Titel

Hoofdstuk 12 Parapsychologie en filosofie

Geplaatst door

Parapsychologische Encyclopedie   (publicatiedatum: 5 October, 2006)

Samenvatting

Hoofdstuk 12 van de Encyclopedie van de Parapsychologie over de verhouding tussen parapsychologie en filosofie.


Tekst

 

  

Hoofdstuk 12. Parapsychologie en filosofie

De relevantie van de filosofie voor de parapsychologie

Alle empirische wetenschappen worden gefundeerd door een bepaalde methodiek die voorschrijft hoe men de verschijnselen binnen die wetenschappen moet onderzoeken. Een andere basis wordt echter gevormd door een filosofisch oftewel wijsgerig kader waarbinnen men het wetenschappelijk onderzoek en de wetenschappelijke theorievorming verricht. Velen zijn zich daar onvoldoende bewust van en menen ten onrechte dat de wetenschap, en dan met name de ‘exacte’ of natuurwetenschappen, de filosofie overbodig heeft gemaakt. Skeptici kunnen zelfs oprecht verbaasd overkomen als je hen vraagt naar hun filosofische uitgangspunten. Ze zouden volgens hen nu eenmaal liever over empirische feiten praten dan over filosofie.

Iets dergelijks geldt voor lieden die zich beroepen op hun ‘gezond verstand’. Ook zij erkennen niet dat filosofische vooronderstellingen van groot belang zijn voor iemands empirische theorieën. Ze beseffen bijvoorbeeld niet dat men op basis van je gezond verstand in de Middeleeuwen totaal andere opvattingen had over de fysieke werkelijkheid dan in de 19e eeuw. Of dat een Indiër het doodgewoon vindt om uit te gaan van de realiteit van reïncarnatie en veel westerlingen dit nog steeds als een zweverig concept ervaren. Algemene vooronderstellingen over de aard van de werkelijkheid, zogeheten filosofische vooronderstellingen, spelen zo ook steeds (impliciet of expliciet) mee in de mate waarin men paranormale fenomenen überhaupt serieus wil nemen. Aannemen dat de eigen vooronderstellingen vanzelfsprekend zouden zijn hangt dan ook samen met een gebrek aan historisch besef en een miskenning van de cultuurgebonden pluraliteit van de ‘common sense’. Er bestaat zo een groot aantal verschillende filosofische systemen waar wetenschappers gebruik van kunnen maken als basis van hun onderzoek en theorievorming. Onder systematische filosofie verstaan we in dit verband het systematisch nadenken over de realiteit (ontologie) in verband met opvattingen over kennis van die realiteit (epistemologie). Zo opgevat is er niet eens een empirische wetenschap mogelijk zonder dat er tenminste impliciet sprake is van een onderliggend filosofisch systeem. Dit is niet specifiek voor de parapsychologie, maar geldt in feite voor elke empirische wetenschap. Het is wat dat betreft echt een fabel dat er een wetenschap zou kunnen bestaan die direct en uitsluitend op onloochenbare feiten gebaseerd zou zijn. Feiten moeten namelijk altijd geïnterpreteerd worden binnen een wetenschappelijke theorie en wetenschappelijke theorieën kunnen op hun beurt alleen geformuleerd worden binnen een ruimer, ontologisch wereldbeeld of ‘metafysica’.

Ontologie en parapsychologie

Filosofen hebben sinds mensenheugenis verschillende ‘theorieën over het zijnde’, oftewel ontologieën geformuleerd, die voor een belangrijk deel nog steeds meespelen in het intellectuele debat. Een eerste onderscheid tussen deze ontologische systemen hangt samen met het aantal soorten ‘zijnden’ of entiteiten die men veronderstelt. Monistische systemen gaan zo uit van het bestaan van slechts één soort entiteiten, pluralistische systemen stellen dat er meerdere soorten entiteiten bestaan. Een speciaal geval binnen het pluralisme is het dualisme, dat stelt dat er precies twee soorten entiteiten bestaan. Een volgend onderscheid betreft de erkenning versus miskenning van het bestaan van een subjectieve geest (of bewustzijn) die niet reduceerbaar is tot hersenprocessen.

