Titel

Wie is daar? Parapsychologische controverses rond mediumschap

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 8 June, 2008)

Samenvatting

Titus Rivas staat voor Prana stil bij de voornaamste aspecten van het mediumschap in parapsychologisch perspectief.


Tekst

Wie is daar? Parapsychologische controverses rond mediumschap

door Titus Rivas1

'Paranormale' TV-programma's lijken zo langzamerhand geaccepteerd te zijn in Nederland. Zowel commerciële zenders als publieke omroepen spelen hier op in met uiteenlopende shows als Wonderen Bestaan, Het Zesde Zintuig, De Babyfluisteraar en Char. Tot afgrijzen van skeptici zal deze normalisering ongetwijfeld van invloed zijn op de perceptie van paranormale verschijnselen. Eén van de onderwerpen die regelmatig aan bod komen, is het verschijnsel van de zogeheten mediums. Daarom wil ik in dit artikel eens stil staan bij wat hier vanuit de parapsychologie nu eigenlijk zoal over bekend is.

Definities en onderscheiden
Laat me eerst eens benadrukken dat het meervoud van het parapsychologische begrip medium echt mediums is, en niet media. Vergelijkbaar met forums (in plaats van fora) op internet. Dit om hypercorrecties te voorkomen. Bij mediums gaat het in het algemeen om bijzondere mensen die fungeren als 'doorgeefluik' van informatie of intenties van overledenen. Parapsychologisch gezien werken ook paragnosten of helderzienden met paranormale informatie, ook al gebeurt dit op basis van de eigen buitenzintuiglijke vermogens, en channels zouden naar verluid telepatisch contact leggen met (vooral hogere) geesten. Het onderscheid tussen deze drie categorieën is daarom niet altijd even scherp te maken. Uitgaande van een voortbestaan na de dood is het bijvoorbeeld denkbaar dat een paragnost niet alleen regelmatig telepathisch contact heeft met levenden maar net zo goed met overledenen. Onder die omstandigheden zou het werk van een paragnost samenvallen met een vorm van mediumschap. Wanneer je gelooft in het bestaan van bovennatuurlijke wezens zou het eveneens zo kunnen zijn dat een medium of paragnost daar geestelijk mee in aanraking komt. Interessant genoeg beweert de TV-paragnost Derek Ogilvie, de 'babyfluisteraar', dat hij vroeger een succesvol spiritistisch medium is geweest. In het Engels worden de woorden medium en psychic overigens nog wel eens gebruikt als synoniemen, evenals medium en channel.
Binnen het mediumschap zoals ik dat boven gedefinieerd heb kun je allereerst een onderscheid maken tussen fysisch en mentaal mediumschap. Bij fysisch mediumschap gaat het om fysieke fenomenen die blijk geven van de aanwezigheid of bedoelingen van overledenen. Een fysisch medium zou volgens spiritisten mede de paranormale of fijnstoffelijke 'energie' leveren waarmee overledenen zich fysiek kunnen manifesteren. Fysische mediums zijn in die zin verwant aan parergasten of psychokineten, omdat ze betrokken zijn bij het opwekken van psychokinetische verschijnselen.
Bij mentaal mediumschap kan er overigens ook sprake zijn van paranormale fysieke activiteit, maar de uitwisseling van informatie met overledenen staat centraal.

Fysisch mediumschap
Uit de bloeitijd van het spiritisme zijn de namen van allerlei fysische mediums bekend gebleven, zoals Daniel Dunglas Home, Florence Cook, Eusapia Paladino, Stella C., Rudi Schneider, Franek Kluski en Carmine Mirabelli. Zij zouden betrokken zijn geweest bij spectaculaire (paranormale) fysieke verschijnselen zoals tafeldansen, klopgeluiden, lichtverschijnselen, levitaties van voorwerpen, en het materialiseren2 van bloemen, organen of zelfs hele lichamen van mensen of dieren. Dit alles gaat lang niet altijd gepaard met duidelijke boodschappen van concrete overledenen, maar de deelnemers denken wel dat wat zij meemaken tijdens de séance afkomstig is van 'gene' zijde.
Uiteraard worden fysische mediums bij serieus parapsychologisch onderzoek onderworpen aan zeer strikte condities om elke vorm van misleiding uit te kunnen sluiten. Dit is niet alleen nodig om deugdelijke bewijzen te kunnen leveren voor eventuele prestaties van de mediums, maar ook omdat sommige van hen betrapt zijn op het plegen van bedrog. Religieuze spiritisten3 kunnen erg veel moeite hebben met controlemaatregelen. Het zou volgens hen van weinig respect getuigen voor de mediums in kwestie en – erger nog – voor de geesten die zich manifesteren. Maar dit mag zeker geen beletsel vormen bij systematisch onderzoek. De verschijnselen zijn nu eenmaal te spectaculair om ze op wetenschappelijk niveau zomaar te aanvaarden. Dat kan echt uitsluitend wanneer er strenge maatregelen zijn genomen om bedrog en andere normale factoren uit te sluiten. Het is wat dit betreft problematisch dat veel fysische mediums alleen goed zouden kunnen functioneren bij zwakke verlichting. Dit maakt het extra moeilijk om precies in de gaten te houden wat er allemaal gebeurt tijdens een séance.

