De Interpretatie van Bijna-Dood Ervaringen
Geplaatst door
Titus Rivas (publicatiedatum: 13 March, 2006)
Samenvatting
Titus Rivas laat zien waarom zowel materialistische theorieen als theorieen die niet uitgaan van een leven na de dood ontoereikend zijn om het verschijnsel van de bijna-dood ervaring bevredigend te verklaren.
Interpretatie van Bijna-Dood Ervaringen
door drs. Titus Rivas
Bijna-Dood Ervaringen (BDEs) hebben onlangs meer wetenschappelijk aanzien gekregen door de publicatie van een artikel in het medische tijdschrift The Lancet door dr. Pim van Lommel van het Rijnstate Ziekenhuis te Arnhem en zijn collega’s. Hun studie bij hartpatiënten die met succes waren gereanimeerd na een hartstilstand, lijkt op vergelijkbaar onderzoek van dr. Sam Parnia van de Universiteit van Southampton en zijn medewerkers.
Zowel Van Lommel en Parnia trekken de conclusie dat er echt BDEs voorkomen en dat ze niet simpelweg door fysiologische of psychologische oorzaken verklaard kunnen worden. Bovendien hebben ze allebei de conclusie getrokken dat het bewustzijn niet vernietigd wordt als de hersenactiviteit ophoudt, maar dat het blijft bestaan bij een vlak EEG en daardoor waarschijnlijk ook na de dood. Bewustzijn blijkt uiteindelijk niet af te hangen van hersenactiviteit om te kunnen bestaan, zodat het regelrecht onredelijk wordt om er zomaar vanuit te gaan dat het bewustzijn wordt vernietigd als de hersenen ophouden te bestaan als fysiek systeem.
Niet-reductionistische materialisten, die het bestaan van bewustzijn tenminste erkennen, zien bewustzijn meestal als een bijverschijnsel van hersenprocessen of anders in elk geval als iets dat daar onverbrekelijk mee verbonden zou zijn. Als we ons bezighouden met een overleven van bewustzijn na de dood, is het daarom voldoende om aan te tonen dat de geest niet in ultieme zin afhankelijk is van hersenprocessen. De theorie dat de geest wel geheel en al afhankelijk is van het functioneren van het brein wordt weerlegd door het overleven van het bewustzijn na het uitvallen van de hersenactiviteit, los van de vraag of die hersenactiviteit slechts tijdelijk of voorgoed ophoudt.
Bijna-Dood Ervaringen en materialisme
Als men kan aantonen dat er ondanks het wegvallen van hersenactiviteit nog steeds bewustzijn is, terwijl materialistische theorieën stellen dat die hersenactiviteit nodig is voor het bestaan van bewustzijn, mogen we gerust zeggen dat die materialistische theorieën de plank misslaan.
Er zijn op het eerste gezicht verschillende antwoorden mogelijk op de uitdaging die Bijna-Dood Ervaringen voor het materialisme en epifenomenalisme (de leer dat bewustzijn slechts een bijverschijnsel van de hersenen is) vormen:
Methodologische scepsis
Dit is de gebruikelijke reactie van sceptici als ze geconfronteerd worden met resultaten die tegen hun wereldbeeld ingaan. Maar aangezien er weinig aan te merken lijkt op de wetenschappelijke reputatie van de onderzoekers die de recente studies hebben uitgevoerd, en aangezien hun werk publicabel wordt gevonden door prestigieuze wetenschappelijke tijdschriften zoals The Lancet, mogen we er gerust van uitgaan dat dit standaard skeptische bezwaar in dit geval nergens op gebaseerd is. Onderzoek naar Bijna-Dood Ervaringen kan echt niet langer zomaar verworpen worden als pseudo-wetenschappelijk.
