Titel

Hoofdstuk 7 Het Hiernamaals

Geplaatst door

Parapsychologische Encyclopedie   (publicatiedatum: 4 October, 2006)

Samenvatting

Hoofdstuk 7 van de Encyclopedie van de Parapsychologie over parapsychologisch en interdisciplinair onderzoek na een leven na de dood.


Tekst

 

Hoofdstuk 7. Het hiernamaals

Het bestaan van PSI, dat wil zeggen van ESP en PK, geeft op zichzelf al aan dat onze geest of ziel niet helemaal gebonden is aan onze hersenen, omdat hij de fysieke grenzen daarvan weet te overstijgen. Dat geeft op zich al aan dat we de dood in elk geval voor een deel geestelijk zullen overleven. Ook voor leden van andere diersoorten die PSI vertonen zou dat moeten gelden.

Merkwaardig genoeg wordt dit niet door alle parapsychologen erkend, maar de officiële weerstand tegen de gedachte van een leven na de dood is onder hen over het algemeen wel veel kleiner dan bij andere wetenschappers. Binnen de parapsychologische wereld zelf bestaan er grofweg drie kampen als het gaat om een leven na de dood. Enerzijds zijn er parapsychologen die beweren dat parapsychologie niets te maken heeft met een dergelijk onderwerp en zich in plaats daarvan volledig dient te concentreren op PSI. Zoals in het eerste hoofdstuk al werd aangegeven, is dat niet mogelijk bij een definitie van parapsychologie als wetenschap van anomalieën die samenhangen met de ziel of geest.

Dan heb je parapsychologen die onderzoek naar een hiernamaals wel een legitiem studieobject vinden, maar stellen dat al het bewijsmateriaal op dit gebied zelf verklaard kan worden door paragnosie en psychokinese. Deze worden van oudsher animisten genoemd, naar het woord anima dat in dit geval de ziel van een levende aanduidt, die onbewust verantwoordelijk zou zijn voor eventuele paranormale verschijnselen. Tegenwoordig spreekt men ook vaak van voorstanders van de Super-ESP theorie, omdat ze menen dat met name een groot algemeen menselijk potentieel van natuurlijke paragnostische vermogens verantwoordelijk is voor schijnbaar bewijsmateriaal voor een persoonlijk overleven. Tot slot zijn er de zogeheten survivalists, die tenminste een deel van het bewijsmateriaal verklaren op basis van een hypothese van survival (overleven). Zij worden traditioneel ook aangeduid als aanhangers van een spiritistische hypothese, waarbij spirit(us) staat voor de ziel van een overledene.

De discussies tussen met name de laatste twee typen parapsychologen horen al vanaf het eerste begin bij de parapsychologie. Daarbij vergeten animisten nog wel eens dat PSI zelf al een argument vormt om uit te gaan van een vorm van leven na de dood. Bovendien miskennen ze vaak dat veel fenomenen niet alleen om paranormale informatie draaien maar ook andere kenmerken bezitten die op zichzelf niet verklaarbaar zijn door ESP.

Het meeste onderzoek naar een overleven na de dood is naturalistisch, dat wil zeggen dat men poogt om spontane ervaringen goed te reconstrueren en in kaart te brengen. Skeptici beweren nog wel eens ten onrechte dat dergelijk onderzoek slechts op willekeur en anekdotes zou berusten, maar juist in de parapsychologie heeft men ingenieuze technieken ontwikkeld om tot zo betrouwbaar mogelijk materiaal te kunnen komen. Het is onbegrijpelijk welke obstakels men niet allemaal opwerpt om onderzoek naar een leven na de dood belachelijk of praktisch onmogelijk te maken. Soms lijkt het wel alsof men nergens zo bang voor is als de gedachte dat de dood geen einde is. Alsof het interpreteren van wetenschappelijk bewijsmateriaal in termen van een leven na de dood neer zou komen op het breken met het rationalisme of op een reactionaire overgave aan dogmatische religies.

