor het grootste deel slechts één hemisfeer bereikt, in plaats van het hele brein. De materialistische theorie voorspelt dat dit behoorlijk drastische gevolgen moet hebben voor het bewustzijn, omdat dit immers een product van de hersenen zou zijn.

Neuropsychologische experimenten
Nu geven materialisten toe dat je zo'n vergaande impact in de meeste gevallen niet direct merkt aan epileptici die een split-brain operatie hebben ondergaan. In het dagelijks leven functioneren zij als doorsnee mensen zonder opvallende handicaps. Het is dus niet het geval dat ze voortdurend slechts de helft van de zintuiglijke informatie tot hun beschikking hebben en daardoor behoorlijk beperkt worden in hun doen en laten.
Dit wordt door materialisten voor zover ik weet verklaard doordat elke hersenhelft vroeg of laat alle relevante prikkels binnenkrijgt, aangezien de persoon uiteindelijk al zijn zintuigen zal gebruiken om informatie over een omgeving of object te verzamelen. Hierdoor zou er toch een behoorlijk grote afstemming tussen de hersenhelften ontstaan of anders zal één van de hemisferen de andere zozeer domineren dat normaliter alleen het daaraan gekoppelde gedrag te zien zal zijn.
Het is echter mogelijk om een experimentele opzet te creëren waarbij bijvoorbeeld elk oog een ander plaatje te zien krijgt zonder dat de patiënt hier ook met zijn andere oog naar kan kijken.