Van sommige mediums zoals Eusapia Palladino heeft men aangetoond dat ze werkelijk bedrog probeerden te plegen. Om het nog wat complexer te maken, Palladino slaagde er naar alle waarschijnlijkheid wel in om authentieke paranormale verschijnselen voort te brengen. Maar je kunt alleen tot die conclusie komen als je je verdiept in al het onderzoek dat er met haar gedaan is en het zou veel gemakkelijker zijn als dat gewoon niet nodig was.

Er zijn hoe dan ook aanwijzingen dat niet alle observaties op dit gebied alleen maar op misleiding berusten. Daniel Dunglas Home is bijvoorbeeld nooit overtuigend op bedrog betrapt terwijl hij wel door zeer veel ontwikkelde tijdgenoten onderzocht werd. De jurist Victor Zammit schrijft over Home onder andere:
“Het uitzonderlijke van Home was dat hij in staat was om in daglicht of gaslicht te werken en in huizen waar hij nog nooit was geweest. Onder deze omstandigheden was hij in staat om:
- Klopgeluiden te produceren die in de hele kamer gehoord werden
- Tafels in de lucht te laten zweven
- Muziekinstrumenten uit zichzelf te laten spelen
- Handen zonder lichaam te laten verschijnen; aanwezigen konden deze inspecteren, aanraken en schudden, maar als iemand de hand probeerde vast te houden smolten ze weg
- Zichzelf en anderen te leviteren
- Hete kolen in de handen te pakken zonder nare gevolgen.
Tegen het einde van zijn carrière werd Home gevraagd of hij zijn krachten wilde demonstreren in een laboratorium. In testen die werden uitgevoerd door Alexander Von Boutlerow in Rusland en William Crookes in Engeland was hij in staat om op afstand telekinetische effecten te produceren die gemeten konden worden met weegmachines.”
Veel recentere voorbeelden van fysisch mediumschap zijn te vinden bij het zogeheten Scole Experiment. Vier mensen uit Scole (Norfolk) hielden séances waarbij maar liefst 180 fysieke paranormale voorvallen zouden zijn gedocumenteerd. Helaas gingen de entiteiten die zich volgens de Scole groep manifesteerden echter niet akkoord met experimentele condities die de fenomenen echt konden bewijzen. Tegelijkertijd beweerden ze dat fysieke verschijnselen erg belangrijk zouden zijn voor het aantonen van daadwerkelijk contact met overledenen. Desalniettemin lijkt een deel van de Scole fenomenen wel authentiek.
Nog recenter zijn de onderzoekingen naar het hedendaagse materialisatiemedium David Thompson. Hij is onder andere bestudeerd door Zammit die stelt dat hij voldoende maatregelen heeft genomen om bedrog uit te sluiten. De jurist beweert dat hij met zijn eigen ogen waargenomen heeft hoe er 'ectoplasma' uit het lichaam van Thompson kwam en hoe dit zich vormde tot volledige, levende en communicerende gestalten.
Al met al is fysisch mediumschap een erg complex parapsychologisch onderzoeksveld, waarover dan ook weinig consensus bestaat. Dit geldt niet alleen voor de verschijnselen zelf, maar bijvoorbeeld ook voor de eventuele rol die ectoplasma, een soort fijnstoffelijk materiaal, daarbij zou spelen.