Soorten bewijsmateriaal

Parapsychologisch bewijsmateriaal in het kader van onderzoek naar een leven na de dood is grofweg onder te verdelen in drie typen:

Binnen het bewijsmateriaal voor ervaringen met een andere wereld kun je weer onderscheid maken tussen sterfbedvisioenen, bijna-dood ervaringen en herinneringen aan een voorgeborchte.

Sterfbedvisioenen

Mensen kunnen op hun sterfbed ervaringen krijgen die voor henzelf of omstanders duiden op contact met een hiernamaals. Ze zien daarbij een prachtige hemelse werkelijkheid, geliefde overledenen of religieuze figuren zoals engelen of heiligen. Ook kunnen ze wonderschone muziek horen.

Reeds vroege psychical researchers zoals met name William Barrett en Ernesto Bozzano deden onderzoek naar dergelijke ervaringen.

Veel medici denken nog steeds dat sterfbedvisioenen gewoon een vorm van hallucinatie zijn die samenhangen met de fysieke aftakeling van stervenden of met psychologische factoren zoals angsten of godsdienstige verwachtingen. De parapsycholoog Karlis Osis heeft echter systematisch onderzoek gedaan waarin hij er in slaagde om al dergelijke normale medische en psychologische hypothesen uit te sluiten, waaronder zuurstofgebrek, verdovende middelen, koortsen, hersenletsel, spanning, verlangens en angsten. Ook verwachtingen van de stervenden dat men spoedig zou overlijden speelden geen rol, aangezien veel stervenden helemaal niet dachten dat de dood nabij was en toch even vaak visioenen kregen. Erlendur Haraldsson bevestigde dit algemene patroon in een zelfde soort studie in India.

Sterfbedvisioenen zijn als zodanig al niet normaal verklaarbaar. Maar er zitten ook nog specifieke paranormale aspecten aan sommige sterfbedvisioenen.

Allereerst bestaan er zogeheten Peak in Darien-gevallen vernoemd naar een gedicht van John Keats dat over een ontzagwekkende verrassing gaat. In dergelijke gevallen ziet de stervende een overledene van wie hij nog niet wist dat hij reeds gestorven was. Een klassieke geval betreft ene Doris B. die op haar sterfbed de geest van haar overleden zuster Vida zag terwijl haar overlijden Doris nog niet bekend was.

In sommige gevallen zien omstanders zelf ook verschijningen van overledenen die de stervende komen halen. Zo zag ene Margaret Moser in 1949 de verschijning van een zus van een patiënt van haar. Ze was later in staat om zuiver op basis van deze verschijning een zoon van deze zus te herkennen omdat hij dezelfde gelaatstrekken had als zijn verschenen moeder.

In weer andere gevallen wordt de verschijning van een stervende gezien terwijl deze tijdelijk buiten kennis is. Robert Dale Owen onderzocht zo’n geval uit de 19e eeuw. Een vrouw had kort voor ze stierf een poosje in zwijm gelegen. Toen ze de volgende dag weer bijkwam beweerde ze dat ze haar baby thuis in een kistje had zien liggen, terwijl niemand haar verteld had dat het kind was overleden. Een jonge vrouw had de dag tevoren een verschijning gezien waarin ze de moeder van het kind herkende. De verschijning sprak niet maar deed een arm omhoog. Daarmee wees ze eerst naar de dode baby en vervolgens naar boven. Sommige mensen die waken aan iemands sterfbed nemen een soort hemelse, onverklaarbare muziek waar.
Tot slot zijn er gevallen waarin een demente of psychotische patiënt vlak voor zijn dood zijn mentale vermogens herwint, wat door verschillende onderzoekers wordt gezien als een geestelijke bevrijding uit het gebrekkige brein van de stervende.

Bijna-dood ervaringen

Een aanzienlijk aantal patiënten die klinisch dood zijn geweest ondervindt daarbij een zogeheten bijna-dood ervaring of BDE. Het onderzoek naar bijna-dood ervaringen nam een aanvang met een verslag van zo’n ervaring door George Ritchie, dat de arts Raymond Moody tot een systematische studie van BDE’s aanzette. Bijna-dood ervaringen komen voor bij mensen die klinisch dood zijn geweest maar ook bij mensen die op het randje van de dood zweefden. Er zijn ook gedeeltelijke parallellen met andere ervaringen, maar die gaan nooit helemaal op. Lang niet alle patinten die klinisch dood zijn geweest herinneren zich overigens bewust een BDE te hebben gehad.