Denkfouten bij de specifieke interpretatie van de resultaten
Sommige critici, zoals C.C. French, denken dat de bevindingen van deze studies niet geïnterpreteerd moeten worden als aanwijzingen voor een overleven na de dood. Weliswaar lijken sommige patiënten volledig bewust te zijn tijdens een vlak EEG, maar dat zijn ze in werkelijkheid helemaal niet, zo luidt hun eigen overtuiging. De herinneringen aan de BDE die de patiënt gehad zouden hebben, zijn volgens de critici dus geen echte herinneringen. Dit kun je dan nog nader uitwerken op de volgende twee manieren:
- Patiënten die beweren dat ze een BDE hebben gehad, lijden gewoon aan een vorm van zelfbedrog. Ze hebben nooit zelfs maar iets meegemaakt wat in de buurt komt van een BDE, maar denken dat alleen maar. Op een onbewust niveau, hebben ze een fantasie geconstrueerd, compleet met beelden en gevoelens, en ze projecteren die fantasie in hun geheugen alsof het zou gaan om een echte ervaring van de (denkbeeldige) gebeurtenis terwijl die plaatsvond.
- Mensen die een BDE melden, hebben inderdaad echt iets meegemaakt voordat ze weer bijkwamen uit hun coma, maar niet tijdens hun vlakke EEG. Het gebeurde seconden of minuten voordat ze het bewustzijn verloren of tijdens de laatste momenten voordat ze helemaal ontwaakten, en het tijdstip waarop de ervaring plaatsvond werd vertekend weergegeven alsof die ervaring zich echt voordeed tijdens het vlakke EEG.
De BDE-onderzoekers benadrukken daarentegen dat er meldingen zijn van patiënten die juiste indrukken kregen van gebeurtenissen die plaatsvonden binnen maar ook buiten de kamer waarin hun fysieke lichamen zich bevonden en gedurende het stadium waarin hun brein een vlak EEG vertoonde.
Daarom moet elke theorie die stelt dat deze mensen zichzelf domweg bedriegen deze ervaringen toch eerst maar eens verklaren. Het komt sceptici erg goed uit dat dergelijke ervaringen, die duidelijk verwant lijken aan helderziendheid oftewel Extra-Sensory Perception (ESP) zoals bestudeerd door parapsychologen, nog steeds behoorlijk controversieel zijn voor veel wetenschappers, zodat ze natuurlijk in de verleiding komen om de ervaringen gewoon niet serieus te nemen. Maar het bewijsmateriaal voor zulke ‘paranormale’ ervaringen (of herinneringen aan ervaringen beter gezegd) neemt toe en de kwaliteit ervan eveneens. Dus tenzij we koste wat koste sceptisch willen blijven, lijkt het op zijn minst zaak om ze erg te serieus te nemen.
Wat zijn nu de implicaties van echte paranormale ervaringen die betrekking hebben op gebeurtenissen die plaatsvonden terwijl de patiënt een vlak EEG vertoonde?
In de parapsychologie kennen we twee soorten ESP die iets te maken hebben met de factor tijd. Er is enerzijds precognitie die in dit verband zou neerkomen op een ervaring van een gebeurtenis die plaatsvond tijdens het stadium van een vlak EEG voordat die gebeurtenis zich voordeed. In dat geval zou er overigens geen sprake van zijn dat een patiënt een gebeurtenis eerst precognitief waarneemt, die hij later alsnog op het moment zelf waar zal nemen. (Dit fenomeen kent men in de parapsychologie wel van het zogeheten Dunne-effect.) Want de theorie stelt nu juist dat er tijdens de vlakke EEG zelf geen sprake is van bewustzijn.
Bovendien zouden de precognitieve ervaringen zich moeten voordoen voordat de patiënt het bewustzijn verliest of tenminste voordat hij een vlak EEG vertoont, terwijl hij tegelijkertijd elke herinnering aan een dergelijk precognitief visioen zou moeten verliezen nadat hij ontwaakt is. Daarom kan ik deze zeer vergezochte mogelijkheid zelf niet serieus nemen.
De andere vorm van ESP die met de factor tijd te maken heeft staat bekend als retrocognitie, dat wil zeggen een proces waarbij men door middel van ESP kennis krijgt van gebeurtenissen uit het verleden. De retrocognitieve variant van de hypothese dat er sprake is van slechts schijnbare herinneringen aan juiste waarnemingen van gebeurtenissen tijdens het stadium van een vlak EEG ziet er als volgt uit. Patiënten met een BDE gebruiken onbewust ESP om kennis van gebeurtenissen te verkrijgen die plaatsvonden tijdens hun coma, en ze projecteren die kennis in hun vervalste herinneringen tijdens de laatste momenten voordat ze weer bij komen. De theorie maakt het nodig om te veronderstellen dat dergelijke patiënten op de een of andere manier gemotiveerd zijn om een fantasie te creëren en door middel van retrocognitie vervalste herinneringen aan echte gebeurtenissen in die fantasie op te nemen.
