Titel

Het geval Al Sullivan: Een bijnadoodervaring met paranormale indrukken

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 13 November, 2006)

Samenvatting

Een van de sterkste aanwijzingen voor het bestaan van bijnadoodervaringen tijdens een klinische dood is de BDE van Al Sullivan. De patiënt nam tijdens de BDE een unieke persoonlijke gewoonte van zijn chirurg waar.


Tekst


Het geval Al Sullivan: Een bijnadoodervaring met paranormale indrukken

door Titus Rivas(1)

Samenvatting
Emily Williams Cook, Bruce Greyson en Ian Stevenson publiceerden in 1998 een artikel over mogelijk bewijsmateriaal dat bijnadoodervaringen kunnen bieden voor een overleven na de dood. Het bewijskrachtigste geval uit dit artikel is de BDE van Al Sullivan. De patiënt nam hierbij terwijl hij bewusteloos en geheel verdoofd was een unieke persoonlijke gewoonte van zijn chirurg waar. Er zijn betrouwbare getuigen voor deze gewoonte en tevens voor het moment waarop Sullivan voor het eerst over zijn waarneming sprak, namelijk onmiddellijk na zijn operatie.
De auteur staat beknopt stil bij het geval en onderschrijft het pleidooi van de wetenschappers voor meer onderzoek op dit gebied.

Inleiding
Onlangs werd ik door de Braziliaanse auteur Júlio Siqueira gewezen op een artikel in het Journal of Scientific Exploration dat buiten dit tijdschrift om nog maar weinig aandacht lijkt te hebben gekregen. Rudolf Smit heeft het voor mij gekopieerd, waarna Siqueira me ook nog een PDF-versie stuurde.
Drie parapsychologische onderzoekers verbonden aan de Universiteit van Virginia te Charlottesville, Emily Williams Cook(2), Bruce Greyson en Ian Stevenson, publiceerden in 1998 een overzichtsartikel van 14 concrete bijnadoodervaringen die qua kenmerken zouden kunnen dienen als bewijsmateriaal voor een geestelijk overleven na de dood (Rivas, 2003). Zeven van deze gevallen zijn door anderen gemeld, en de andere zeven stammen uit de eigen collectie van de wetenschappers.
Als criteria voor dit type gevallen hanteren zij: (a) dat de patiënt extra helder bij bewustzijn en in het algemeen geestelijk actief was terwijl zijn lichaam of brein nauwelijks tekenen van leven vertoonde, (b) dat hij het gevoel had zich buiten zijn lichaam te bevinden en daarbij de operatie kon waarnemen en (c) dat hij dingen te weten kwam tijdens zijn bijnadoodervaring die hij normaal niet zou kunnen weten.

Cook, Greyson en Stevenson stellen dat wetenschappers tot dan toe nog maar nauwelijks serieus gezocht hebben naar dit type gevallen. Mogelijk omdat men zich in het algemeen niet wil branden aan het vraagstuk van een leven na de dood, terwijl dit menselijk gezien toch juist het belangrijkste aspect aan het onderzoeksterrein van de BDE is.
De gevallen die zij beschrijven in hun artikel zijn over het algemeen niet bevestigd door getuigen. Ze stellen dan ook dat het erg belangrijk is om meer gevallen van dit type te zoeken en ze vervolgens uitvoeriger te onderzoeken dan tot op heden mogelijk was. We moeten daarbij beseffen dat dit artikel geschreven is in 1998, d.w.z. voor het geval Pam Reynolds (3) bekend werd (Smit, 2003; Sabom, 1998) en tevens voordat de onderzoeken van de teams van Pim van Lommel (2001) en Sam Parnia (2001) werden gepubliceerd.