Mentaal mediumschap
De categorie van het mentale mediumschap kun je verder onderverdelen in drie vormen:
- Motorische automatismen, zoals glaasje draaien, het ouija-bord, de planchette, pendelen of automatisch schrift. Overledenen zouden hierbij gebruik maken van het motorisch apparaat van het medium, maar zonder dat het medium daarbij zelf in een diepe trance verkeert.
- Helderziend of telepathisch contact met overledenen. Het gaat hierbij in feite om een soort paragnosten die gespecialiseerd zouden zijn in communicatie met geesten.
- Trance-mediumschap waarbij het medium tijdens een diepe trance door een overledene geestelijk en/of lichamelijk wordt 'overgenomen', dat wil zeggen dat de overledene het medium (of zijn of haar lichaam) gebruikt als voertuig van communicatie. In al deze drie gevallen gaat het steeds om (het doorgeven van) boodschappen van gene zijde, hoewel er vaak ook sprake is van een gids of controlegeest die toezicht zou houden op het doorkomen van specifieke overledenen. Veel parapsychologen gaan er vanuit dat deze controlegeesten meestal neerkomen op een onbewust deel van het medium zelf, vergelijkbaar met een secundaire persoonlijkheid bij dissociatie of MPD4. Ze leveren namelijk zelden of nooit informatie die hun aardse identiteit zou bewijzen en komen over als personages uit een sprookje of fantasieverhaal.
Bij onderzoek naar de prestaties van mentale mediums is het uiteraard al evenzeer van groot belang dat men alle mogelijke normale verklaringen systematisch probeert uit te sluiten, zoals bedrog, zelfbedrog en fantasie. In het geval van bedrog kunnen mediums van tevoren, zelf of via handlangers, informatie inwinnen over deelnemers aan een séance die ze vervolgens presenteren als boodschap van een overledene. Helaas lijkt dit aan de orde te zijn geweest bij het jonge Nederlandse medium Robbert van den Broeke. Hoewel hij over het algemeen oprecht en ietwat naïef overkomt, lijkt hij tijdens zijn deelname aan een serie van RTL 4 toch gezwicht te zijn voor de prestatiedruk. Zoals skeptici genadeloos hebben aangetoond, heeft Van den Broeke kennelijk foutieve informatie van internet verwerkt in zijn 'paranormale' uitspraken. Concreet had hij het over een 'genverbrander', wat overeenkwam met een typefout op een website waarop ook andere gegevens die hij had genoemd te lezen waren. Genverbrander had geneverbrander moeten zijn (d.w.z. jeneverbrander). Hoewel men een bizar toeval niet volledig kan uitsluiten, lijkt het toch uiterst onwaarschijnlijk dat hierbij geen ernstige vorm van (zelf)bedrog5 meespeelde.
Bovendien kunnen mediums door het stellen van vragen en het letten op allerlei uiterlijke kenmerken en gedrag veel over iemand te weten komen zonder dat ze paranormale indrukken binnenkrijgen. Sommige populaire mediums zoals Char Margolis lijken al dan niet bewust gebruik te maken van zulke methoden. Char stelt bijvoorbeeld de vraag of bepaalde letters een betekenis hebben voor de aanwezigen, waarbij ze steevast twee letters tegelijk noemt. Ze vraagt vervolgens regelmatig hoe een overledene zich verhoudt tot de aanwezigen, waarbij ze zelf vaak opnieuw verschillende mogelijkheden noemt. Niet alleen is de kans dat ze met haar gegis op een echte overledene stuit erg groot, maar ze verzamelt (of ze zich daar nu helemaal van bewust is of niet) vooral veel normale informatie door haar vragen. Hoewel het niet uitgesloten kan worden dat ze werkelijk mediamiek begaafd is, is haar werkwijze parapsychologisch beschouwd op zijn minst erg onhandig.
Wat dit betreft lijken andere populaire mediums zoals James van Praagh en Allison DuBois in elk geval een betere methode te hanteren, doordat zij meestal meteen uitgebreid over hun indrukken beginnen, in plaats van de aanwezigen eerst de oren van het hoofd te vragen.
Het kan bij mentaal mediumschap bovendien gaan om normale kennis over een overledene die berust op wat het medium ooit over de persoon in kwestie gelezen of gehoord heeft en op bewust niveau weer vergeten is, een proces dat bekent staat als cryptomnesie6.
In de beginperiode van de parapsychologie oftewel psychical research is veel onderzoek gedaan naar de verrichtingen van mentale mediums, zoals Leonora Piper en Gladys Osborne Leonard. Op basis van grondige onderzoekingen uit die tijd, lijkt het op zijn minst zeer aannemelijk dat zij echt in staat waren om veel paranormale informatie over overledenen te verstrekken. Allerlei vroege parapsychologen, zoals Frederic Myers en Oliver Lodge raakten hierdoor overtuigd van een voortbestaan na de dood en communicatie met overledenen.
Sindsdien is het onderzoek naar mentale mediums enige tijd op de achtergrond geraakt, maar tegenwoordig staat het weer volop in de belangstelling door het werk van onderzoekers zoals de Schotse astronoom en parapsycholoog Archie Roy en Gary E. Schwartz van het zogeheten Veritas-programma7 van de Universiteit van Arizona. Zij lijken er in geslaagd om waterdichte experimenten uit te voeren waaruit in ieder geval blijkt dat mentale mediums werkelijk paranormale informatie kunnen verschaffen over overledenen.

Fysisch mediumschap met paranormale informatie
In veel gevallen staan bij fysisch mediumschap de fysieke verschijnselen centraal en speelt de inhoud van eventuele boodschappen geen rol van betekenis. Toch kan er bij bepaalde sessies met fysische mediums paranormale informatie in het spel zijn.
Iets dergelijks geldt tevens voor het fenomeen instrumentele transcommunicatie (ITC), een gebied dat nog maar nauwelijks goed onderzocht is. De term instrumentele transcommunicatie slaat op het gebruiken van elektrische of elektronische apparaten om contact te leggen met geesten, zoals fotocamera’s, televisies, radio’s, videorecorders, bandrecorders en computers. Een deelgebied daarbinnen wordt gevormd door de zogeheten Electronic Voice Phenomena oftewel EVP, in het Nederlands ook wel aangeduid als bandstemmen. Konstantin Raudive en Friedrich Jürgenson deden bijvoorbeeld onderzoek naar mogelijke paranormale stemmen van overledenen die geregistreerd zouden zijn op een geluidsband. George W. Meek en een assistent genaamd William zouden vloeiend hebben gecommuniceerd met een overleden dokter, dr. Mueller, via een apparaat dat zij de Spiricom noemden. Dit verschijnsel is verwant aan het zogeheten Direct Voice Phenomenon van mediums zoals Leslie Flint. Hierbij zouden zich een soort kunstmatige stembanden materialiseren die vervolgens gebruikt worden voor het doorgeven van paranormale informatie. Het lijkt enigszins op spontane gevallen waarin mensen boodschappen van gene zijde lijken te krijgen door telefoontjes van overledenen.
Klaus Schreiber en Ernst Senkowski melden dat ze onder meer videobeelden van overledenen en paranormale teksten op hun computerscherm zouden hebben vastgelegd. Er is een aantal beweringen van dergelijke beoefenaars van instrumentele transcommunicatie dat (mits authentiek) echt zou kunnen wijzen op contact met overledenen, maar hier is helaas bijna nog geen onafhankelijk onderzoek naar verricht. Een Nederlandse expert op het gebied van de instrumentele transcommunicatie is Dr. Anita Laverman. Er bestaat verder een Nederlandse organisatie. het WENT, van onder andere Remko Ehrhardt die met EVP heeft geëxperimenteerd. Ik heb Anita Laverman en enkele leden van het WENT persoonlijk ontmoet en ze maken allemaal een oprechte indruk. Het lijkt er werkelijk op dat ze in de loop der tijd een aantal opnames van paranormale bandstemmen hebben gemaakt.