Raymond Moody stelde vast dat een aantal kenmerken van bijna-dood ervaringen vaak terugkomen, zoals een tunnel, een hemels licht en het benadrukken van het belang van liefde en wijsheid. Vaak zien de BDE-ers ook overledenen en hogere wezens. Ze merken dat de wereld waarin ze zich bevinden direct reageert op hun gevoelens en gedachten. Soms zien ze ook gemeenschappen, scholen of bibliotheken waarin men een hoger soort wijsheid kan opdoen. In veel gevallen zien ze tijdens hun bijna-dood ervaringen de verborgen zin van het eigen leven of van de menselijke geschiedenis. Soms krijgen ze ook een kijkje in de toekomst. Slechts in een klein aantal gevallen worden er negatieve ervaringen met een helse andere wereld gemeld die soms ook weer omslaan in zeer positieve ervaringen.

Geen van deze kenmerken komen bij alle BDE’s voor maar er zijn ook geen kenmerken die maar één keer voorkomen. Raymond Moody beschrijft een denkbeeldige volledige ervaring, waarin de meeste kenmerken optreden, als volgt:

‘Een man ligt op sterven en als zijn lichamelijke pijnen een hoogtepunt bereiken hoort hij hoe zijn dokter hem dood verklaart. Dan verneemt hij een onaangenaam geluid, een luid gerinkel of gezoem, en tegelijkertijd voelt hij dat hij met grote snelheid door een lange, donkere tunnel gaat. Daarna bevindt hij zich plotseling boven zijn stoffelijk lichaam, maar nog steeds in de onmiddellijke omgeving ervan, en hij ziet zijn lichaam van een afstand, alsof hij een toeschouwer is. Vanuit deze ongewone positie slaat hij de pogingen hem weer tot leven te wekken gade, en hij verkeert in een staat van emotionele beroering.

Na een poosje herkrijgt hij zijn zelfbeheersing en raakt hij iets meer aan de vreemde toestand gewend. Hij merkt dat hij nog steeds een ‘lichaam’ heeft, maar dat heeft een heel andere aard en andere vermogens dan het stoffelijke lichaam dat hij verlaten heeft.

Nieuwe gebeurtenissen volgen weldra. Er komen anderen naar hem toe om hem te helpen. Hij ziet vluchtig de geesten van verwanten en vrienden die reeds dood zijn en een liefde en warmte uitstralende geest van een hem volkomen vreemde aard – een wezen van licht – verschijnt aan hem. Dit wezen stelt hem een woordeloze vraag, om hem zijn leven te laten evalueren en helpt hem daarbij door hem een panoramische terugblik te tonen op de voornaamste gebeurtenissen uit dat leven. Op een zeker ogenblik merkt dat hij een soort grens of barrière nadert, die kennelijk de scheiding tussen het aardse leven en het hiernamaals voorstelt. Toch merkt hij dat hij terugmoet naar de aarde, dat zijn stervensuur nog niet geslagen heeft. Op dat moment verzet hij zich, want hij wordt zo in beslag genomen door zijn ervaringen in het hiernamaals dat hij niet terug wil keren. Hij wordt overweldigd door intense gevoelens van vreugde, liefde en vrede. Ondanks zijn houding echter, wordt hij toch op een of andere manier met zijn stoffelijk lichaam verenigd en hij leeft voort.

Later tracht hij anderen van zijn ervaring te vertellen, maar hij ondervindt moeilijkheden bij die poging. In de eerste plaats kan hij geen woorden vinden die toereikend zijn om deze onaardse episodes te beschrijven. Ook ondervindt hij dat anderen er de spot mee drijven en daarom doet hij er verder het zwijgen toe. Doch de ervaring heeft grote invloed op zijn verdere leven, vooral wat betreft zijn gedachten over de relatie tussen dood en leven.’

