Net als James Chaffin: Nederlandse aanwijzingen voor postume bezorgdheid om nabe
Geplaatst door
Titus Rivas (publicatiedatum: 28 October, 2008)
Samenvatting
Het Amerikaanse geval James Chaffin vormt een schoolvoorbeeld van mogelijke communicatie met een overledene. Zeer kort geleden werd er in Nederland een vergelijkbaar geval gemeld van postume informatie over documenten.
Net als James Chaffin? Nederlandse aanwijzingen voor postume bezorgdheid om nabestaanden
door Titus Rivas en Anny Dirven (1)
Samenvatting
Binnen de parapsychologische literatuur vormt het Amerikaanse geval James Chaffin een schoolvoorbeeld van mogelijke communicatie met een overledene. Daarin staat informatie over een verborgen testament centraal. Zeer kort geleden werd er in Nederland een vergelijkbaar geval gemeld van postume informatie over documenten. Dit soort gevallen kan wijzen op bezorgdheid bij overledenen om het welzijn van nabestaanden.
Inleiding
In de literatuur over parapsychologische aanwijzingen voor een leven na de dood is herhaaldelijk aandacht besteed aan een geval uit de jaren '20 van de vorige eeuw (Salter, 1961; Bosga, 1986; Rivas, 2003; Fontana, 2005). Een boer uit de Amerikaanse staat North Carolina, James Chaffin, kwam in 1921 plotseling te overlijden bij een ongeluk. In 1905 had hij een testament opgesteld waarin hij zijn hele bezit naliet aan zijn zoon Marshall. Zijn vrouw en andere kinderen kregen niets van de erfenis. In 1925 kreeg een andere zoon, James Chaffin Jr., een droom waarin zijn vader aan hem verscheen gekleed in een zwarte overjas. Hij hield zijn jas op een bepaalde manier vast en trok hem naar achteren. Daarna zei hij: “Je zult mijn testament in de zak van mijn overjas vinden” en verdween weer. James traceerde de jas en in de binnenzak vond hij een stuk papier met de woorden “Lees het 27e hoofdstuk van Genesis in de oude bijbel van mijn vader”. Toen de bijbel was teruggevonden, stelde James in het bijzijn van getuigen vast dat er tussen dichtgevouwen bladzijdes waarop het 27e hoofdstuk van Genesis was gedrukt een ander testament te vinden was, gedateerd 16 januari 1919. Het tweede testament werd goedgekeurd door een rechtbank en in december 1925 ten uitvoer gebracht.
Skeptici hebben tegen dit geval aangevoerd dat het vreemd is dat Chaffin Sr. zijn tweede testament op zo’n onwaarschijnlijke plaats had verstopt. Maar W.H. Salter, die het geval vastlegde voor de Engelse Society for Psychical Research, benadrukt dat een Amerikaanse advocaat hem uitlegde dat dergelijk gedrag helemaal niet ongeloofwaardig was voor boeren in die streek.
David Fontana bespreekt de mogelijkheid van een vervalsing van het tweede testament. Hij wijst daarbij onder andere op een latere verschijning die James Chaffin Jr. van zijn vader meldde, waarbij James Chaffin Sr. opgewonden naar zijn oude testament vroeg. Zo'n verhaal verwacht men volgens Fontana niet direct van een gewetenloze bedrieger. Bovendien werd de authenticiteit van het testament zoals gezegd door een rechtbank erkend.
Diverse auteurs stellen dat het zeer moeilijk is om dit geval te verklaren door middel van terugschouw van de kant van James Chaffin Jr. Hij had namelijk geen aanleiding om te verwachten dat zijn vader ergens een tweede testament had verstopt. Het lijkt er volgens hen daarom echt op dat zijn vader hem daar zelf na diens dood op wees. Alleen als men een leven na de dood bij voorbaat afwijst, lijkt het nog vol te houden dat alternatieve hypothesen hoe dan ook meer voor de hand liggen. Zoals ongemotiveerde telepathische retrocognitie of bewuste activering van telepathische informatie die onbewust al tijdens het leven van Chaffin Sr. verkregen zou zijn.
Het geval van James Chaffin is niet het enige geval van dit type. Er zijn al in die periode zelf vergelijkbare gevallen gepubliceerd. Het fenomeen van een mogelijk postuum contact met relevante nieuwe informatie waar nabestaanden niet op uit waren, blijkt bovendien ook nu nog voor te komen.
Jacqueline v. S.
In 2005 werden wij voor het eerst benaderd door mevr. Jacqueline v. S. uit Zeeland. Dit gebeurde in de vorm van een deelname aan een vragenlijst op de website van Stichting Spirituele Ontwikkeling van Mary Remijnse en Bram Maljaars. Jacqueline vertelde ons dat ze sinds enkele jaren regelmatig contact had met haar overleden vader Cor. Hij was in 1992, kort voor zijn 74ste verjaardag gestorven.