Wat houdt mediumschap in?
De skeptische verklaring van de verrichtingen van mediums is tamelijk eenvoudig. Het gaat in alle gevallen om normale factoren, zoals bedrog, zelfbedrog en dissociatie. Bij dissociatie vindt er onbewust een splitsing van een deel van iemands persoonlijkheid plaats, waarna het afgesplitste deel min of meer zelfstandig lijkt te kunnen functioneren, dat wil zeggen los van de normale of hoofdpersoonlijkheid. Op zich is dit nog geen teken van een psychiatrische aandoening en in talloze culturen zouden dissociatieve verschijnselen een rol kunnen spelen als bron8 of ter ondersteuning9 van religieuze overtuigingen. Het gaat echter per definitie alleen om psychologische processen van het medium zelf.
Joop Doorman van Stichting Skepsis heeft in een ruimer verband gesteld dat het van belang is om respect op te brengen voor de levensbeschouwelijke overtuigingen van mensen. Dit geldt natuurlijk evenzeer voor spiritistische overtuigingen. Zolang zij niet gepaard gaan met uitwassen zoals uitbuiting of sekte-vorming is het geen probleem als mensen een spiritistisch wereldbeeld aanhangen. Integendeel zelfs, hun overwegend positieve opvattingen kunnen van grote waarde zijn.
De benadering van mediumschap van de kant van het spiritisme (als religieuze beweging) ziet er uiteraard heel anders uit. Mediums zouden volgens spiritisten beschikken over een speciale psychologische, lichamelijke of fijnstoffelijke constitutie die hen meer dan gemiddeld geschikt zou maken als communicatie- of informatiekanaal. Hoewel onbewuste processen van het medium zelf niet worden uitgesloten, gaat men er meestal toch van uit dat er bij séances daadwerkelijk contact met overledenen tot stand komt. Veel spiritisten voelen er overigens niets voor om deze theorie te laten toetsen door zelfstandige parapsychologen. Zelf heb ik meer dan eens meegemaakt dat men een voorstel tot onafhankelijk onderzoek opvatte als een motie van wantrouwen tegen zowel het medium als de betrokken geesten. Gelukkig geldt dit niet voor alle spiritisten, want anders had men natuurlijk nooit systematisch onderzoek naar de verrichtingen van mediums kunnen doen. Ook tegenwoordig zijn er nog mediums zoals Allison DuBois10 die bereid zijn zich te laten onderzoeken.
Parapsychologisch onderzoek heeft geleid tot verschillende theorieën over paranormale aspecten van mediumschap die je globaal genomen kunt onderverdelen in enerzijds de zogeheten animistische of Super-PSI11hypothese en anderzijds de 'spiritistische' of survival-hypothese.
Volgens de eerste theorie worden alle paranormale verschijnselen tijdens séances door het medium (en eventueel de aanzitters) zelf veroorzaakt. De term animisme verwijst in dit verband naar het begrip anima, dat wil hier zeggen de onbewuste ziel of geest van het medium waaruit alles voort zou komen. Super-PSI verwijst naar buitengewone paranormale vermogens die in ieders onbewuste geest schuil zouden gaan en met name tijdens spiritistische sessies geactiveerd zouden worden. Er is dus geen sprake van skepsis ten opzichte van paranormale informatie of fysieke verschijnselen die in verband met mediums kunnen optreden.
Volgens de tweede theorie is er weliswaar (mogelijk) een rol weggelegd voor onbewuste processen van levenden, waaronder onbewuste ESP en psychokinese, maar daarnaast zou er een harde kern bestaan van fenomenen die alleen bevredigend verklaard kunnen worden door de inwerking van overledenen. Het woord 'spiritistisch' geeft in dit verband simpelweg aan dat men het (in elk geval gedeeltelijk) eens is met de manier waarop spiritisten zelf tegen mediumschap aankijken. Het kan verder nog verwijzen naar spiritus, dat in dit verband 'geest van een overledene' betekent.
Tegenwoordig spreekt men echter onder invloed van de Engelstalige literatuur eerder van een zogeheten survival-hypothese, dat wil zeggen een theorie die uitgaat van een overleven na de dood, waarmee men tenminste een deel van het bewijsmateriaal zou moeten verklaren. De paranormale aspecten van mediumschap zijn op die manier niet alleen van belang voor de vraag of er daadwerkelijk contact gelegd kan worden met gestorven mensen, maar ook voor de vraag of men na de dood nog bij bewustzijn kan zijn12.