Ook Elisabeth Kübler-Ross raakte geïntrigeerd door het verhaal van Ritchie wat onder andere van belang was voor haar ontwikkeling van vormen van stervensbegeleiding. Ze benutte de BDE’s bovendien voor een troostrijke vorm van rouwverwerking voor ouders van overleden kinderen. Dit sluit trouwens ook goed aan bij een onderzoek van Melvin Morse naar bijna-dood ervaringen van jonge kinderen die in veruit de meeste opzichten overeenkomen met die van volwassenen, vaak zonder dat de kinderen in kwestie ooit van bijna-dood ervaringen hadden gehoord.

Doorbraak

Het onderzoek naar bijna-dood ervaringen beleefde rond het millennium een grote doorbraak doordat twee medische teams, van Sam Parnia en Pim van Lommel, grootschalig onderzoek deden naar BDE’s onder mensen die een hartstilstand hadden ondergaan. Ze sloten daarbij systematisch alle normale medische en psychologische verklaringen uit, vergelijkbaar met wat Karlis Osis bij sterfbedvisioenen had gedaan, maar ook met andere pogingen van onder meer Raymond Moody, Melvin Morse, Kenneth Ring, Margot Grey en Michael B. Sabom. De bevindingen van het team van Pim van Lommel van het Rijnstate Ziekenhuis te Arnhem, waar onder meer de Nederlandse BDE-expert Ruud van Wees bij hoorde, werden zelfs gepubliceerd in het toonaangevende Britse medische tijdschrift The Lancet. Daarin werd verslag gedaan van een zogeheten prospectieve studie onder mensen die een hartstilstand hadden meegemaakt. Het is niet overdreven om te stellen dat deze onderzoeken het bestaan van een onsterfelijke geest of ziel hebben aangetoond.

Sam Parnia wijst erop dat een veel voorkomende skeptische verklaring van bijna-dood ervaringen in termen van een worstelend, stervend brein dat in het reine wil komen met zijn eigen dood, niet van toepassing kan zijn omdat dit in strijd is met wat we neurologisch weten over het functioneren van het brein met een zogeheten vlak EEG, zoals dit bij een hartstilstand aan de orde is.

Weer anderen hebben gepoogd BDEs weg te verklaren door te stellen dat ze niet tijdens maar vlak voor of na een hartstilstand zouden voorkomen. Dit is echter in strijd met paranormale waarnemingen van gebeurtenissen die plaatsvonden terwijl de patiënt een vlak EEG vertoonde. Een voorbeeld van zo’n veridieke waarneming werd vastgelegd door onderzoeker Kenneth Ring. Een patiënte van verpleegkundige Cathy Milne van het Hartford Ziekenhuis te Connecticut ervoer tijdens haar BDE hoe ze over haar lichaam heen vloog en de reanimatiepogingen kort bezag, waarna ze zich naar boven getrokken voelde door verscheidene verdiepingsvloeren van het ziekenhuis heen. Toen merkte ze dat ze zich boven het dak bevond en naar de skyline van Hartford keek. Ze verwonderde zich over het prachtige uitzicht tot ze een rode schoen zag liggen. Ze dacht na over de schoen en plotseling voelde ze zich opgezogen door een zwart gat. De verpleegster vertelde deze ervaring aan een andere patiënt, die spottend wegliep. Later op de dag bleek deze patiënt echter toch zelf een onderzoek te hebben ingesteld. Hij was op het dak gelaten en had een rode schoen bij zich waardoor hij overtuigd was van de correctheid van het verhaal over de bijna-dood ervaring.

