Intelligent Design: de Controverse
Geplaatst door
Titus Rivas (publicatiedatum: 7 October, 2007)
Samenvatting
Waar gaat het in de controverse rond Intelligent Design eigenlijk over? Een essay van Titus Rivas.
Intelligent Design: de Controverse
door Titus Rivas
CDA-minister Maria van der Hoeven veroorzaakte in mei 2005 heel wat beroering. Ze wilde een kamerdebat over de Intelligent Design-theorie als onderdeel van het onderwijspakket.
Tegenstanders vreesden dat zij trachtte de christelijke scheppingsleer de biologieles binnen te smokkelen. Dit zou leiden tot een kwalijke vermenging van religie en wetenschap. Ook zou het leerlingen een verkeerd beeld geven van de intellectuele status van de theorie. Genoeg reden om ons eens in deze kwestie te verdiepen.
Intelligent Design en creationisme
Misschien denkt u dat Intelligent Design (ID) een duur woord is voor het aloude creationisme. In de letterlijke zin zal ID inderdaad vaak samengaan met een concept van goddelijke schepping. Maar tegenwoordig wordt het woord creationisme meestal gereserveerd voor een bijbelvaste christelijke stroming. Denk aan schepping in zes dagen en een aarde die enkele duizenden jaren oud is.
Dit staat haaks op de ID-theorie, die onderschrijft dat er een evolutie heeft plaatsgevonden. Zij kent aanhangers onder vooraanstaande geleerden zoals Michael Behe, William Dembski en Cees Dekker. De ID-beweging stelt nogmaals niet dat evolutie zelf een materialistische, goddeloze fictie is. Het verschil met de standaard evolutietheorie draait niet om het bestaan van een evolutionaire ontwikkelingsgang. Het gaat om de principes achter de biologische evolutie. Volgens de gangbare neodarwinistische theorie is evolutie gebaseerd op een blind proces van natuurlijke selectie. Alleen organismen die voldoende aangepast zijn aan de omgeving kunnen hun genen doorgeven. Op den duur kunnen levensvatbare 'mutaties' (toevallige veranderingen) tot het ontstaan van nieuwe biologische soorten leiden. De ID-theorie beweert nu dat dit mechanisme geen afdoende verklaring voor evolutionaire veranderingen biedt. Veel biologische verschijnselen zouden in plaats daarvan wijzen op een intelligent ontwerp. Dat wil zeggen: een patroon dat verwijst naar een intelligente bron of denkwerk. Waar baseert de ID-theorie dit nu op?
Belangrijkste argumenten voor een intelligent ontwerp
Intelligent Design beargumenteert dat in elk geval een deel van de werkelijkheid ontworpen is. Daarbij beroept zij zich niet op een bijbeltekst, maar op aantoonbare feiten. Een paar voorbeelden:
- Leven kan slechts ontstaan als de fysieke variabelen binnen het universum dat toelaten. De kans op zulke gunstige omstandigheden is zo klein dat het geen toeval meer lijkt.
- Er is geen goede darwinistische theorie bekend voor het ontstaan van het eerste leven.
- Sommige biologische systemen zijn dermate complex dat het onmogelijk is dat ze geleidelijk geëvolueerd zijn. Natuurlijke selectie kan er daarom geen verklaring voor bieden. Dat komt omdat de onderdelen waaruit het systeem bestaat los van elkaar geen functie hebben. Ze worden dus ook niet bevoordeeld door natuurlijke selectie. Bovendien is het systeem als geheel afhankelijk van de aanwezigheid van alle onderdelen tegelijk. De biochemicus Michael Behe gebruikt hier de term 'onherleidbare complexiteit' voor. Voorbeelden zijn de zweepstaartmotor van een bacterie en het biochemische netwerk in de bloedstolling.
- Er komen sterk vergelijkbare systemen voor bij soorten die niet direct aan elkaar verwant zijn. De vleugels van vleermuizen en vogels lijken bijvoorbeeld op elkaar. Deze convergente evolutie zou wijzen op een onderliggende blauwdruk.
Bezwaren tegen een intelligent ontwerp
Tegenstanders zoals Gert Korthof voeren aan dat natuurlijke 'ontwerpen', als ze echt bestaan, vaak niet bijster intelligent aandoen. Zo zijn er in de loop van de evolutie allerlei 'experimenten' geweest met speciës die snel weer uitstierven. Biologische systemen die het wel redden lijken vaak onnodig ingewikkeld.
Ook komen er onherleidbaar complexe systemen voor die andere wezens veel ellende bezorgen. Bijvoorbeeld verwoestende parasieten of bacteriën. Dit probleem kent men in de theologie als de theodicee. Waarom komt er ('onverdiend') lijden voor in een wereld die geschapen is door een welwillende godheid? Verwijzen naar stom toeval biedt onvoldoende verklaring zodra men een intelligente ontwerper accepteert. Tenzij je een deïstische godheid aanneemt die zijn schepping direct weer verlaten heeft. Een andere uitweg is wellicht dat je een demonische schepper (demiurg) veronderstelt. Deze gedachte werd aangehangen door gnostici en katharen om het aardse lijden te verklaren. Ook het oosterse begrip karma biedt misschien soelaas. De christelijke zondeval is in dit verband eigenlijk geen al te serieuze kandidaat. Er lijken los van de heilige schrift immers geen rationele argumenten voor te zijn. Dan is de formule “Gods wegen zijn ondoorgrondelijk” waarschijnlijk nog zinvoller.