Aldus zijn de voornaamste rationalistisch georiënteerde ontologische systemen wel:

Het materialisme (een monistisch systeem) dat alleen het bestaan van de materie oftewel de fysieke realiteit erkent. Dit systeem is verder onder te verdelen in een reductionistische hoofdvariant die het bestaan van een onreduceerbare geest ontkent en een holistische hoofdvariant die de geest wel erkent maar dan als holistisch kenmerk van de fysieke werkelijkheid. Genoemde hoofdvarianten bestaan vervolgens weer in talrijke subvarianten.

Het dualisme (een pluralistisch systeem) dat zowel accepteert dat er een fysieke realiteit bestaat als onreduceerbare subjectieve geesten. Net als bij het materialisme bestaan er diverse varianten van dualisme.

Het idealisme (een monistisch systeem) dat alleen het bestaan van onreduceerbare subjectieve geesten erkent, en de fysieke realiteit opvat als terug te voeren tot het bewustzijn. Ook hiervan bestaan weer diverse varianten.

Daarnaast bestaan er nog verschillende, voor velen minder bekende filosofische stromingen die men van buitenaf als aparte ontologieën zou kunnen beschouwen, maar die dat zelf soms niet eens zouden erkennen. We moeten bijvoorbeeld denken aan varianten van de zogeheten (wijsgerige) fenomenologie, de procesmetafysica, het westers deconstructivisme, het panpsychisme, het taoïsme of de boeddhistische filosofische kritiek op alle ‘conventionele’ theorievorming űberhaupt.

Dit alles geeft nogmaals aan hoe weinig ‘vanzelfsprekend’ bijvoorbeeld een impliciet of expliciet skeptische kijk op de realiteit in een intellectuele context wel niet is.

De ontologie of het wereldbeeld van een filosoof speelt uiteraard een grote rol in zijn of haar waardering van de parapsychologie. Een aantal parapsychologen is daarnaast ook geschoold en/of werkzaam als filosoof door de fundamentele vraagstukken waar parapsychologische fenomenen hen voor stellen en die overeenkomen met hoofdvragen uit de wijsbegeerte.

Filosofie en skepsis

Het wekt geen verbazing dat niet alle filosofische systemen verenigbaar zijn met het accepteren van de realiteit van parapsychologische verschijnselen. Met name het reductionistische materialisme en het daarmee samenhangende fysicalisme kunnen er totaal niet mee uit de voeten. Fysicalisme is de positie dat alles wat er is, het product is van fysieke wetmatigheden en dat er niets bestaat wat geen fysieke oorsprong zou kennen.

Skeptici beseffen zoals gezegd niet altijd dat een extreme voorzichtigheid in de acceptatie van paranormale fenomenen impliciet samenhangt met een onderliggende filosofie. Het komt dan ook voor dat sommige skeptici zelf een filosofisch of religieus wereldbeeld aanhangen dat haaks staat op reductionisme en fysicalisme, terwijl ze zich gedragen als materialisten of fysicalisten zodra het om parapsychologische verschijnselen gaat. Dergelijke willekeur toont aan dat sommige skeptici onvoldoende beseffen waarin ze hun skepsis nu eigenlijk grondvesten.

Filosofie van de geest

Eén van de deelgebieden van de analytische filosofie die het meest direct verband houden met de parapsychologie is de filosofie van de geest. Het draait hierbij om vragen als de reduceerbaarheid van de geest tot de hersenen, de wisselwerking van de geest met de fysieke werkelijkheid en iemands persoonlijke identiteit door de tijd heen.

Binnen de filosofie van de geest zijn het vooral het dualisme en het idealisme die in principe ruimte kunnen bieden voor paranormale verschijnselen als ESP, psychokinese, synchroniciteit, leven na de dood en reïncarnatie. Een andere positie die er althans in bepaalde varianten mee verenigbaar kan zijn, is het panpsychisme, dat stelt dat de hele materiële wereld in allerlei variaties vervuld is van geest. Het panpsychisme kan in diverse vormen samengaan met het holisme, maar ook met het dualisme en zelfs een variant van idealisme zijn.

Helaas wordt de analytische filosofie van de geest zoals beoefend aan universiteiten veelal beperkt door een zogeheten naturalistische premisse dat de geest voortkomt uit en beperkt wordt door de materiële werkelijkheid. Die maakt dat juist dualisme, idealisme en panpsychisme nog relatief impopulair lijken onder filosofen van de geest. Uiteraard speelt dit de skeptische oppositie tegen de parapsychologie in de kaart.