Eén van de meest spectaculaire gevallen van een paranormale BDE werd onderzocht door Michael B. Sabom en hij publiceerde erover in zijn boek Light and Death, dat ongeveer 50 casussen behandelt van mensen die klinisch dood waren verklaard. Het gaat om een vrouw uit Atlanta die aangeduid wordt met haar meisjesnaam, Pam Reynolds. Zij leed aan een groot en levensgevaarlijk aneurysma, een aangeboren afwijking van een slagader in de basale ganglia van haar hersenen. Pam was al opgegeven door haar specialisten toen ze een operatie mocht ondergaan onder leiding van een erg bekwame chirurg uit Phoenix, dr. Spetzler, in het Barrow Institute for Neurological Research. Daarbij was het nodig dat de activiteit van haar hersenen tijdelijk kunstmatig werd stilgelegd met de zogeheten standstill-procedure. Het gaat om een zogeheten hypothermische hartstilstand die het mogelijk maakte het anelt;I>Light and Death, dat ongeveer 50 casussen behandelt van mensen die klinisch dood waren verklaard. Het gaat om een vrouw uit Atlanta die aangeduid wordt met haar meisjesnaam, Pam Reynolds. Zij leed aan een groot en levensgevaarlijk aneurysma, een aangeboren afwijking van een slagader in de basale ganglia van haar hersenen. Pam was al opgegeven door haar specialisten toen ze een operatie mocht ondergaan onder leiding van een erg bekwame chirurg uit Phoenix, dr. Spetzler, in het Barrow Institute for Neurological Research. Daarbij was het nodig dat de activiteit van haar hersenen tijdelijk kunstmatig werd stilgelegd met de zogeheten standstill-procedure. Het gaat om een zogeheten hypothermische hartstilstand die het mogelijk maakte het aneurysma te verwijderen. Haar hartslag en ademhaling kwamen tot stilstand, haar hersenen vertoonden een vlak EEG en het bloed werd met een drain uit haar hoofd gehaald. Ze werd dus in feite met opzet in een toestand van klinische dood gebracht. Na de zware operatie werden haar levensfuncties weer hersteld. Skeptici beweren nog wel eens dat de veridieke waarnemingen van de operatie die mensen tijdens een bijna-dood ervaring kunnen hebben, berusten op algemene kennis die ze al dan niet bewust over die ingreep hebben verzameld. Dit gaat in elk geval niet op voor het geval Pam Reynolds. Ze zag de operatie terwijl ze onder volledige verdoving verkeerde vanaf een plek boven haar lichaam en nam daarbij zeer specialistische details waar die ze niet kon thuisbrengen, omdat artsen er van tevoren niet over verteld hadden en ze er ook anderszins niet over geïnformeerd was. Zo schoren ze haar hoofd niet helemaal kaal, zoals Pam had verwacht, maar slechts gedeeltelijk. Ze nam vervolgens een soort zaag waar die eruit zag als een elektrische tandenborstel en een behoorlijk hoog geluid produceerde. Ook zag ze allerlei medische instrumenten die ze niet direct kon thuisbrengen. Haar bijna-dood ervaring was verder klassiek.

Tijdens een BBC-documentaire over bijna-dood ervaringen, getiteld The day I died, gaf dr. Spetzler toe dat Pam Reynolds een juiste en gedetailleerde beschrijving had gegeven van de operatie en het instrumentarium dat men daarbij gebruikt had. Hij erkende dat dit geval niet verklaard kon worden door gangbare medische theorieën omdat Pam niet over de informatie in kwestie had kunnen beschikken en zij bovendien met zekerheid klinisch dood was geweest tijdens de operatie. Niet alleen was er geen EEG aanwezig en ook geen meetbare activiteit in haar hersenstam, maar bovendien stroomde er helemaal geen bloed door haar brein.

Dr. Pim van Lommel zegt over bijna-dood ervaringen onder meer het volgende: ‘Aangezien er geen bewijsmateriaal is voor één van de andere (normale) theorieën voor bijna-dood ervaringen, moeten we het concept dat bewustzijn en herinnering in het brein gelokaliseerd zijn ter discussie stellen. Hoe kan er een helder bewustzijn buiten iemands lichaam worden ervaren op het moment dat de hersenen niet langer functioneren gedurende een periode van klinische dood met een vlak EEG?’ Hoewel het nog maar tot een zeer beperkt aantal wetenschappers schijnt te zijn doorgedrongen is het door dit soort onderzoekingen wetenschappelijk redelijker is geworden om een leven na de dood aan te nemen dan om dat niet te doen. Ooit zal men waarschijnlijk vrij algemeen vinden dat skepsis op dit punt onredelijk en in die zin ‘zweverig’ (irreëel) is.

Een animistische theorie voor de veridieke waarnemingen tijdens BDEs zou luiden dat de waarnemingen berusten op retrocognitie nadat iemand weer gereanimeerd is.