Bijzondere aanwijzingen ten gunste van de survival-hypothese
Volgens aanhangers van de survival-hypothese (zoals ondergetekende) bestaan er twee vormen van overdracht van paranormale informatie via mentale mediums waarvan het bijzonder onaannemelijk lijkt dat ze gegenereerd zijn door het medium zelf. We hebben het dan over:
Kruiscorrespondenties, waarbij een overledene ongemerkt verschillende, los van elkaar opererende mediums zou beïnvloeden zodat deze samen een boodschap doorkrijgen. De voornaamste kruiscorrespondenties vonden plaats in de periode 1901-1932 en men maakte gebruik van automatisch schrift. De bronnen van de kruiscorrespondenties zouden hebben bestaan uit de eerste drie overleden pioniers van de Britse Society for Psychical Research, namelijk F.W.H. Myers, Henry Sidgwick en Edmund Gurney. De teksten zelf waren fragmentarisch, cryptisch en onsamenhangend en er werd veel symboliek in gebruikt. Er zijn tientallen kruiscorrespondenties bewaard gebleven bij de SPR. Volgens de Britse onderzoeker Alan Gauld zitten er talloze passages tussen waarbij de boodschappen aan verschillende mediums op elkaar aansloten zonder dat dit aan toeval kon worden toegeschreven. In parapsychologische kringen worden kruiscorrespondenties om die reden gezien als erg belangrijk bewijsmateriaal voor contact met overledenen. Daarbij moet wel worden aangetekend dat kruiscorrespondenties door hun duistere, puzzel-achtige structuur niet bepaald gemakkelijk te analyseren zijn. Voor de paranormale passages zou men als animist echter moeten veronderstellen dat een of meer van de mediums onbewust het hele proces zou sturen. Dit zou hoe dan ook een nieuw fenomeen zijn, waar voor zover ik weet verder nog geen bewijsmateriaal voor bestaat. Om die reden lijkt het er werkelijk op dat de controle over het hele proces van 'buiten' komt.
Toevallige aanwippers, oftewel ‘drop-in communicators’ (DICs, kortweg: drop-ins), waarbij overledenen die bij geen van de aanwezigen bekend zijn, zomaar zouden komen ‘binnenvallen’ bij mediums. In sommige gevallen zijn er dan wel levenden die hoopten dat de overledene in kwestie zich zou manifesteren via dit specifieke medium, maar soms is zelfs dat niet aan de orde.
Tenzij drop-in communicators zich aandienen binnen een context waarin men nu juist uit is op dergelijke aanwippers, zijn de gevallen moeilijk op een andere wijze te verklaren dan door daadwerkelijk contact met overledenen. Een voorbeeld, bestudeerd door Alan Gauld, betreft een groep mensen in Cambridge die tijdens en na de Tweede Wereldoorlog séances hielden met een ouija-bord. Tijdens een aantal zittingen tussen 1950 en 1952 kwam er een entiteit door die zichzelf 'Harry Stockbridge' noemde (pseudoniem) en vermeldde dat hij een Second Lieutenant was geweest, verbonden aan de Northumberland Fusiliers. Hij zou op 14 juli 1916 zijn gestorven. Verder vertelde hij nog dat hij lang, donker en dun was geweest en grote bruine ogen had gehad. Gauld bestudeerde dit geval enkele jaren later en stelde vast dat een Second Lieutenant H. Stockbridge vermeld stond in een boek over gevallen officieren uit de Eerste Wereldoorlog. Stockbridge hoorde bij de Northumberland Fusiliers en was volgens het boek op 19 juli 1916 overleden. Alan Gauld controleerde de overlijdensdatum bij het Army Records Centre en dit centrum verklaarde dat de juiste datum 14 juli was. Gauld slaagde er bovendien in om broers van Stockbridge te traceren die verklaarden dat hij inderdaad lang, donker en dun was en grote bruine ogen had. Bovendien wist Gauld normale verklaringen voor dit geval uit te sluiten.
Bij sommige vormen van instrumentele transcommunicatie wordt eveneens melding gemaakt van toevallige aanwippers, maar helaas zijn die tot nu toe veel minder grondig door derden gecontroleerd.
Ongezochte, tot dan toe onbekende informatie kan zich tevens voordoen bij bekende overledenen met wie men doelbewust contact zoekt. Hierbij lijkt het erop dat een overledene spontaan belangrijke informatie door wil geven waar verder niemand (van de aanwezigen) iets van af wist of op uit was.
Daarnaast zijn er ook nog gevallen van trance mediumschap waarin er meer aan de hand lijkt dan alleen informatie. Er lijken zich namelijk ook paranormale vaardigheden voor te doen. Zo zouden sommige mediums in staat zijn tijdens een trance begrijpelijke boodschappen in een taal door te geven die ze zelf nooit in dit leven hebben geleerd (xenoglossie). Dan zijn er nog gevallen waarin overleden kunstenaars en musici tijdelijk bezit lijken te nemen van een medium, of waarin het lichaam van mediums zou worden benut voor het uitvoeren van zogeheten paranormale chirurgie. Spectaculaire voorbeelden van zulke vaardigheden worden bijvoorbeeld meer dan eens gemeld door Braziliaanse parapsychologen. Het is overigens de vraag of zij allemaal op waarheid berusten. Van het bekende Braziliaanse medium Chico Xavier is bijvoorbeeld lange tijd beweerd dat hij bijna geen opleiding had genoten, maar kort geleden zou dit ontkracht zijn door berichten dat hij enorm belezen was. Dit zou een deel van zijn prestaties alsnog normaal kunnen verklaren. Het is te hopen dat zelfstandige onderzoekers zich over de beschikbare gegevens buigen en betrokken raken bij onderzoekingen naar nieuwe mediums.
In het Westen zijn er ook een paar mediums bekend die gebruikt zouden zijn als voertuig van overleden musici en kunstenaars, waaronder Rosemary Brown en Matthew Manning.
Aanhangers van de survival-hypothese vinden paranormale vaardigheden van belang omdat deze niet verklaard kunnen worden door buitenzintuiglijke waarneming. Bij een vaardigheid komt namelijk niet alleen informatie kijken, maar ook oefening. Als een medium daarom opeens dingen zou kunnen die hij of zij nooit in dit leven heeft aangeleerd wijst dit sterk op een manifestatie van een andere, zelfstandige entiteit.
Bij fysisch mediumschap lijkt in principe eigenlijk altijd wel een animistische verklaring mogelijk, dat wil zeggen dat de verschijnselen eventueel onbewust veroorzaakt zouden kunnen zijn door levenden die graag in contact willen staan met de geestenwereld. De enorme opwinding waarmee de verschijnselen meestal omgeven zijn, is dus wel terecht als je bedenkt dat het om indrukwekkende vormen van psychokinese gaat, maar niet in de specifiek mediamieke zin. Om dit te staven creëerde een Canadese studiegroep in Toronto kunstmatig een ‘geest’ genaamd Philip die naar alle waarschijnlijkheid diverse paranormale fysische verschijnselen veroorzaakte. Ik vind het jammer dat er naast de overtrokken skepsis tegenover fysisch mediumschap vaak ook nog sprake is van een naïviteit over de mogelijkheid van macro-PK van levenden.