De inwerking van de geest

Eén van de voornaamste vraagstukken binnen de filosofie van de geest luidt of de geest invloed heeft op de fysieke werkelijkheid of slechts een machteloos bijverschijnsel van het brein, een zogeheten epifenomeen is. Veel naturalistisch georiënteerde filosofen erkennen wel dat er een geest is, maar niet dat deze invloed heeft op de werkelijkheid. Hun positie, het zogeheten epifenomenalisme, vormt filosofisch één van de grootste obstakels voor de erkenning van de parapsychologie als wetenschap die vanuit een filosofisch oogpunt respectabel is. Het epifenomenalisme maakt het onmogelijk zelfs maar ‘normale’ inwerkingen van de geest op het eigen lichaam en op zichzelf als geest te erkennen. Laat staan dat er ruimte zou zijn voor een geest die ook nog eens invloed zou hebben op de werkelijkheid buiten het eigen lichaam. Het kwalijkste aan de aandacht voor het epifenomenalisme is dat het een volstrekte incoherente positie is. Als de geest volkomen machteloos is, kunnen we er ook geen concepten van hebben die op basis van contact met die geest gevormd zouden zijn, en kunnen we dus zelfs niet eens weten dat er een geest is. Ondanks deze innerlijke tegenspraak, houden sommige filosofen toch vast aan het epifenomenalisme, omdat het hun het enige mogelijke compromis tussen fysicalisme en de erkenning van het bewustzijn toeschijnt. Niet alleen is epifenomenalisme bij voorbaat volstrekt onhoudbaar, maar het leidt ook nog tot het negeren van bewijsmateriaal voor paranormale fenomenen. Er is op dit punt zeker sprake van een wijdverbreide onverdedigbare onredelijkheid, die de titel ‘rationeel’ niet verdient.

Materialistische pseudo-rationalisten kunnen in het algemeen publiekelijk zelfs zo ver gaan de geldigheid van logische argumentatie (zuiver voor de gelegenheid) af te wijzen als ze leidt tot conclusies die ingaan tegen hun gesloten wereldbeeld. Sommigen doen daarbij ook nog alsof er in feite een uitsluitend empirische discussie zou bestaan, terwijl hun tegenstanders nu juist expliciet een analytische dialoog met hen zijn aangegaan.

Ook filosofen die naar eigen zeggen rationeel en onbevooroordeeld zouden zijn, haken nu eenmaal vaak af als er concepten besproken worden die haaks staan op hun wereldbeeld, terwijl rationalisme fundamenteel onverenigbaar is met geslotenheid en het afwijzen van analytische argumenten.

Persoonlijke identiteit

Een volgend vraagstuk binnen de filosofie van de geest met grote relevantie voor de parapsychologie is dat van de persoonlijke identiteit. De belangrijkste posities op dit gebied zijn impersonalisme, personalisme en holisme. Het impersonalisme stelt in het algemeen dat er geen zichzelf gelijk blijvend subject bestaat, het personalisme bestaat uit diverse varianten die zo’n subject nu juist wel erkennen, en het holisme erkent wel een persoon maar alleen als eenheid van lichaam en geest. Daarnaast zijn er nog specifieke oosterse posities die onder meer samenhangen met hindoeïsme en boeddhisme, zoals die van het concept Atman (een deel van de ziel dat identiek zou zijn aan God) en de zogeheten anatta-doctrine (volgens welke er geen persoonlijke ziel bestaat, maar wel een keten van onpersoonlijke wedergeboorten).

Het parapsychologisch onderzoek naar leven na de dood en reïncarnatie kan in haar theorievorming niet heen om het vraagstuk van de persoonlijke identiteit. Overigens zijn er van elke (hoofd)positie rond persoonlijke identiteit parapsychologische voorstanders. Dit geldt zeker ook voor het personalisme in de niet-holistische zin dat de laatste jaren weer meer in opkomst is. Het dualistische en idealistische personalisme stelt dat er een geestelijke persoon of subject is die zichzelf als zodanig in de loop der tijd gelijk blijft, terwijl zijn bewustzijn en psychologische structuur wel aan verandering onderhevig zijn. Dergelijke posities maken personalistische theorievorming mogelijk binnen het empirisch parapsychologisch onderzoek naar een leven na de dood en reïncarnatie.