Dit is echter een veel complexere theorie dan dat ze werkelijk plaatsvinden tijdens de bijna-dood ervaringen zelf, omdat animisme (zoals zelfs een voorstander van deze positie als Hans Bender toegeeft) hoe dan ook impliceert dat er wel een of andere vorm van leven na de dood is, aangezien ESP niet verenigbaar is met een volledig hersengebonden geest.

Na een bijna-dood ervaring

BDEs zijn ingrijpende ervaringen die grote gevolgen hebben voor degene die ze ondergaan en hun naaste omgeving.

Veel mensen stribbelden tegen toen ze terug moesten naar hun fysieke lichaam en uiten hun teleurstelling nadat ze gereanimeerd zijn omdat ze weer in deze wereld verder moeten leven, die na de BDE vaak veel lelijker en killer lijkt dan de andere werkelijkheid die ze zojuist hebben ervaren. Sommigen van hen kunnen zelfs regelrecht depressief worden en terugverlangen naar een wereld van licht. De Nederlandse auteur Bert van Schuijlenburg wijst op het belang van meer kennis bij allerlei hulpverleners over BDEs als een volstrekt normale en heilzame ervaring zodat ze beter in staat zijn om mensen indien nodig na een bijna-dood ervaring op te vangen. Dit is vooral bij kinderen van groot belang, omdat ze geschaad kunnen worden in hun ontwikkeling als ze stuiten op onbegrip en afwijzing van hun ervaringen.

Relaties met partners, familieleden en vrienden kunnen onder druk komen te staan na een bijna-dood ervaring, doordat de persoon in kwestie psychologisch sterk veranderd kan zijn, wat kan leiden tot onbegrip en spanningen. Soms is de aansluiting met de partner achteruitgegaan zodat men besluit om te gaan scheiden.

Er bestaat al jaren een organisatie, the International Association for Near-Death Studies (IANDS) die zowel onderzoek doet naar bijna-dood ervaringen als hulp aanbiedt aan BDE-ers die daar behoefte aan hebben. Merkawah is een vergelijkbare organisatie in Nederland.

Ondanks de negatieve consequenties die bijna-dood ervaringen kunnen hebben, en die grotendeels sociaal van origine zijn, blijken de meeste gevolgen van BDEs juist erg positief.

Mensen vertonen na hun bijna-dood ervaring heel vaak meer waardering voor het leven, meer zelfaanvaarding en meer medeleven met anderen. Ze hebben meer eerbied voor het leven en zijn minder materialistisch en competitief ingesteld. Ze kenmerken zich door een ondogmatisch soort spiritualiteit en een dorst naar kennis en wijsheid. Hun relatie tot de dood is veranderd doordat ze er niet langer bang voor zijn en overtuigd zijn van een hiernamaals. Ze beseffen dat het leven zinvol is en benadrukken het belang van liefde en wijsheid. BDE-ers kunnen zo sterk veranderd zijn door hun ervaring dat ze volledig getransformeerd lijken.

Ook melden velen van hen na de BDE vaker dan gemiddeld een paranormale ervaring. Dat kan variëren van ervaringen met ESP of het zien van aura’s tot paranormale genezingen en poltergeist-achtige fenomenen.

Aangezien bijna-dood ervaringen zulke positieve consequenties kunnen hebben voor de persoon zelf, hebben een aantal therapeuten technieken ontworpen zodat ook derden profijt kunnen hebben van hun verhalen. Zo ontwikkelde Johan Mc Donagh een bibliotherapie rond BDEs, waarbij het lezen van boeken over bijna-dood ervaringen therapeutisch gezien positief uitwerkt op de lezers. Kenneth Ring zette het Omega Project op waarbij BDEers moeten trachten hun ervaringen met het Licht te verspreiden onder anderen. Er blijkt sprake te zijn van een ‘goedaardig virus’ dat velen aansteekt en inspireert. Men kan er zijn angst voor de dood door verliezen en overtuigd raken van een hiernamaals. In het algemeen leiden verhalen over BDE’s ook tot een positiever levensgevoel, meer eigenwaarde en een spirituele visie op het leven.