Het geval Al Sullivan
Van de 14 gevallen die de onderzoekers beschrijven, is er slechts één onafhankelijk bevestigd, dat dan ook als laatste door hen wordt behandeld. Het geval werd in 1990 ontdekt door Bruce Greyson en heeft betrekking op de Amerikaanse chauffeur (van driver) Al Sullivan. Enkele jaren tevoren had Meneer Sullivan op 56-jarige leeftijd een spoedoperatie ondergaan in het Hartford Ziekenhuis te Connecticut. Hij had last gehad van hartritmestoornissen tijdens zijn werk en toen hij onderzocht werd in het ziekenhuis, raakte een van zijn kransslagaders geblokkeerd zodat hij direct geopereerd moest worden. Tijdens de operatie voelde hij hoe hij zijn lichaam verliet. Hij had het gevoel op te stijgen en leek daarbij helemaal omgeven te zijn door een soort dikke zwarte rook. Hij liet zich hierdoor niet van zijn stuk brengen en belandde uiteindelijk bij een soort amfitheater, waar hij echter niet in kon. Er stond een muur tussen hem en het theater, en daarachter scheen een bijzonder helder licht. Terwijl hij moeite deed om dichter bij de muur te komen, merkte hij direct links van hem drie mensachtige gestalten op. Het lukte hem zich aan de muur vast te houden en er overheen te kijken. Tot zijn verbazing zag hij zichzelf linksonder op een tafel liggen met lichtblauwe lakens over hem heen, en hij zag ook hoe hij opengesneden werd om zijn borstkas bloot te leggen. Hij zag zijn hart en ook zijn chirurg die hem voor de operatie had uitgelegd wat hij zou gaan doen. Deze chirurg zag er een beetje perplex uit. Het leek wel alsof met zijn armen ‘klapperde’ en probeerde te vliegen.
Vervolgens beleefde Sullivan een klassieke BDE waarin hij overleden geliefden (waaronder met name zijn jong gestorven moeder) en een schitterend geel licht zag en bovendien overweldigende gevoelens van warmte, vreugde, liefde en vrede ervoer.

Uiteindelijk werd Al Sullivan gereanimeerd en zodra hij weer kon spreken, deelde hij zijn ervaringen tijdens de operatie met zijn cardioloog, dr. Anthony LaSala. Deze trachtte de belevenissen echter toe te schrijven aan de medicatie. Pas toen Sullivan beschreef hoe de hartchirurg, dr. Hiroyoshi Takata(4), met zijn ellebogen geklapperd had alsof hij probeerde te vliegen, veranderde de houding van LaSala. Hij vroeg zich af wie Sullivan hierover verteld kon hebben, aangezien het een persoonlijke gewoonte van dr. Takata was. Als Takata zijn handen nog niet voldoende grondig gewassen had, en wou voorkomen dat zijn blote handen in aanraking zouden komen met de steriele voorwerpen of omgeving, legde hij volgens LaSala zijn handpalm plat tegen zijn borst aan en gaf hij zijn assistenten instructies door dingen aan te wijzen met zijn ellebogen.
Dr. LaSala vertelde dr. Takata volgens Sullivan wat deze tijdens de BDE had waargenomen, maar die vatte het merkwaardig genoeg op als persoonlijke kritiek op de kwaliteit van de operatie. Hij zei: “Nou, je bent er nog, je leeft nog, dus dan moet ik toch wel iets goed doen”.

Bruce Greyson interviewde zowel dr. LaSala als dr. Takata in de herfst van 1997. Hierbij kon Takata niet specifiek bevestigen dat hij bij de operatie op Meneer Sullivan met zijn ellebogen had ‘geklapperd’, maar hij gaf wel toe dat dit een algemene gewoonte van hem is. In tegenstelling tot LaSala's verklaring had die gewoonte niet te maken met onsteriele handen, maar juist met de wens voor de operatie niets te meer aan te raken met zijn steriele handen.

LaSala(5) bevestigde dat Sullivan werkelijk kort na de operatie met hem had gepraat over zijn BDE. Ook bevestigde hij dat Takata werkelijk de merkwaardige gewoonte heeft om te ‘klapperen’ met zijn ellebogen en hij voegde daar aan toe dat hij nooit andere chirurgen zoiets had zien doen.

Cook, Greyson en Stevenson stelden tenslotte ook nog vast dat Al Sullivan op het tijdstip waarop Takata met zijn armen had geklapperd, hoogstwaarschijnlijk echt buiten bewustzijn en onder volledige verdoving had verkeerd. Dit leidden zij af uit diens eigen verslag van zijn BDE. Hij beweert namelijk dat dr. Takata het gedrag vertoonde terwijl hij als enige bij zijn geopende borst stond, die open gehouden werd door metalen klemmen, en terwijl twee andere chirurgen bezig waren met zijn been. Dit laatste verwonderde Sullivan tijdens de bijnadoodervaring zelf, omdat hij het verband niet begreep met de hartoperatie. Pas later vernam hij dat men een ader nodig had voor de bypass.