Kenleer en ESP

In de westerse filosofie erkent men in theorie meestal drie mogelijke bronnen van kennis, namelijk het verstand of de rede, de zintuiglijke en introspectieve ervaring en de intuïtie. Hoewel filosofen vaak het belang van meerdere bronnen erkennen, is er doorgaans sprake van een verschillend belang dat ze aan elk van deze drie toekennen. Grofweg beschouwen rationalisten de rede als het belangrijkste keninstrument, empiristen de ervaring en intuïtionisten de intuïtie.

Oosterse filosofieën, zoals het jaïnisme, erkennen daarnaast een vorm van buitenzintuiglijke waarneming als legitieme bron van kennis. Het is te verwachten dat ESP uiteindelijk ook onderdeel zal uitmaken van westerse kentheoretische systemen.

Filosofie van PSI

Filosofen hebben reeds meermalen gepoogd om ESP en psychokinese in verband te brengen met een ruimere filosofie van de geest. Een belangrijk voorbeeld hiervan betreft de PSI-theorie van Thouless en Wiesner, die net als de Nederlandse parapsycholoog Paul Dietz stellen dat de normale zintuiglijke waarneming en de psychomotoriek beschouwd moeten worden als bijzondere varianten van algemenere principes van interacties tussen geest en materie en tussen geesten onderling. Anders geformuleerd: normale motorische handelingen zouden een bijzondere vorm van psychokinese zijn, en normale waarneming een bijzondere vorm van buitenzintuiglijke waarneming. Ook J.B. Rhine zag reeds een dergelijke continuïteit tussen PSI en alledaagse wisselwerkingen tussen lichaam en geest. De filosoof J.B. Dilley probeerde binnen dit kader overigens weer een reductie van telepathie tot een helderziende waarneming van andermans brein te voltrekken. Deze theorie maakt het echter onmogelijk om rechtstreekse telepathie met een overledene te veronderstellen.

De filosofie van PSI omvat verder ook natuurfilosofische vraagstukken, zoals de ontologische aard van de fysieke tijd. Volgens sommigen, waaronder J.W. Dunne (degene aan wie we de naam Dunne-effect te danken hebben) hebben helderziendheid in de tijd en met name precognitie implicaties voor de conceptualisering van de tijd.

De zogeheten observationele theorieën hangen samen met fundamentele natuurkundige theorieën en daarmee uiteindelijk ook weer met de natuurfilosofie.

Ook het filosofische vraagstuk hoe we zeker kunnen weten of iemand anders een bewustzijn heeft of een soort zielloze biologische robot is, is van belang voor de parapsychologie. Dit geldt met name voor de parapsychologie van dieren. Onder invloed van de Franse filosoof René Descartes is eeuwenlang de dierlijke geest of ziel ontkend, wat doorgewerkt heeft in de psychologie in het algemeen, maar ook specifieker in de parapsychologie. Sommigen, waaronder John Randall, hebben bijvoorbeeld getracht parapsychologisch materiaal rond dieren weg te verklaren als een onbewuste inwerking van menselijke paranormale vermogens. In het geval van planten is dat veel voor de hand liggender, zoals we hebben gezien ine principes van interacties tussen geest en materie en tussen geesten onderling. Anders geformuleerd: normale motorische handelingen zouden een bijzondere vorm van psychokinese zijn, en normale waarneming een bijzondere vorm van buitenzintuiglijke waarneming. Ook J.B. Rhine zag reeds een dergelijke continuïteit tussen PSI en alledaagse wisselwerkingen tussen lichaam en geest. De filosoof J.B. Dilley probeerde binnen dit kader overigens weer een reductie van telepathie tot een helderziende waarneming van andermans brein te voltrekken. Deze theorie maakt het echter onmogelijk om rechtstreekse telepathie met een overledene te veronderstellen.

De filosofie van PSI omvat verder ook natuurfilosofische vraagstukken, zoals de ontologische aard van de fysieke tijd. Volgens sommigen, waaronder J.W. Dunne (degene aan wie we de naam Dunne-effect te danken hebben) hebben helderziendheid in de tijd en met name precognitie implicaties voor de conceptualisering van de tijd.

De zogeheten observationele theorieën hangen samen met fundamentele natuurkundige theorieën en daarmee uiteindelijk ook weer met de natuurfilosofie.