Algemenere kritiek luidt dat onherleidbare complexe systemen alsnog verklaarbaar zijn vanuit simpelere eerdere fasen. Volgens opponenten zou men zelfs bewijsmateriaal hebben voor het geleidelijk ontstaan van zulke systemen. Op dit punt wordt de discussie extra technisch. Het lijkt erop dat alleen specialisten de argumenten echt naar waarde kunnen schatten. Daarom is het bijzonder belangrijk dat zoveel mogelijk onafhankelijke deskundigen zich er over buigen.
Dit geldt ook voor alternatieve theorieën om de aangevoerde feiten te verklaren. Er wordt bijvoorbeeld geopperd dat een bepaald niveau van complexe organisatie nieuwe kenmerken voortbrengt. Die zogeheten 'emergente' eigenschappen zouden beheerst worden door wetmatigheden die onherleidbaar zijn tot de biochemie. Dit zou bijvoorbeeld het ontstaan van complexe patronen kunnen verklaren evenals convergente evolutie. De materiële natuur zou daarmee zelf achter de biologische evolutie schuilgaan. Alleen zou zij veel wonderlijker zijn dan men aanneemt binnen het reductionistische neodarwinisme. Anders dan een onfeilbare godheid zou de natuur 'fouten' kunnen maken tijdens haar eigen evolutie. Die zouden veroorzaakt worden door een samenspel van emergente patronen en blind toeval. Sommige denkers, zoals Teilhard de Chardin, koppelen hun holisme aan een vorm van panpsychisme. Dat wil zeggen dat de materie steeds gepaard zou gaan met een geestelijke 'binnenkant'. Naarmate een organisme complexer wordt, geldt dit ook voor zijn bewustzijn. De Franse filosoof Henri Bergson geloofde op zijn beurt in een 'scheppende evolutie'. Er zijn behalve blinde fysieke natuurwetten (mechanismen) ook doelen (finalismen) in de biologische natuur.
Verzet tegen een materialistisch paradigma
De ID-theorie maakt onderdeel uit van een ruimer rationeel verzet tegen een reductionistisch wereldbeeld. Wat dit betreft vormt zij een bondgenoot van de filosofische vijanden van het materialisme. Maar ook van voorstanders van bepaalde interpretaties van de quantummechanica en natuurlijk van parapsychologen. Wijlen dr. Ian Stevenson poneerde overigens een 'persoonlijke evolutie' door middel van een reeks reïncarnaties. Deze persoonlijke evolutie zou in wisselwerking staan met de biologische evolutie.
Ook de theoretisch bioloog Rupert Sheldrake hoort bijvoorbeeld in dit rijtje thuis. Hij probeert aan te tonen dat de evolutie gebruik maakt van zogeheten morfogenetische (levens)velden. Buiten ruimte en tijd zouden organismen beïnvloed worden door de morfogenetische velden van hun soort. Op een niet-darwinistische manier kan dit fenomeen evolutionaire veranderingen helpen verklaren. Al deze intellectuelen voeren belangrijke redenen aan om een materialistisch paradigma eindelijk te verlaten. Veel materialisten doen het voorkomen alsof alle argumenten van hun tegenstanders berusten op wensdenken. Zo gemakkelijk hoort men er echter niet vanaf te komen.
Kwalijke uitingsvormen van de ID-theorie
Natuurlijk kan de ID-theorie onderdeel uitmaken van het wereldbeeld van een oerconservatieve denker. Het is kwalijk als leraren het idee van een intelligent ontwerp misbruiken voor rechtse indoctrinatie. Er bestaat echter geen logisch verband tussen ID en een rechts-confessionele of -christelijke politiek. Ook orthodoxe neodarwinisten kunnen trouwens rechts tot extreem rechts georiënteerd zijn. Bovendien zijn er weinig theorieën zo deprimerend als het reductionistisch materialisme. Zeker vrijzinnige, progressieve varianten van een spiritueel wereldbeeld bieden een vruchtbaarder en warmer kader voor zingeving en sociale betrokkenheid.
Daarnaast lijken sommige aanhangers van de ID-theorie behoorlijk antropocentrisch. Natuurlijk niet omdat ze stellen dat de hele werkelijkheid om een mens geworden God draait. In dat opzicht horen ze eerder theocentrisch te heten. Maar wel vanwege een idee dat de mens fundamenteel verschilt van alle andere dieren. Alleen de mens zou bijvoorbeeld een geestelijke dimensie hebben die volledig onreduceerbaar is tot hersenprocessen. Hier staan felle materialisten zoals Richard Dawkins tegenover die opkomen voor de waardigheid en rechten van dieren. Het verband tussen ID en miskenning van geestelijke verwantschap met dieren is echter allesbehalve logisch. Als het wel voorkomt is het eerder een gevolg van iemands (traditioneel) christelijke achtergrond.
Dit brengt ons terug bij de aanleiding tot dit artikel. Het is altijd goed om leerlingen bewust te maken van de verscheidenheid aan theorieën op een bepaald gebied. Dit bevordert hoe dan ook het begrip voor de medemens en scherpt en verruimt de eigen geest. Het is bovendien een zwaktebod als materialisten de ID negeren of bij voorbaat als onzinnig afdoen.
Dit artikel werd in 2007 gepubliceerd in een tijdschrift en in 2013 op txtxs.nl gezet.
Contact: titusrivas@hotmail.com