Ook al vond het merkwaardige gedragspatroon van Takata plaats in de operatiezaal zelf, de onderzoekers kunnen zich niet voorstellen hoe de volledig verdoofde en bewusteloze Sullivan het patroon ooit op een normale manier had kunnen waarnemen. Dit wordt bevestigd door de volgende uitspraken in onderstaande documentaire over Al Sullivan:

Dr Takata (2:38): "I cannot explain how he saw these things under the complete sleep of anesthesia."
Dr. LaSala (2:47): "Even if he was conscious, it would be impossible for Al to see Dr Takata's stance or arm movement because Al is behind a drape that blocks the vision of the patient and his eyes were taped shut.".

Deze visie staat uiteraard haaks op die van skeptici zoals de anesthesioloog Woerlee (2003), die bij voorbaat alle mogelijke paranormale ervaringen weg proberen te verklaren door middel van bijzondere zintuiglijke waarnemingen en restactiviteit in de hersenen.

Ik heb zelf onlangs, begin april 2004, e-mail contact gehad met Dr. Hiroyoshi Takata. Hij erkende impliciet dat hij betrokken was geweest bij dit onderzoek en vertelde me dat een Japanse tv-ploeg hem inmiddels had gefilmd in dit verband.

Vervolg van de speurtocht naar paranormale gevallen
Cook, Greyson en Stevenson benadrukken zoals gezegd het belang van verder onderzoek op dit gebied. Ze keren zich daarbij expliciet tegen iemand als Susan Blackmore die juist vindt dat het zinloos is naar paranormale gevallen te blijven zoeken (omdat die volgens haar nou eenmaal totaal niet zouden bestaan).
Sinds 1998 zijn er zoals gezegd nog meer paranormale bijnadoodervaringen gepubliceerd. Een Nederlands geval van Pim van Lommel staat vermeld in het Lancet-artikel uit 2001. Een verpleegkundige vertelde hem dat een 44-jarige comateuze man in een weiland gevonden was door voorbijgangers. Nadat hij was opgenomen in het ziekenhuis werd hij kunstmatig beademd terwijl men ook zijn hart weer op gang trachtte te brengen. Toen men een beademingsslangetje in de keel van de patiënt wilde aanbrengen, bleek hij een kunstgebit te dragen. De verpleegkundige haalde die uit zijn mond en legde hem op een "crash car".. Meer dan een week later herkende de bijgekomen patiënt de verpleegkundige en zei dat deze wist waar zijn gebit zich bevond. Hij kon vertellen dat de verpleegkundige in het ziekenhuis was toen hij binnen werd gebracht en dat de verpleger zijn gebit uit zijn mond haalde en in een la legde van een wagentje met allemaal flessen erop. De verpleegkundige was vooral verbaasd omdat dit was gebeurd terwijl de man in een diepe coma verkeerde. De patiënt bleek zichzelf van bovenaf te hebben waargenomen en gezien te hebben hoe verpleegkundigen en artsen bezig waren om hem te reanimeren. Hij was ook nog in staat om de kleine kamer te beschrijven waarin hij gereanimeerd was, evenals het uiterlijk van de aanwezigen in die kamer. Terwijl hij dit alles waarnam, was hij erg bang dat hij zou overlijden doordat ze hun pogingen zouden staken. Het team bleek inderdaad heel pessimistisch te zijn geweest over zijn kans op overleven.
Pim van Lommel schrijft over dit geval in een persoonlijke mail in het Engels van november 2004 (bestemd voor mijzelf maar ook voor de Engelstalige Penny Sartori): "de verpleegkundige was volledig verbijsterd door het verhaal dat de gereanimeerde patiënt hem vertelde. Eén van de auteurs [van het Lancet-artikel] had persoonlijk gepraat met de patiënt, en met de verpleegkundige en anderen die aanwezig waren geweest bij de reanimatie, en men had de verpleegkundige (niet de patiënt!) gevraagd om tot in details te beschrijven wat er tijdens en na de reanimatie was gebeurd, en de auteurs kregen een ondertekend verslag van de verpleegkdundige, dat later werd gepubliceerd in de Lancet