Ook het filosofische vraagstuk hoe we zeker kunnen weten of iemand anders een bewustzijn heeft of een soort zielloze biologische robot is, is van belang voor de parapsychologie. Dit geldt met name voor de parapsychologie van dieren. Onder invloed van de Franse filosoof René Descartes is eeuwenlang de dierlijke geest of ziel ontkend, wat doorgewerkt heeft in de psychologie in het algemeen, maar ook specifieker in de parapsychologie. Sommigen, waaronder John Randall, hebben bijvoorbeeld getracht parapsychologisch materiaal rond dieren weg te verklaren als een onbewuste inwerking van menselijke paranormale vermogens. In het geval van planten is dat veel voor de hand liggender, zoals we hebben gezien in hoofdstuk 2. Maar het klakkeloos toepassen van een aannemelijke theorie over planten op dieren is typerend voor de ontkenning van een dierlijk bewustzijn dat in belangrijke opzichten vergelijkbaar zou zijn met dat van de mens. Gelukkig wordt het bestaan van een dierlijke geest de laatste jaren steeds meer erkend, zowel in de psychologie als in de parapsychologie. Op basis van een zogeheten analogiepostulaat ziet men in dat wezens die lichamelijk en gedragsmatig zozeer verwant lijken aan onszelf, naar alle waarschijnlijkheid ook geestelijk sterk met ons overeen zullen komen. Dit geldt des te meer naarmate men een biologische evolutietheorie aanhangt. Helaas zijn sommige parapsychologen echter nog steeds antropocentrisch en gaan ze ervan uit dat de verschillen tussen mensen en leden van andere diersoorten niet gradueel zijn, maar absoluut. Mensen zouden zo bijvoorbeeld ESP en PK kunnen vertonen, en andere dieren niet. Het is erg belangrijk om de filosofische vooronderstellingen van dergelijke boude stellingen aan het licht te brengen.

Tot slot zouden volgens sommige parapsychologen met name monistische stromingen zoals het zogeheten psychisch monisme van Heymans een bruikbaar ontologisch kader bieden voor theorievorming rond ESP.

Onsterfelijkheid

Binnen zowel de westerse als de oosterse filosofie van de geest zijn er pogingen gedaan om analytisch, deductief aan te tonen dat er een leven na de dood of zelfs absolute onsterfelijkheid bestaat. In de loop der tijd zijn enkele onsterfelijkheidsbewijzen geformuleerd, waarvan de voornaamste nog steeds luiden dat de geest geen machteloos bijverschijnsel van de hersenen kan zijn en daardoor ook niet zomaar zal verdwijnen na de dood, en dat het subject een zichzelf gelijk blijvende substantie (in filosofische zin) is. Substanties zijn entiteiten waaraan zich veranderingen voltrekken zonder dat ze daardoor hun identiteit verliezen. Iemand kan bijvoorbeeld allerlei verschillende zintuiglijke indrukken, gedachten of emoties ondergaan, zonder dat hij daardoor zelf als subject iemand anders wordt. Substanties kunnen als zodanig dus niet getroffen worden door veranderingen en zijn daarom als zodanig onverwoestbaar en onsterfelijk.

Wat betreft het overleven van iemands geheugen en persoonlijkheid na de dood stelt een aantal filosofen dat die als zodanig geen van beide verklaarbaar zijn uit de hersenen zodat er geen reden is om aan te nemen dat ze zomaar zullen verdwijnen na de lichamelijke dood.

Deze analytische argumenten zijn zoals de filosoof Bernhard Bolzano heeft aangetoond, ondanks aanvallen van onder meer David Hume en Immanuel Kant, nog steeds actueel en vormen daarmee een belangrijke basis voor het parapsychologische onderzoek naar een persoonlijk overleven na de dood.

Fijnstoffelijkheid

De Nederlandse filosoof Poortman ontwikkelde in zijn boek Ochêma een zogeheten hylisch pluralistische theorie over de mogelijke fijnstoffelijke lichamen van de mens en hun verhouding tot de ziel. Het is hoe dan ook nodig om het begrip fijnstoffelijkheid ontologisch nader te definiëren. Gaat het om een speciale manifestatie van materie? Is het een product van de geest? Hoe verhouden eventuele meerdere fijnstoffelijke lichamen zich onderling tot elkaar?