Dat wil zeggen dat sommige patiënten tussen het moment waarop ze een vlak EEG vertonen en het moment waarop ze bijkomen onbewust gemotiveerd zijn om retrocognitie te gebruiken om zichzelf te bedriegen over hun bewusteloosheid tijdens hun vlakke EEG.
Retrocognitie is een erg vreemde hypothese voor BDEs, omdat ze veronderstelt dat een patiënt geen ESP zou gebruiken om gebeurtenissen waar te nemen die plaatsvinden tussen het stadium van vlakke EEG en volledig ontwaken, maar zich in plaats daarvan richt op gebeurtenissen die al plaatsgevonden hebben. Het kan in elk geval geen verklaring bieden voor gevallen van BDEs waarin patiënten zowel gebeurtenissen (paranormaal) waarnemen die plaatsvonden tijdens het vlakke EEG als ook gebeurtenissen die plaatsvonden tijdens het bijkomen zelf. Terwijl die waarnemingen dus door de patiënt ervaren worden als onderdeel van een coherente en continue stroom van bewustzijn.
Nog erger voor deze theorie is het feit dat ze haar toevlucht moet nemen tot een erg onmaterialistisch concept –retrocognitie- om een materialistische theorie te redden. Zelfs als de theorie waar was, zou ze nooit verdedigd kunnen worden door een materialist.
De theorie van de retrocognitieve vervalsing van herinneringen moet onderdeel uitmaken van een bredere, radicale dualistische theorie over de verhouding tussen geest en brein. Het zou op het eerste gezicht verdedigd kunnen worden door de zogeheten animisten binnen de parapsychologie, die mogelijke aanwijzingen voor een overleven na de dood trachten weg te verklaren door middel van ESP (of psychokinese). De animistische hypothese heet tegenwoordig ook wel Super-ESP of Super-PSI theorie (Braude, 2002).
Ironisch genoeg geeft zelfs een bekende animist als Hans Bender toe dat de ESP die nodig is om de juiste waarnemingen van gebeurtenissen tijdens BDEs te verklaren op zichzelf wijst op een overleven na de dood.
Materialistische theorieën over de verhouding tussen hersenen en geest schieten in elk geval tekort, zoveel is direct duidelijk.
Nu moeten we ons afvragen welke dualistische theorie, d.w.z. een theorie die erkent dat hersenen en geest niet hetzelfde zijn, het meest aannemelijk is. Een theorie die uitgaat van vervalste herinneringen of een theorie die stelt dat mensen die een BDE meemaken werkelijk juiste waarnemingen kunnen doen van de buitenwereld terwijl hun EEG vlak is.
We kunnen niet langer volhouden dat de theorie die stelt dat het echt om ervaringen tijdens een vlak EEG gaat onaannemelijker is, enkel en alleen omdat ze impliceert dat het bewustzijn de dood zou overleven. Zelfs een animist van formaat als Hans Bender geeft immers toe dat een bepaalde vorm van overleven na de dood hoe dan ook een logisch gevolg is van een radicale dualistische theorie. (Animisme oftwel de Super-ESP (of Super-PSI) theorie is daarmee m.i. a priori geen geschikte benadering van bewijsmateriaal voor leven na de dood, tenzij het bij een onderzoek niet alleen om het overleven zelf gaat, maar dit ook nog andere vraagstukken zoals communicatie met overledenen behelst).
Daarbij kan worden betoogd dat de theorie dat het om vervalste herinneringen gaat, gecompliceerder is dan nodig is. Om de conclusie te vermijden dat het bewustzijn de dood overleeft moet ze een onbekend mechanisme veronderstellen dat alleen aannemelijk is binnen een theorie die uiteindelijk tenminste een bepaalde vorm van overleven na de dood van de geest impliceert.