De beschreven uittreding met het gebit was geen kwestie van een in een essentie onbevestigd gerucht (wat Cristopher French ervan maakte in zijn commentaar in The Lancet), maar een geverifieerde gebeurtenis, wat betekent dat de BDE plaatsvond tijdens de cardiopulmonaire reanimatie, tijdens de periode van bewusteloosheid, tijdens de periode dat er geen bloedsomloop, ademhaling is en er ook geen. perifere reflexen of reflexen in de hersenstam of reflexen van de pupillen optreden en terwijl de ogen gesloten zijn."
In een online reactie op een artikel van de Belgische skeptici Luc Crevits, Walter Verraes en Wim Betz, schrijft Pim van Lommel: "Terug op de hartafdeling kon hij later precies vermelden wie zijn kunstgebit had verwijderd, waar het was neergelegd, wie er verder bij de reanimatie aanwezig waren, etc. Zijn door de verpleegkundige geobjectiveerde uittreding vond dus plaats tijdens zijn circulatie stilstand, en niet ervoor of erna, zoals U (en French) suggereert, omdat de patiënt ook nog een week aan de beademing lag voordat zijn cerebrale functies zodanig waren hersteld dat hij weer naar de hart-afdeling kon worden overgeplaatst. Als U de casus góéd leest, zult U dat ook moeten erkennen. En deze casus is het bewijs dat de BDE tíjdens de periode van circulatiestilstand met vlak EEG moet hebben plaats gevonden. Het wordt wel heel erg ver gezocht en onwaarschijnlijk om dit een combinatie van algemene voorkennis, fantasie en reconstructie, toevalstreffer en "resterende sensorische gewaarwording" (tijdens een vlak EEG dus!) te noemen." Een nog recenter geval werd gevonden door Penny Sartori (persoonlijke mededeling). Zij zal dit geval bespreken in een nog te publiceren artikel.
Dit alles hoort echter pas het begin te zijn, zoals Pim van Lommel onderkent (6). Onderzoeken van gevallen zoals Al Sullivan, Pam Reynolds en de "man van het gebit"; verdienen het veelvuldig gerepliceerd te worden.

Referenties
- Cook, E.W., Greyson, B., & Stevenson, I. (1998). Do any Near-Death Experiences provide evidence for the survival of human personality after death? Relevant features and illustrative case reports. Journal of Scientific Exploration, 12, 3, 377-406.
- Kelly, E.W., Greyson, B., & Stevenson, I. (1999-2000) Can experiences near death furnish evidence of life after death? Omega, 40 (4), 513-519.
- Lommel, P. v., Wees, R. v., Meyers, V., & Elfferich, I. (2001). Near-death experience in survivors of cardiac arrest: a prospective study in the Netherlands. The Lancet, 358, 9298, 2039-2044.
- Lommel, P. van (2004). Reactie op het artikel van Luc Crevits, Walter Verraes en Wim Betz. Website van SKEPP.
- Parnia, S., Waller, D.G., Yeates, R., & Fenwick, P. (2001). A qualitative and quantitative study of the incidence, features and aetiology of near death experiences in cardiac arrest survivors. Resuscitation, 48, 149-156.
- Rivas, T. (2003a). De theoretische interpretatie van bijnadoodervaringen. Terugkeer, 14(3), 11-14. (Iets uitgebreide herdruk van een artikel in Tijdschrift voor Parapsychologie en vrije vertaling van een oorspronkelijk engelstalig artikel in The Journal of Religion and Psychical Research.)
- Sabom, M.B. (1998). Light and death: one doctor's fascinating account of Near-Death Experiences. Grand Rapids: Zondervan Publishing House, 1998.
- Smit, R.H. (2003). De unieke BDE van Pamela Reynolds (Uit de BBC-documentaire "The Day I Died"). Terugkeer, 14 (2).
- Woerlee, G.M. (2003). Mortal Minds: a biology of the soul and the dying experience. Utrecht: De Tijdstroom.

Noten
1. Met dank aan Júlio Siqueira, Rudolf H. Smit, Anny Dirven, Bert van Schuijlenburg, Pim van Lommel en Penny Sartori.
2. Inmiddels bekend staand als Emily Williams Kelly
3. De gevallen Pam Reynolds en Al Sullivan zijn later allebei nog eens kort besproken en met elkaar in verband gebracht door Kelly, Greyson en Stevenson (1999-2000).
4. Dr. Hiroyoshi Takata was toen dit artikel geschreven werd volgens bepaalde online bronnen nog steeds gevestigd in Hartford, Connecticut.
5. Volgens online yellow pages is dr. Anthony LaSala eveneens nog steeds gevestigd in Hartford.
6. Persoonlijke mededeling.

Dit artikel is verschenen in Terugkeer, 15(4), 19-21, winter 2004.

Contact: titusrivas@hotmail.com



Spiritualiteit, vrijheid en engagement