Dit soort vragen zijn ontologisch van het grootste belang. Als de fijnstoffelijke ‘voertuigen’ gecreëerd zijn door de persoonlijke zielen die ze dragen, wordt het zelfs de vraag in hoeverre de materiële wereld zelf geen product van de geest zou kunnen zijn.

Overigens nam Poortman zelf een unieke, zo niet bizarre positie in door te stellen dat mensen enerzijds individueel een veelvoud aan lichamen kennen (hylisch pluralisme), maar anderzijs collectief tezamen slechts één onstoffelijk ik (noïsch monisme) .

Wetenschapsfilosofie

Sommige filosofen erkennen wel dat de fenomenen die door de parapsychologie worden bestudeerd eventueel echt zouden kunnen bestaan, maar ze stellen tegelijkertijd dat de parapsychologie een pseudowetenschap is omdat dergelijke fenomenen zich per definitie niet zouden laten kennen via de wetenschappelijke methode. Weer andere beweren dit uitsluitend van deelgebieden van de parapsychologie.

Voorts beweren bepaalde natuurwetenschappelijk georiënteerde denkers dat er slechts één juiste wetenschappelijke methode om verschijnselen te meten is, die men op alle wetenschapsgebieden zou moeten kunnen toepassen. Blijkt dit onmogelijk zonder bepaalde aanpassingen aan het specifieke onderzoeksobject, dan zou dit onderwerp direct buiten de wetenschap vallen en de bestudering ervan zou moeten worden gediskwalificeerd als pseudo-wetenschappelijk. De Nederlandse filosoof Hein van Dongen heeft gewezen op de kwalijke gevolgen van een dergelijke miskenning van wat hij ‘incommensurabiliteit’ noemt, het gegeven dat er geen gemeenschappelijke maat bestaat waarmee men alle delen van de werkelijkheid zou kunnen bestuderen.

Skeptici zijn er dol op om te wijzen op de noodzaak van uitzonderlijk goed bewijsmateriaal bij ‘uitzonderlijke’ beweringen over het bestaan van parapsychologische verschijnselen. Voor het gemak vergeten ze daarbij doorgaans dat het afhangt van je ontologie welke verschijnselen uitzonderlijk zouden zijn. Voor een reductionistische materialist zijn bijvoorbeeld beweringen dat er subjectieve, kwalitatieve ervaringen bestaan ‘uitzonderlijk’. Voor een epifenomenalist zijn beweringen dat de geest inwerkt op de werkelijkheid ‘uitzonderlijk’. Terwijl nu juist allerlei beweringen van beide stromingen over de werkelijkheid zelf ‘uitzonderlijk’ zijn voor personalistische dualisten en idealisten. Alleen wanneer het een voor iedereen uitgemaakte zaak zou (moeten) zijn wat uitzonderlijk is en wat niet, kunnen we eventueel om sterker dan gemiddeld bewijsmateriaal voor het bestaan ervan verzoeken.

Een ander stokpaardje van veel skeptici is dat theorieën falsifieerbaar zijn, dat wil zeggen dat ze weerlegd moeten kunnen worden door nieuw bewijsmateriaal. Merkwaardig genoeg geldt dit allang voor de meeste parapsychologische theorieen (inclusief bijvoorbeeld de reïncarnatietheorie), en kenmerkt juist de opstelling van debunkers zich door een weigering om de feiten zoveel mogelijk voor zichzelf te laten spreken.

Een favoriet concept van bepaalde parapsychologen is de wetenschappelijke revolutie. Als men het woord revolutie letterlijk neemt als een alles doordringende omwenteling, zal die er waarschijnlijk nooit helemaal komen op parapsychologisch gebied. Er zullen waarschijnlijk net als nu altijd tegenkrachten blijven, net zoals er nu nog steeds lieden zijn die elke vorm van biologische evolutietheorie afwijzen en zelfs aanhangers van de theorie dat de aarde plat is.