Ze schrijft hier in mei 2005 onder andere over: 'De laatste jaren van zijn leven is ons contact op de een of andere manier veel closer geworden. Toen mijn vader overleed, voelde ik me zo vreemd, constant was er iets of iemand bij me. (...)
Ongeveer een jaar geleden kon ik maar niet slapen. Iets of iemand zou heel graag met me willen praten/communiceren, maar dan graag wel middels het tekenen van een cirkel op papier met de letters A t/m Z en met mijn ketting als pendel. Wat schetst mijn verbazing? Iemand met de naam Cent meldde zich. Hij was altijd bij mij - gids? - en was vroeger jong gestorven aan een ziekte, miltvuur of iets dergelijks. Ik heb het toen niet opgeschreven, maar er was echt een gesprek. Ik vroeg of mijn vader bij hem was. Zijn antwoord was dat ik het zelf aan mijn vader kon vragen. En toen begon het. Nagetrokken via mijn moeder die over gegevens van de stamboom beschikt, dat Cent familie van mij is en inderdaad vroeg gestorven is "Cent v. S.".' Later omvatte het contact niet slechts boodschappen door middel van pendelen, maar het breidde zich uit tot indrukken via "helder horen, zien, ruiken of voelen." Volgens Jacqueline waarschuwde haar vader haar bijvoorbeeld voor een ongelukkig huwelijk. Ook kwamen er indrukken van andere overledenen bij.
In tegenstelling tot sommige andere 'mediums' hecht Jacqueline zelf ook waarde aan bevestiging van de boodschappen die zij van vader Cor 'doorkrijgt'. In dit verband is vooral de volgende ervaring van belang.
Een rolluikkastje
Op ons verzoek beschreef Jacqueline een van de meest bewijskrachtige ervaringen die zij meemaakte in het contact met haar overleden vader. In een mail van 9 mei 2007 schrijft zij ons over een ervaring die ze ongeveer een jaar daarvoor beleefde: “Zoals jullie weten is mijn vader altijd wel bij me. Toen mijn moeder een nieuwe relatie kreeg zo'n twee jaar geleden en ze ging samenwonen, moest er veel van de inboedel verdeeld worden. Ik had niet zoveel ruimte meer, omdat mijn man en ik samen al van twee huishoudens één hadden moeten maken (en we hier ook niet zo handig in zijn). Maar goed, om een lang verhaal kort te maken... Een kastje waar niemand meer interesse in had, maar ik des te meer, dat vroeger van mijn vader was geweest en waarin hij administratie bewaarde vroeger in de slijterij, moest ook plaats maken. Niets meer waard! Voor mijn gevoelswaarde des te meer. Toen ik zo rond mijn zesde had leren schrijven, was ik daar zo trots op, dat ik besloot mijn vader eens te helpen en op alle laatjes de letters van het alfabet te schrijven, in grote koeienletters natuurlijk. Daar was hij niet zo blij mee. Enfin, het rolluikkastje paste niet bij mij in de auto, dus mijn broer had beloofd het kastje bij gelegenheid bij mij af te leveren. Zo gezegd, zo gedaan. Na een paar weken stond het kastje dan bij mij thuis. Vanaf dat moment werd ik regelmatig wakker gemaakt 's nachts: "Jacq, je mot in ut rolluukkasje kieke" (op z'n Zeeuws natuurlijk) en nog een paar keer. (Zoals ik wel vaker denk, omdat ik het ook niet altijd kan vatten, had ik zoiets van: 'Het zijn je gedachtes maar Jacq., ga nou maar slapen'). Maar ook die nacht daarop hetzelfde 'gedonder', want van slapen kwam niet veel meer. Tig keer dezelfde boodschap ontvangen en dat nachten achter elkaar. Het werd me ook steeds duidelijker. Het was een boodschap voor mijn broer en die lag in het laatje “N”. Jammer genoeg was mijn broer vergeten de sleutel aan me te geven, dus er ging weer wat tijd overheen, voordat ik eindelijk mijn nieuwsgierigheid kon bevredigen en kon zien wat er nu voor belangrijke boodschap was. Om de uitkomst van het verhaal te begrijpen, moet je eerst wat achtergrondinformatie hebben.