Super-PSI
Hein van Dongen wijst er in zijn boek Geen gemene maat op dat de interpretatie van spiritistische fenomenen hoe dan ook samenhangt met iemands ruimere theoretische kader. Zo zal een animist of aanhanger van de Super-PSI theorie altijd wel een manier weten te vinden om bewijsmateriaal dat op een echte inbreng van een overledene lijkt te wijzen alsnog te verklaren als uiting van de onbewuste geest van het medium of de aanzitters zelf. Bij een drop-in communicator zou je dan bijvoorbeeld moeten denken aan een onbewuste behoefte om een bewijs voor contact met gene zijde te leveren. Dit zou het medium er toe aan zetten om via retrocognitie (helderziendheid met betrekking tot het verleden) informatie te verzamelen over een volslagen onbekende persoon. Het aanknopingspunt zou daarbij 'negatief' zijn, dat wil zeggen dat het in elk geval zou moeten gaan om iemand die bij niemand van de aanzitters bekend is. De informatie over de drop-in communicator kan met andere woorden in principe altijd door onbewuste helderziendheid van het medium zelf verkregen zijn. Ook voor het motivationele aspect zou er een verklaring zijn, omdat mediums zoals gezegd standaard de behoefte zouden hebben om bewijzen te leveren. Uiteraard wordt deze redenering tegengesproken door aanhangers van de voortbestaanshypothese die bijvoorbeeld wijzen op gevallen waarin zo'n motief erg onwaarschijnlijk lijkt. Een sterk argument luidt dat er drop-in communicators bestaan waarbij mediums of aanzitters zelf helemaal geen interesse toonden in verificatie. De animist kan hier alleen nog tegen inbrengen dat de onbewuste geest 'ondoorgrondelijk' is en dus altijd verborgen motieven kan hebben, zelfs wanneer die rationeel gezien onbegrijpelijk lijken. Soms wordt hierbij bijna achteloos verwezen naar een 'non-locaal bewustzijnsveld' of Akasha-kroniek als een soort theory of everything. We hebben op zo'n moment volgens mij echt te maken met de achilleshiel van de Super-PSI theorie.
Anderzijds zijn er tijdgenoten zoals de psycholoog David Fontana die denken dat alle paranormale verschijnselen bij séances berusten op de inwerking van overledenen. Volgens hen beschikken gestorven mensen over totaal andere vermogens dan levende mensen en kunnen alleen ontlichaamde geesten verantwoordelijk zijn voor de geconstateerde fenomenen. In feite is dit een oude theorie uit de begintijd van het spiritisme, die zelfs door religieuze spiritisten nauwelijks meer wordt aangehangen. Zij berust op de gedachte dat er weliswaar enig bewijsmateriaal bestaat voor paranormale vermogens van levenden, maar dat dit niet in verhouding staat tot de spectaculaire materialisaties of uitgebreide paranormale informatie die worden gemeld in verband met mediumschap. Deze extreme positie is moeilijk overeind te houden. Kenneth Batcheldor heeft bijvoorbeeld geprobeerd om fysieke verschijnselen als tafeldansen en levitaties te produceren door middel van psychokinese van levenden. Hij gebruikte daarbij omstandigheden die sterk doen denken aan spiritistische séances en zou volgens diverse bronnen werkelijk psychokinetische fenomenen hebben opgewekt. Toch zullen sommigen zelfs dit soort resultaten nog willen verklaren door de hypothese dat geesten van overledenen de onderzoekers ter wille wilden zijn. Zelfs de klaarblijkelijke creatie van een pseudo-overledene in het geval Philip uit Toronto kan in hun ogen nog spiritistisch verklaard worden, namelijk doordat men een willekeurige geest aantrekt die bereid is de verzonnen persoonlijkheid aan te nemen. Soms komen de verklaringen van dit type spiritisten net zo gesloten en dogmatisch over als de verklaringen van verstokte animisten.
Wat paranormale informatie betreft geldt dat er naar alle waarschijnlijkheid paragnosten zijn die in staat zijn tot vergelijkbare prestaties zonder dat ze zelf geloven de informatie van overledenen door te krijgen. Bovendien hebben spiritistische mediums zoals gezegd vaak controles of gidsen die erg exotisch en onrealistisch aandoen. Het zou bijvoorbeeld gaan om ontwikkelde geesten van indianen of Tibetanen van wie het historische bestaan niet aantoonbaar is. Het lijkt er dus sterk op dat we hierbij te maken hebben met een deelpersoonlijkheid van het medium zelf. Kennelijk is niet alles wat er gebeurt bij séances het werk van overledenen.
Er is echter een evenwichtige tussenpositie mogelijk. Deze wordt aangehangen door zowel ontwikkelde spiritisten als veel parapsychologen die uitgaan van een voortbestaan na de dood. Hierbij wordt erkend dat de onbewuste geest van het medium (en eventueel andere betrokkenen) vaak verantwoordelijk is voor wat er tijdens een sessie zoal plaatsvindt, maar dan zonder dat het bewijsmateriaal voor echte invloeden van overledenen weg wordt verklaard. Paranormale vermogens van levenden zijn niet in strijd met paranormale vermogens van overledenen en het vormt theoretisch gezien geen probleem voor de survival-hypothese als sommige verschijnselen door levenden zelf veroorzaakt worden. Deze theorie maakt het mogelijk om op zoek te blijven gaan naar eenduidig bewijsmateriaal voor contact met overledenen, zonder je in dit verband tevreden te stellen met paranormale verschijnselen in het algemeen. Natuurlijk zijn alle paranormale fenomenen parapsychologisch beschouwd reuze interessant, maar niet alles wat er tijdens séances optreedt is even relevant tijdens de zoektocht naar specifiek bewijsmateriaal voor contact met overledenen.

