Een methodische opmerking bij onderzoek naar paranormale BDE's
Geplaatst door
Titus Rivas (publicatiedatum: 23 August, 2007)
Samenvatting
Er zijn grofweg drie methoden in de speurtocht naar bewijsmateriaal voor buitenzintuiglijke waarnemingen tijdens een vlak EEG. Titus Rivas benadrukt de convergentie van de resultaten en waarschuwt voor onderschatting van naturalistische data.
Een methodische opmerking over de zoektocht naar buitenzintuiglijke waarnemingen tijdens een vlak EEG
Twistpunt
Eén van de belangrijkste twistpunten op het gebied van het onderzoek naar bijnadoodervaringen, betreft de kwestie of mensen nog bij bewustzijn kunnen zijn zonder dat de hersenen hun bewustzijn ondersteunen. Voorstanders van deze mogelijkheid wijzen op buitenzintuiglijke waarnemingen die betrekking hebben op gebeurtenissen die plaatsvonden terwijl het brein van de patiënt een vlak EEG vertoonde. Een vlak EEG is volgens de gangbare neurologische theorieën namelijk onverenigbaar met bewustzijn, en er zijn goede argumenten om te veronderstellen dat eventuele restactiviteit in de hersenen onvoldoende is om bewustzijn tijdens een vlak EEG te verklaren. Vandaar dat correcte buitenzintuiglijke waarnemingen van de werkelijkheid zonder dat er sprake is van corticale hersenactiviteit terecht opgevat worden als een soort genadeslag voor het wankelende materialistische mensbeeld.
Drie methoden
De vraag is nu op welke manier men dergelijke ervaringen op het spoor moet zien te komen. Er zijn grofweg drie methoden denkbaar:
(1) Men probeert mensen experimenteel kunstmatig in een toestand van klinische dood te brengen en geeft hen de opdracht mee om unieke gebeurtenissen waar te nemen, bijvoorbeeld at random geproduceerde beelden op een monitor geplaatst buiten het normale zicht.
(2) Men plaatst monitoren boven de ziekenhuisbedden van ernstig zieke patiënten en probeert in geval van een hartstilstand vast te stellen of zij daarbij in staat waren at random geproduceerde beelden correct waar te nemen. Je zou dit een semi-experimentele opzet kunnen noemen.
(3) Men gaat op zoek naar spontane meldingen van patiënten over buitenzintuiglijke waarnemingen en probeert deze te toetsen aan getuigenverklaringen van derden.
Methode 1 schijnt bizar genoeg echt te zijn uitgevoerd in de voormalige Sovjet-Unie en er zijn ook nu nog mensen die de methode voorstaan. In ieder geval is zij om ethische redenen ontoelaatbaar en valt daarom af als reële mogelijkheid. (De enige uitzondering hierop is het zeer kortstondig opwekken van een klinische dood bij het testen van een pacemaker, en dus niet als doel op zich. Overigens heeft deze methode geen bewijsmateriaal opgeleverd. Verlenging van de klinische dood zonder medische noodzaak is en blijft immoreel.)
Methode 2 is de semi-experimentele methode die voor zover ik weet wordt toegepast door coryfeeën als dr. Sam Parnia, Bruce Greyson en Penny Sartori. Overigens heeft de methode vooralsnog geen sterk bewijsmateriaal opgeleverd, althans ik ben er niet van op de hoogte. De methode hoort uitsluitend bij prospectief onderzoek.
Methode 3 is de methode van andere onderzoekers zoals Michael B. Sabom (in het geval van Pam Reynolds) en Pim van Lommel (de man van het gebit). Let wel, dit soort gevallen komen zowel bij retrospectieve onderzoeken als in het kader van prospectieve onderzoeken voor. Alleen is er geen sprake van paranormale waarneming van targets die daartoe speciaal opgesteld zijn.
Volgens mij vullen de methodes 2 en 3 elkaar aan, vergelijkbaar met de (semi-)experimentele en naturalistische methode bij onderzoek naar (andere) paranormale ervaringen in de parapsychologie. Case studies maken experimenteel of streng gecontroleerd onderzoek niet overbodig, maar dat geldt andersom al evenzeer.
"Besmet" door misvatting
Onder invloed van een materialistische wetenschap die bijna uitsluitend echt waarde hecht aan 'hard' (d.w.z. niet-naturalistisch oftewel streng gecontroleerd of experimenteel) bewijsmateriaal, kunnen sommige onderzoekers 'besmet' worden door de misvatting dat ook buitenzintuiglijke waarnemingen tijdens een vlak EEG pas echt van waarde kunnen worden als men ze onder gecontroleerde omstandigheden kan vaststellen. Sterker nog, als men geen buitenzintuiglijke waarnemingen kan constateren van de via computermontinors aangeboden informatie zou dat volgens hen kunnen pleiten tegen de authenticiteit van spontane meldingen van correcte buitenzintuiglijke waarnemingen. Dit is om verschillende redenen een probleem:
- Niet alle bijnadoodervaringen omvatten buitenzintuiglijke waarnemingen van deze fysieke wereld.
- Buitenzintuiglijke waarnemingen richten zich (ook buiten BDE’s) voornamelijk op zaken die iemands persoonlijke interesse hebben. Zo kan het voorkomen dat wat er op een computermonitor te zien is gewoon niet interessant gevonden wordt en een bijzondere handeling tijdens de operatie of reanimatie juist wel.
- Het niet optreden van correcte buitenzintuiglijke waarnemingen onder gecontroleerde omstandigheden zegt nog niets over het spontaan optreden van zulke waarnemingen buiten zo’n setting.
Nadruk op individuele bewijskracht van gevallen
Ik denk zelf dat we de nadruk moeten leggen op de individuele bewijskracht van gevallen, of dit nu spontane retrospectieve gevallen zijn of casussen die onder gecontroleerde omstandigheden optreden. De individuele bewijskracht van spontane gevallen wordt bijvoorbeeld bepaald door de hoeveelheid correcte details plus getuigenverklaringen van artsen of verpleegkundigen over normale mogelijkheden die de patiënt had om een en ander waar te nemen of relevante informatie te verzamelen.
Het zou volgens mij erg destructief zijn als mensen die Methode 2 toepassen neerkijken op bewijsmateriaal verkregen door Methode 3. In plaats daarvan moet de nadruk liggen op eventuele convergentie van resultaten die met beide methoden worden geboekt, zonder dat de naturalistisch verkregen bevindingen als 'niet wetenschappelijk genoeg' worden verketterd.
Titus Rivas
titusrivas@hotmail.com
Gepubliceerd in Terugkeer, 18(1), voorjaar 2007, blz 13, van Stichting Merkawah en in de winter van 2014/2015 opnieuw geplaatst in Terugkeer en Levenslicht 41, blz.21. Deze online versie dateert uit 2016 en is de meest geactualiseerde variant van het artikel.
Met dank aan Rudolf H. Smit en Ruud van Wees.
Contact: titusrivas@hotmail.com