Het pand in B., waar mijn vader vroeger de slijterij had, daar heeft mijn broer nu een kledingzaak in. Vroeger had mijn vader ook nog een pakhuis om de dranken in op te slaan en dat pakhuis stond in een zijstraatje van de winkelstraat waar de slijterij gevestigd was, maar je kon via de achterdeur binnendoor over eigen grond naar het pakhuis lopen. Dat pakhuis is destijds door mijn vader verkocht, maar mijn broer heeft jaren geleden via een rechtszaak aan moeten tonen hoe o.a. het eigendom, tussenmuren, recht van overpand enz. tussen de twee panden verdeeld was. Helaas kon hij dat niet aantonen. De rechter heeft toen wel aangenomen dat mijn broer de waarheid sprak, maar bij toekomstige problemen met buren of zo, moest hij toch aan kunnen tonen hoe een en ander nu in elkaar stak (zoals ik achteraf van mijn broer begrepen had). - Hier had ik dus geen weet van - OK, toen ik eindelijk de sleutel had van dat rolluikkastje en ik eindelijk kon gaan kijken, bleken er in het hele kastje alleen nog maar oude papieren en folders van dranken enz. te liggen. (Mijn moeder had al gezegd dat ze geen tijd had gehad om alles leeg te maken, maar dat ik het zo zonder te kijken weg kon gooien allemaal). Maar goed: eerst had ik bij de letter "N" gekeken en ik vond een officieel document (met zegel) uit het jaar 1903 over de winkel en het pakhuis van mijn vader destijds. (Een oude plattegrond van B. was bijgesloten.) In dit document stond vermeld hoe het recht van eigendom geregeld was enz. Heb meteen mijn broer gebeld, die meteen veel boodschappen voor hem elke keer, die uitkomen) met zijn oren stond te klapperen. Het staat buiten kijf dat hij deze papieren in de (nabije) toekomst nodig zal hebben. Een vader (zeker die van ons) blijft een echte vader, ook na zijn "dood".”
Begin mei 2007 vroegen we de broer van Jacqueline, A. v. S., telefonisch om ons te vertellen over een eventuele boodschap van zijn overleden vader over een kast. Tot onze verbazing bevestigde hij dat Jacqueline hem een boodschap had doorgegeven over een kastje, maar dit bleek wel een andere kast te betreffen! Ongeveer anderhalf jaar geleden, dus eind 2005, zou Jacqueline hem hebben doorgegeven dat hij in een brandkast in zijn eigen huis een belangrijk document kon terugvinden. Het ging om een document dat zoek was geraakt en dat volgens Jacqueline op de middelste plank links op een stapeltje zou liggen, wat inderdaad het geval was. Hij had daarvoor zelf al in het kastje gezocht, maar er kennelijk overheen gekeken.
Merkwaardig genoeg bevestigde A. v. S. dus wel spontaan dat zijn zus hem een boodschap had doorgegeven over een officieel document, maar alleen betrof dit een ander document in een andere kast die ook nog in een andere woning stond!
Jacqueline schreef ons naar aanleiding van deze getuigenis dat zij zich deze ervaring eveneens kon herinneren. Kennelijk had deze gebeurtenis minder indruk op haar gemaakt dan op haar broer. Parapsychologisch gezien is dit terecht, omdat het nu eenmaal voor de hand ligt dat belangrijke papieren bij voorkeur in een safe worden opgeborgen. Bovendien had A. v. S. van tevoren al in de kast gezocht en het is dus goed denkbaar dat hij het document onbewust al tegengekomen was. In principe volstaan een eenvoudige vorm van telepathie tussen broer en zus en misschien zelfs stom toeval om deze concrete ervaring te verklaren.
In een tweede telefoongesprek stelde één van ons, Anny Dirven, A. v. S. een minder open vraag. Ze legde hem Jacqueline's beschrijving van de ervaring met het rolluikkastje voor. Hij bevestigde dit keer volmondig het relaas van zijn zus. Ook zijn echtgenote beaamde dat de ervaring zich werkelijk had voorgedaan zoals beschreven door haar schoonzus.
Evaluatie
Zelfs als we de bevestiging van A. v. S. en zijn vrouw verwerpen – er is overigens geen specifieke aanleiding om dat te doen – dan nog is het opmerkelijk dat er in 2007 een Nederlands geval gemeld wordt dat op zijn minst doet denken aan het klassieke geval van James Chaffin. Als we aannemen dat een en ander werkelijk verlopen is als Jacqueline v. S. beweert, dan moeten we haar verhaal opvatten als een sterke aanwijzing voor de stelling dat overledenen emotioneel betrokken kunnen blijven bij hun nabestaanden (vgl. Rivas & Dirven, 2006). Deze stelling past goed bij een algemenere theorie dat overledenen psychologisch gezien op een vergelijkbare manier kunnen functioneren als levende mensen.
Literatuur
- Bosga, D. (1986). Een broertje dood aan spiritisme. Deventer: Ankh-Hermes.
- Fontana, D. (2005). Is there an afterlife? A comprehensive overview of the evidence. Hants: O Books.
- Rivas, T. (2003). Spoken bestaan: geestverschijningen met paranormale informatie. Prana, 135, 78-85.
- Rivas, T, & Dirven, A. (2004). Dankbaarheid bij overledenen: Twee mogelijke gevallen. Tijdschrift voor Parapsychologie, 2, 16-19.
- Salter, W.H. (1961). Zoar, or The Evidence for Psychical Research Concerning Survival. Londen: Sidgwick and Jackson.
Dit artikel werd gepubliceerd in het Tijdschrift voor Parapsychologie en Bewustzijnsonderzoek, nr. 2 [378], juni 2008, blz. 9-11.
(1) Met dank aan Mary Remijnse en Bram Maljaars van Stichting Spirituele Ontwikkeling.
Contact: titusrivas@hotmail.com