Hoe verder?
Het voorgaande is van belang voor de vraag hoe het verder moet, als we zowel onbewuste ESP en psychokinese van levenden als daadwerkelijk communicatie en inwerking van overledenen serieus willen nemen. Je ziet nog steeds regelmatig dat onderzoekers bijna uitsluitend op zoek gaan naar 'dingen die je niet kunt verklaren vanuit de gevestigde wetenschappen'. Bij onderzoeken met mentale mediums wordt er terecht veel aandacht besteed aan het uitsluiten van normale bronnen van informatie, maar het is de vraag of er voldoende rekening gehouden wordt met telepathie met de aanzitters of hun achterban. Bij onderzoeken naar fysisch mediumschap (waaronder materialisatie) zijn mensen vaak zozeer bezig met de spectaculaire fysieke verschijnselen die daarbij eventueel kunnen optreden dat ze nauwelijks meer stilstaan bij de vraag waar die vandaan kunnen komen. Op deze manier wordt er hoogstens bewijsmateriaal verzameld voor het bestaan van macro-psychokinetische verschijnselen en vergaande vormen van buitenzintuiglijke waarneming en niet of nauwelijks specifiek voor het bestaan van communicatie met overledenen.
Aangezien veel resultaten op dit gebied verklaard kunnen worden door inwerkingen van onbewuste processen van de deelnemers zelf, is het van belang dat het onderzoek zich voortaan volledig concentreert op gevallen waarbij genoemde verklaring op zijn minst erg onaannemelijk is. Dit betekent ironisch genoeg dat experimenten met mediums heel weinig zin hebben voor de vraag van contact met gene zijde. Bij zulke experimenten verwacht je een hoge motivatie om prestaties te leveren, wat onbewust inderdaad zou kunnen leiden tot het nabootsen van bijvoorbeeld kruiscorrespondenties of drop-in communicators. Alleen in het geval van paranormale vaardigheden zoals het spreken van een taal die het medium nooit in dit leven geleerd heeft zou dit anders liggen, maar hier zijn volgens mij geen of weinig gecontroleerde experimenten mee gedaan.
Mediumschap lijkt dus typisch een gebied dat het vooral moet hebben van casuïstisch onderzoek gericht op spontane gevallen onder mediums die (hoe paradoxaal dat ook klinkt) niet de intentie hebben om wetenschappelijke bewijzen te leveren voor postume communicatie.

