Boekbespreking van De onkwetsbare profeet:
Geplaatst door
Titus Rivas (publicatiedatum: 12 June, 2007)
Samenvatting
Boekbespreking van het boek De onkwetsbare profeet: Het Nederlandse fenomeen Mirin Dajo, over Arnold (Nol) Henskes die bekend stond om zijn fysieke onkwetsbaarheid.
Jan D. de Groot. De onkwetsbare profeet: Het Nederlandse fenomeen Mirin Dajo. Enkhuizen, Frontier Publishing, 2003. ISBN 9080670065.
Onderzoekers zijn al meer dan een eeuw geleden begonnen serieus bewijsmateriaal te verzamelen voor de stelling dat de ziel of geest vermogens bezit die onverenigbaar zijn met een materialistisch wereldbeeld. Bijvoorbeeld in de vorm van de zogenoemde intrasomatische psychokinese, het vermogen om processen in je eigen lichaam direct te beïnvloeden door middel van geestelijke voorstellingen. In dit boek besteedt Jan D. de Groot aandacht aan een Nederlander die dit vermogen meer dan gemiddeld leek te bezitten, Arnold (Nol) Henskes, alias Mirin Dajo (1912-1948). De artistiek getalenteerde Henskes volgde een opleiding aan de kunstacademie en werd aanvankelijk reclametekenaar, totdat hij op 33-jarige leeftijd besefte dat hij 'geroepen was de mensheid een boodschap te brengen'. Hij moest de wereld overtuigen van het bestaan van een oerbron of Godskracht. Om deze opdracht te kunnen vervullen, zegde hij zijn baan op en nam hij de naam Mirin Dajo aan, Esperanto voor 'iets wonderbaarlijks'. De profetische boodschap van Mirin Dajo werd ondersteund door een aangeboren 'fysieke onkwetsbaarheid' die normaliter alleen met fakirs wordt geassocieerd. Zonder speciale training onderwierp hij zich vrijwillig aan griezelige demonstraties waarbij assistenten vlijmscherpe voorwerpen zoals messen en degens door - vaak vitale - delen van zijn lichaam staken. Daarbij vloeide niet of nauwelijks bloed en Mirin Dajo ondervond doorgaans ook geen pijn of last van de verwondingen, die na de demonstratie direct weer dichtgingen. Niettemin kwam hij jong te overlijden, maar dit wordt door De Groot zo opgevat dat zijn missie op aarde eenvoudigweg vervuld was.
Mirin Dajo werd in Nederland en Zwitserland onderzocht door medici en parapsychologen. Daarbij werden ook foto's en röntgen-foto's van hem gemaakt die uitwijzen dat er zeker meer aan de hand was dan boerenbedrog. De auteur heeft een groot aantal van deze opmerkelijke foto's in het boek opgenomen. Ook beschikt hij nog over filmmateriaal.
Jan D. de Groot was de persoonlijke assistent van Mirin Dajo en het is duidelijk dat hij vooral ook de boodschap van zijn profeet veilig wil stellen in de vorm van een aantal afzonderlijke hoofdstukken. De leringen van Henskes blijken over het algemeen echter niet erg origineel en alleen iemand die nauwelijks iets gelezen heeft over dit soort onderwerpen zal er werkelijk door getroffen worden. De teksten vormen in ieder geval geen aanleiding om te geloven dat De Groot gelijk heeft waar hij beweert: "Hij kende zowel de Westerse als de Oosterse mystiek zonder zich daarin ooit verdiept te hebben. Ook kende hij de geestesstromingen van alle grote denkers. Verder was hij in staat alle talen te spreken en alle soorten schrift te lezen zonder ooit filologie gestudeerd te hebben." Ook vind ik het jammer dat slechts een zeer beperkt deel van de wetenschappelijke rapportage over Mirin Dajo in het boek terugkomt, terwijl nu juist een onbevooroordeelde evaluatie van de onderzoeken van het grootste belang zou zijn. Maar dit is dan ook niet de voornaamste beweegreden geweest bij het schrijven van het werk.
Hoe dan ook was Mirin Dajo zeker een 'fenomeen', dat nog veel te weinig aandacht heeft gekregen van de kant van medici en parawetenschappers. Alleen al dit gegeven maakt het boek van De Groot zeker waardevol. Laten we hopen dat het, net als een andere recente uitgave over Mirin Dajo van de Zwitser Luc Bürgin, zal aanzetten tot een deskundige beoordeling van de beschikbare verslagen. Het zou revolutionaire implicaties hebben als de verrichtingen van Mirin Dajo ook tegenwoordig nog als medisch 'onverklaarbaar' zouden worden gezien.
Titus Rivas
Recensie gepubliceerd in Terugkeer, 15(2-3), zomer-herfst 2004, bladzijde 48.