De theorie is echt gecompliceerder dan een theorie die rechttoe rechtaan uitgaat van overleven na de dood. Ze impliceert zowel een overleven na de dood als een vreemde, onbekende vorm van retrospectieve vervalsing van herinneringen door middel van retrocognitie. Om die reden zouden we volgens mij alleen onze toevlucht moeten nemen tot deze ingewikkelde theorie nadat men empirisch zou hebben aangetoond dat herinneringen tijdens BDEs in het algemeen vervalst moeten zijn.
Aanpassing van de gangbare materialistische neuropsychologische theorie
Het laatste materialistische antwoord (onder meer verdedigd door Karl Jansen, een psychiater die kunstmatig ervaringen probeert op te wekken die lijken op BDEs) is dat het inderdaad om echte herinneringen gaat, maar dat er een nog onmeetbaar, zeer laag niveau van hersenactiviteit bestaat waardoor men de ervaringen alsnog kan wegverklaren.
Natuurlijk negeren aanhangers van deze theorie juiste herinneringen aan gebeurtenissen in of buiten de kamer van de patiënt doorgaans. Als dat niet zo is, worden deze herinneringen opgevat als onderdeel van de door hen veronderstelde en tegenwoordig nog niet waarneembare hersenactiviteit.
Het grote probleem voor deze theorie is dat er per definitie geen aanwijzingen voor zijn, omdat het om onregistreerbare hersenactiviteit zou gaan.
Aanhangers schijnen het voldoende te vinden om te wijzen op onbruikbare analogieën in de vorm van bepaalde soorten EEG die tijdens de slaap kunnen voorkomen, maar tot dusverre hebben ze geen aanvaardbare parallellen laten zien die echt in de buurt komen van een vlak EEG. Zoals Pim van Lommel opmerkt, moeten we als we BDEs accepteren als reële ervaringen ook aanvaarden dat patiënten daarbij een normaal, volwaardig en zelfs verhoogd bewustzijn vertonen. Als critici dit willen wegverklaren door nog onbekende neuronale activiteit, moeten ze parallellen kunnen laten zien waarbij er sprake is van normale of verhoogde bewuste geestelijke activiteit. En waarbij dat bewustzijn tegelijkertijd bevredigend verklaard kan worden door de bekende neuronale activiteit.
Anders moeten we domweg concluderen dat de theorie op niets meer berust dan ongefundeerde speculatie! Om die reden wordt de theorie dan ook zonder aarzelen verworpen door Pim van Lommel.
Pam Reynolds
In het geval Pam Reynolds (Sabom, 1998) werd overigens in het kader van een hersenoperatie door de chirug Spetzler alle hersenaciviteit stilgelegd en het bloed kunstmatig uit haar brein gedraind. In haar opzienbarende geval is de mogelijkheid van een onbekend residu aan (corticale en non-corticale) hersenactiviteit zelfs empirisch uitgesloten.
Literatuur
– Abdalla, M. (2002). Cardioloog Pim van Lommel haalt bijna-dood ervaringen uit het donker. Paravisie, 17, pp. 13-27.
– Bender, H. (1983). Zukunftsvisionen, Kriegsprophezeiungen, Sterbeerlebnisse. München: R. Piper Verlag.
– Braude, S.E. (2002). Out-of-body experiences and survival of death. International Journal of Parapsychology, 12 (1), pp. 83-129.
– French, C.C. (2001). Dying to know the truth: visions of a dying brain or false memories? The Lancet, 358 (9298), p. 2010.
– Lommel, P. van, Wees, R. van, Meyers, V., & Elfferich, I. (2001). Near-death experience in survivors of cardiac arrest: a prospective study in the Netherlands. The Lancet, 358, 9298, 2039-2044.
– Parnia, S., Waller, D.G., Yeates, R., & Fenwick, P. (2001). A qualitative and quantitative study of the incidence, features and aetiology of near death experiences in cardiac arrest survivors. Resuscitation, 48, pp. 149-156.
– Ring, K. (1998). Lessons from the Light: what we can learn from the Near-Death Experience. New York: Insight Books.
– Rivas, T. (2000). Herinneringen aan een periode tussen twee levens. Prana, 120, Pp. 33-38.