Bovendien zal er binnen de parapsychologie altijd een enorme diversiteit blijven aan theorieën en subtheorieën. In een andere zin mag men echter wel degelijk hopen op een wetenschappelijke revolutie ten gunste van de parapsychologie. Er zou vroeg of laat namelijk op grote schaal een erkenning kunnen komen van het gegeven dat de geest van mens en dier niet reduceerbaar is tot de hersenen en eigenschappen bezit die niet te verklaren zijn vanuit de neurologie. Door een dergelijke nieuwe opvatting van de geest zouden als het ware automatisch de deur wagenwijd open komen te staan voor parapsychologische onderzoeken en theorievorming. Ironisch genoeg zou dit wel het einde van de parapsychologie als aparte wetenschap kunnen betekenen, aangezien de parapsychologische fenomenen niet langer naast (para) de psychologische fenomenen zouden staan als randgebied, maar juist een centrale plaats zouden innemen binnen de psychologie als geheel. Het PSI-onderzoek en het onderzoek naar communicatie met overledenen zouden bijvoorbeeld belangrijke interdisciplinaire kerngebieden kunnen gaan vormen van de psychonomie en de fysica. Het onderzoek naar herinneringen aan vorige levens en persoonlijke evolutie in de loop van opeenvolgende incarnaties zou geïntegreerd kunnen worden in de persoonlijkheidsleer en de ontwikkelingspsychologie. Wellicht zullen enkele parapsychologische deelgebieden echter niet opgenomen kunnen worden in te hervormen wetenschappen als psychologie, fysica of biologie. Het is bijvoorbeeld denkbaar dat het onderzoek naar een hiernamaals, ‘engelen’ of synchroniciteit ook na een gewenste revolutie zelfstandige (sub)disciplines zullen blijven.

Godsdienstfilosofie

Binnen een reductionistisch of fysicalistisch wereldbeeld is geen plaats voor een scheppende godheid. De parapsychologie biedt empirisch bewijsmateriaal voor het bestaan van geesten zonder fysiek lichaam, en voor een andere, spirituele wereld van Licht. Ook toont ze empirisch aan dat een geest in hoge mate invloed kan hebben op de fysieke werkelijkheid. In die zin biedt ze in diverse opzichten tegenwicht tegen de vanzelfsprekendheid waarmee met name atheïstische filosofen volgens hen ‘absurde’ concepten als een god of goden, engelen en een geestelijke wereld zonder enige aarzeling van tafel plegen te vegen. Bovendien blijkt zo dat het helemaal niet nodig is om een irrationele, dogmatische of intolerante houding aan te nemen alvorens godsdienstfilosofische vraagstukken serieus te kunnen nemen.

Implicaties van parapsychologie voor zin van het leven

Ook voor de filosofische waardenleer of axiologie, heeft de parapsychologie consequenties, met name door de gegevens van het onderzoek naar bijna-dood ervaringen en tussenperiodeherinneringen. Ze wijzen immers op het belang van waarden als liefde, kennis en ontwikkeling. Samen met het reïncarnatieonderzoek werpen deze parapsychologische deelgebieden tevens enig licht op de zin van het aardse leven. De zeer populaire eenzijdig-hedonistische verzuchting "Je leeft maar een keer", wordt gelogenstraft door bewijsmateriaal voor vorige levens. Filosofen zullen op den duur waarschijnlijk mede door de invloed van de parapsychologie nog meer aandacht krijgen voor het centrale belang van de persoonlijke ziel voor een zinvol leven.

Onderzoek naar bijna-dood ervaringen, tussenperiodeherinneringen en reïncarnatie heeft ook nog implicaties die meegenomen moeten worden bij vraagstukken als het aardse lijden en het kwaad (theodicee). Het gegeven dat we de dood overleven en dat bepaalde ontwikkelingen mogelijk ‘van hogerhand’ voorbeschikt zijn, kunnen het gemakkelijker maken om met negativiteit om te gaan en haar zo uiteindelijk zoveel mogelijk op te heffen. Dit sluit aan bij positieve humanistische en religieuze stromingen en bij de zogeheten logotherapie van holocaust-overlevende Viktor Frankl. Binnen een parapsychologisch perspectief van leven na de dood en reïncarnatie is er geen reden meer om te verwachten dat wat we ervaren als het kwaad (hoe zinloos het ook is of lijkt) het laatste woord zal hebben.