Wat bezielt de geesten?
Uitgaande van de realiteit van de mediamieke communicatie met overledenen kan men zich afvragen wat de betrokken geesten bezielt om contact met levenden te zoeken. Het zou mij niets verbazen als het antwoord nogal voor de hand zou liggen. Net als geesten in een stoffelijk lichaam worden overledenen waarschijnlijk gemotiveerd door principes als liefde, de behoefte aan communicatie, het verlangen om anderen te beschermen, etc. Sommige vormen van mediumschap wijzen op de mogelijkheid dat er ook in het hiernamaals lieden zijn die doelbewust een brug willen slaan naar de 'andere kant', dat wil in dit geval zeggen: de aarde.
Volgens sommige esoterische stromingen, evenals bepaalde christelijke groeperingen, zou het per definitie verkeerd zijn om actief te streven naar communicatie met gestorven geliefden. Het zou ertoe kunnen leiden dat men de rust van overledenen verstoort en hen in het uiterste geval dwingt tot contact, vergelijkbaar met het middeleeuwse concept necromantie. Bovendien zou men vooral 'aardgebonden', lage zielen aantrekken die zich alleen maar voordoen als familieleden, vrienden en kennissen, maar dat niet zijn. In de film White Noise is dit oude idee weer eens op gruwelijke wijze uitgebeeld.
De beste aanwijzingen voor daadwerkelijk mediamiek contact impliceren echter helemaal niet dat het daarbij om een immoreel of gevaarlijk verschijnsel gaat. Uiteraard sluit dit niet uit dat vooral naïeve, lichtzinnige aanzitters psychologisch in de problemen kunnen komen als ze zomaar experimenteren met technieken als glaasjedraaien. Het is in het algemeen onverantwoord om zonder goede voorbereiding of begeleiding bezig te zijn met mediumschap.

Literatuur
- Bosga, D. (1986). Een broertje dood aan spiritisme. Deventer: Ankh-Hermes.
- Braude, S.E. (2003). Immortal remains: the evidence for life after death. Rowman & Littlefield Publishers.
- Broeke, R. v. d. (2005) Robbert: Van zorgenkind tot medium Utrecht: Kosmos-Z en K.
- Dongen, H. v. (1999). Geen gemene maat. Leende: Damon.
- DuBois, A. (2007). De hemel op aarde. Utrecht: Bruna.
- Fontana, D. (2004). Is there an afterlife? Deershot Lodge, Park Lane, Ropley, Hants: O Books.
- Gauld, A. (1982). Mediumship and survival: a century of investigations. Londen: Paladin.
- Jacobson, N.O. (1990). Leven de doden? Utrecht: Aura (Het Spectrum).
- Jürgenson, F. (1976). Gesprek met de doden: kommunikatie met paranormale stemmen. Bussum: Fidessa.
- Klimo, J. (1989). Channeling: een onderzoek naar het ontvangen van mededelingen uit paranormale bronnen. Den Haag: Mirananda.
- Lommel, P. v. (2007). Eindeloos Bewustzijn: een wetenschappelijke visie op de bijna-dood ervaring. Kampen: Ten Have.
- Margolis, Ch. (2003). Char, het medium. Utrecht: Servire.
- Ogilvie, D. (2006). De babyfluisteraar. Amsterdam: Uitgeverij Archipel.
- Raudive, K. (1975). Paranormale stemmen: gesprekken met overledenen via de geluidsband. Bussum: Fidessa.
- Rivas, T. (2003). Uit het leven gegrepen: beschouwingen over een leven na de dood. Delft: Koopman & Kraaijenbrink.
- Roy, A. (1996). The Archives of the Mind. SNU Publications.
- Schwartz, G.E. (2002). The Afterlife Experiments. Atria.
- Senkowski, E. (1995). Instrumentelle Transkommunikation. Fischer Verlag.
- Tenhaeff, W.H.C. (1965). Het spiritisme. Den Haag: Leopold.
- Zammit, V. A (2000). A Lawyer Presents the Case for the Afterlife
- Zorab, G. (1980). D.D. Home, het krachtigste medium aller tijden: een biografie en een verdediging van de authenticiteit van de bij hem waargenomen verschijnselen. Den Haag: Leopold.


Noten

1 Met dank aan Anny Dirven en Hein van Dongen

2 Het aannemen van een fysieke, waarneembare gestalte.

3 Mensen die het spiritsme aanhangen als officiële geloofsovertuiging.

4 Multiple Personality Disorder, oftewel meervoudige persoonlijkheid.

5 Het is overigens te hopen dat Van den Broeke deze escapade te boven zal komen.

6 Letterlijk: verborgen geheugen.

7 Volgens Schwartz zal dit programma in 2008 opgaan in een breder project naar paranormale communicatie, het Sophia-programma genaamd.

8 Denk aan profeten die denken dat zij een boodschap van een godheid of engel ontvangen.

9 Bijvoorbeeld door middel van sjamanistische trances..

10 Ook in Nederland bestaan er zulke mediums en Stichting Athanasia wil trachten hun ervaringen nader te onderzoeken.

11 Of Super-ESP, als het om mentale mediums gaat.

12 Een thema dat extra actueel is door het verschijnen van het boek 'Eindeloos Bewustzijn' van Pim van Lommel.


Dit artikel werd gepubliceerd in Prana, februari/maart 2008, nr. 165, blz. 12-23.