– Rivas, T. (2003). The survivalist interpretation of recent studies into the Near-Death Experience. The Journal of Religion and Psychical Research, 26 (1), pp. 27-31.
Appendix
Animisme/Super-ESP versus survival in verband met BDEs
De logische structuur van mijn argumentatie ziet er als volgt uit:
(1) Volgens alle huidige materialistische en epifenomenalistische theorieën is het bewustzijn (en ruimer: de hele geest) voor zijn bestaan afhankelijk van meetbare hersenactiviteit in de cortex.
(2) Bewijsmateriaal voor bewustzijn zonder meetbare hersenactiviteit in de cortex falsifieert dus materialistische en epifenomenalistische theorieen van het bewustzijn.
(2a) Real-time (bewuste) ESP van gebeurtenissen die plaatsvinden tijdens een toestand van vlak EEG vormt een voorbeeld van dergelijk bewijsmateriaal.
(3) ESP van gebeurtenissen die plaatsvinden tijdens een toestand van vlak EEG kan in principe alleen verklaard worden door real-time ESP, precognitie en retrocognitie.
(3a) De precognitie-theorie is geen serieus alternatief voor de real-time ESP-theorie in deze context.
(3b) De retrocognitie-theorie is in principe wel denkbaar (behalve wanneer er sprake is van ESP tot aan het moment van ontwaken). Het wordt dan de vraag welke theorie in het algemeen zuiniger is.
(4) Elke (dualistische) ESP-theorie vooronderstelt dat er tenminste een deel van de geest of het bewustzijn is dat de beperkingen van de hersenen overstijgt en daar in die zin niet door bepaald wordt.
(4a) Elke (dualistische) ESP-theorie impliceert daarmee ook dat tenminste het deel van de geest of het bewustzijn dat al tijdens het leven niet bepaald wordt door de fysieke eigenschappen van het brein, in ultieme zin niet afhankelijk is van de hersenen en daarmee ook de dood van het brein als zodanig zal overleven. Als 'transcendente' eigenschappen van het bewustzijn of de geest zoals ESP toch gedoofd zouden worden na de dood, dan in elk geval niet doordat het brein ze niet langer zou veroorzaken, want de eigenschappen in kwestie kunnen er al tijdens het fysieke leven niet het product van zijn. Elke (dualistische) ESP-theorie impliceert dus tenminste survival van dat deel van de geest ten opzichte van de fysieke dood als zodanig.
(4b) De real-time ESP-theorie stelt dat er overleving van het bewustzijn plaatsvindt tijdens een vlak EEG. Terwijl dit bij de retrocognitie-theorie vaak slechts impliciet aan de orde is, gaat de real-time ESP-theorie daarmee expliciet uit van survival (na het uitvallen van corticale hersenactiviteit) van tenminste dat deel van de geest of het bewustzijn dat niet beperkt of gedetermineerd wordt door het brein tijdens ESP.
(5a) De retrocognitie-theorie is ingewikkelder (minder zuinig) dan de real-time ESP-theorie omdat ze naast de implicatie van survival van de fysieke dood als zodanig (na het uitvallen van corticale hersenactiviteit) ook nog eens postuleert dat iemand bij BDEs de illusie krijgt real-time ESP te ervaren tijdens een vlak EEG, terwijl er in werkelijkheid sprake zou zijn van retrocognitie na herstel van de corticale hersenactiviteit.
(5b) Daarom moeten we bij veridieke waarnemingen van gebeurtenissen tijdens een vlak EEG de voorkeur geven aan de real-time ESP theorie boven de retrocognitie-theorie.
(5c) De real-time ESP-theorie is daarbij in principe falsifieerbaar door ondubbelzinnig bewijsmateriaal voor de retrocognitie-theorie.
Over het verband tussen hersenen en geest
Er zijn door neurologen allerlei wetmatige verbanden vastgesteld tussen hersenprocessen en mentale activiteit. Materialisten en epifenomenalisten gaan ervan uit dat die verbanden wijzen op een onverbrekelijk samengaan van beide.
Daardoor staan ze niet open voor bewijsmateriaal dat uitwijst dat het niet om noodzakelijke relaties gaat, maar slechts om wetmatige interacties tussen brein en geest.