Ethische code

Net als alle gebieden van wetenschap is er ook in de parapsychologie behoefte aan een ethische code om te voorkomen dat proefpersonen of proefdieren lijden onder het onderzoek dat men met hen doet. Gelukkig is er een vrij brede consensus onder parapsychologen dat er zeker voor hun waardevolle wetenschapsgebied geen invasieve of beschadigende dierproeven mogen worden gedaan. Ook gaat men doorgaans zuiver met de privacy en gevoelens van menselijke proefpersonen of respondenten om.

Uiteraard mag men moreel gezien nooit opzettelijk onderzoeksgegevens verdonkeremanen of vervalsen. Skeptici zouden baat kunnen hebben bij een ethische code die verbiedt met opzet gegevens en redeneringen van parapsychologen te verdraaien of hen voor te stellen als achterlijk of idioot. Overigens geldt andersom ook voor parapsychologen dat zij skeptici (juist ook in de zin van debunkers) nooit het recht mogen ontzeggen om zich te uiten in woord of geschrift. Hoewel de verontwaardiging van parapsychologen jegens debunkers zeker gerechtvaardigd kan zijn, verdient een ieder het toch te allen tijde gerespecteerd te worden in zijn basale menselijke waardigheid en mensenrechten, zelfs als hij daar zelf in tekort schiet ten aanzien van medemensen.

Literatuur

Almeder, R. (1987). Beyond death: evidence for life after death. Springfield, Il.: Charles C. Thomas.

Beloff, J. (1962). Existence of mind. New York: Citadel press.

Beloff, J. (1988). The importance of psychical research. Londen: SPR.

Bergson, H. (1908). Matière et mémoire. Parijs : Alcan.

Bergson, H. (1944). L’energie spirituelle: Essays et conferences. Parijs : Presses Universitaires.

Chalmers, D. (1996). The conscious mind in search of a fundamental theory. Oxford: Oxford University Press.

Dietz, P. (1954). Wereldzicht der parapsychologie. Den Haag: Leopold.

Dongen, H. van (1990). Parapsychologie en de grenzen van het objectivisme. Utrecht: Parapsychologisch Instituut.

Dongen, H. van (1999). Geen gemene maat. Leende: Damon.

Foster, J. (1982). The case for idealism. Routledge en Kegan Paul.

Foster, J. (1991). The immaterial self: in defense of the cartesian dualist conception of the mind. Londen: Routledge.

Gerding, J.F.L. (1993). Kant en het paranormale. Utrecht: Parapsychologisch Instituut.

Griffin, D.R.(1997). Parapsychology, philosophy and spirituality: A postmodern exploration. Albany: State University of New york Press.

Heymans, G.H. (1933). Inleiding in de metaphysica op grondslag der ervaring. Amsterdam: Wereldbibliotheek.

LeShan, L. (1985). Parapsychologie en de nieuwe wetenschap. Wassenaar: Mirananda.

Penfield, W. (1975) The mystery of the mind: a critical study of consciousness and the human brain. Princeton, NJ: Princeton university press.

Praag, H. van (1973). Inleiding tot de parapsychologie. Baarn: Meulenhoff.

Rivas, T. (2003). Geesten met of zonder lichaam: pleidooi voor een personalistisch dualisme. Delft: Koopman & Kraaijenbrink.

Rivas, T., & Dongen, H. Van (2001). Exit epifenomenalismo: la demolición de un refugio. Revista de Filosofía, vol. LVII, 111-129.

Rivas, T., & Dongen, H. Van (2003). Exit epiphenomenalism: the demolition of a refuge. The Journal of Non-Locality and Remote Mental Interactions, vol. II., nr. 1, februari.

Tijdschrift voor Parapsychologie: J.J. Poortman-Nummer. SPR: 58, 3 en 4, 1990.

Wheatley, J.M.O., & Edge, H.L. (ed.) (1976). Philosophical dimensions of parapsychology. Springfield.


Drs. Titus Rivas is verbonden aan Stichting Athanasia en is medewerker van o.a. het blad Terugkeer van Stichting Merkawah, ParaVisie, Paraview en Prana.

Rivas is altijd geïnteresseerd in nieuwe ontwikkelingen op parapsychologisch gebied en nodigt u uit uw eigen paranormale ervaringen met hem te delen: titusrivas@hotmail.com

Stichting Athanasia verzorgt bovendien parapsychologische consulten tegen tarieven gekoppeld zijn aan iemands uitkering. (Athanasia is een ideele stichting en de consulten komen uitsluitend ten goede aan haar activiteiten).