Overigens bestaan er ook buiten de literatuur over BDEs allerlei anomalieën die ingaan tegen het orthodoxe beeld van een strikte parallellie. Bovendien is een strikte parallellie ook puur logisch niet in overeenstemming te brengen met analytische argumentatie voor de invloed van de geest op de hersenen.
Er bestaat al met al geen enkele logische reden om wetmatige connecties tussen hersenen en geest op te vatten als een argument voor de fundamentele hersengebondenheid van de geest. Zoals genoegzaam bekend bij vriend en vijand, leggen radicale dualisten de verbanden tussen hersenen en geest uit als wetmatige vormen van interactie, die een aanvang nemen zodra iemand incarneert en in elk geval ophouden bij diens overlijden.
Veridieke ervaringen tijdens BDEs
Verschillende onderzoekers van BDEs zoals Michael B. Sabom, Kenneth Ring en Pim van Lommel melden dat er veridieke ervaringen optreden tijdens Bijna-Dood Ervaringen.
Een recent geval van zulke veridieke ervaringen betreft Pam Reynolds (meisjesnaam van een patiënte), gedocumenteerd door Michael B. Sabom. Tijdens een zogeheten standstill procedure waarbij alle corticale activiteit en activiteit in de hersenstam werd stilgelegd in verband met een ingrijpende hersenoperatie om een aneurysma te verwijderen, nam Reynolds handelingen tijdens de ingreep waar, evenals instrumenten die daarbij werden gebruikt.
Ik heb bij de hersenchirurg die bij deze operatie betrokken was, dr. Robert F. Spetzler uit Phoenix (Arizona), zelf in juli 2003 nagetrokken of de weergave van Michael B. Sabom correct was. Hij bevestigt diens beschrijvingen en vermeldt dat wat Pam Reynolds over de operatie vertelde remarkably accurate (opmerkelijk juist) was.
Pam Reynolds (haar meisjesnaam) leed aan een groot en levensgevaarlijk aneurysma, een aangeboren afwijking van een slagader in de basala ganglia van haar hersenen. De activiteit van haar hersenen werd ten behoeve de operatie tijdelijk kunstmatig stilgelegd met de zogeheten standstill-procedure. Het gaat om een zogeheten hypothermische hartstilstand die het mogelijk maakte het aneurysma te verwijderen. Haar hartslag en ademhaling kwamen tot stilstand, haar hersenen vertoonden een vlak EEG en het bloed werd met een drain uit haar hoofd gehaald. Ze werd dus in feite met opzet in een toestand van klinische dood gebracht. Na de zware operatie werden haar levensfuncties weer hersteld. Reynolds beweert tijdens de operatie een BDE te hebben gehad en daarbij onder meer medisch instrumentarium te hebben waargenomen, dat haar van tevoren volledig onbekend was. Tijdens een BBC-documentaire gaf de betrokken arts toe geen normale verklaring voor de veridieke waarnemingen tijdens haar Bijna-Dood Ervaring te kunnen bieden.
English Abstract
There is serious evidence for veridical perceptions during the stage of flat EEG in so called Near-Death Experiences (NDEs). This paper addresses common counter-hypotheses for a survivalist interpretation of these experiences. The only possible alternative which would account for veridical NDEs is the false memory through retrocognition-hypothesis. It is shown why this alternative is less parsimonious than a straightforward survivalist interpretation of NDEs.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen in het Journal of Religion and Psychical Research onder de titel The Survivalist Interpretation of Recent Studies into the Near-Death Experience (Rivas, 2003). Het werd nog datzelfde jaar vrij vertaald voor het Tijdschrift voor Parapsychologie, als Bijna-Dood Ervaringen: een vergelijking van filosofische interpretaties (TvP, nr. 2, 12-15) en in een iets uitgebreidere versie herdrukt in Terugkeer, als De theoretische interpretatie van bijnadoodervaringen. (Terugkeer, 14(3), 11-14).
Het artikel is opgenomen in de bundel Uit het leven gegrepen: Beschouwingen rond een leven na de dood.
Contact: titusrivas@hotmail.com