Herinneringen aan een voorbestaan

Het is zeer interessant om vast te stellen dat bijna-dood ervaringen niet op zichzelf staan in hun beschrijvingen van een andere wereld na de dood. Een parallel van dit soort ervaringen wordt gevormd door herinneringen aan een periode dat men nog niet geboren was en in een zogeheten ‘voorgeborchte’ of voorbestaan verbleef in afwachting van zijn geboorte. Dergelijke herinneringen komen veel vaker voor dan je zou denken en dan met name bij jonge kinderen. In het Engels worden ze wel aangeduid als Prebirth Experiences (PBEs). Er zijn zelfs websites aan dit soort ervaringen gewijd zoals die van Sarah Hinze en haar man dr. Brent Hinze en de site Prebirth Experience van Michael en Toni Maguire.

In veel gevallen komen PBEs voor in combinatie met herinneringen aan een vorig leven dat vooraf ging aan de ervaringen met een ‘hiervoormaals’. In dat geval heten ze ook wel Tussenperiodeherinneringen (TPHs), intermission experiences of Memories of an Intermission Period (MIPs), waarbij de woorden tussenperiode en intermission verwijzen naar een periode tussen twee levens.

Een Nederlands voorbeeld van TPHs is dat van Kees (pseudoniem) bestudeerd door stichting Athanasia, die zich een vorig leven herinnerde als de Franstalige soldaat Armand dat op een slagveld beëindigd zou zijn. Hij vertelde zijn moeder dat er als je dood gaat een engel komt om je naar ‘Onze Lieve Heer’ te brengen. Die was alleen maar ‘goedheid’, het ‘Grote Licht’ en ‘humor’. Volgens Kees was het moeilijk om de andere wereld precies te beschrijven. Die paste niet op een diabeeldje en was niet te tekenen. Hij zei verder dat hij zijn eigen plekje aan een prachtige blauwe waterval had, die klaterde onder en boven een bloemenperk, en dat er aan de bomen de heerlijkste vruchten groeiden -lekkerder dan alle marsjes en snoepjes bij elkaar. Ook vertelde hij dat hij heel lang geleden dood was gegaan en helemaal geen zin had gehad om naar zijn moeder te komen. Maar van ‘hen’ daarboven schijnt hij opnieuw aan het werk te hebben moeten gaan. De engelen ‘duwden’ hem bijna naar de aarde en vertelden hem dat hij bijgestaan zou worden door ‘hulpen’ en zou worden beschermd. Het Licht vertelde hem dat het zijn eigen verantwoordelijkheid vormde om een goed leven te leiden.

Bij herinneringen aan een voorgeborchte komen veel elementen voor die we al kennen van bijna-dood ervaringen zoals wezens van licht, kennis van het aardse leven, contact met overledenen, prachtige kleuren, vormen en geluiden en voorbereiding op het leven in een fysiek lichaam. Het lijkt daarom zeer aannemelijk dat al deze ervaringen verwijzen naar een reëel hiernamaals, dat meer is dan een privé-droom.

Naast bijna-doodervaringen en herinneringen aan een voorgeborchte zijn er nog een paar methodes bekend die er aanspraak op maken betrouwbare kennis over een hiernamaals op te leveren. Dit zijn uitspraken van paragnosten, uittredingen, verschijningen, transcommunicatie en spiritistische séances (zie hoofdstuk 9). Helaas kleven er echter bepaalde complicaties aan deze methoden waar we niet mee te maken hebben bij BDE’s en TPHs. Bij helderziendheid, uittredingen en actieve spiritistische séances is er meestal sprake van een actief zoeken naar gegevens over het hiernamaals. Het probleem daarbij is dat naarmate onderzoekers meer weten over de literatuur op dit gebied de resultaten van hun experimenten daar sterk door beïnvloed zouden kunnen worden. Een bezwaar dat niet in die mate geldt voor veel bijna-doodervaringen. En nog minder voor de PBEs en tussenperiodeherinneringen van kinderen van ouders die niet eens in reïncarnatie geloofden en zeker niet op de hoogte waren van de nog steeds erg schaarse literatuur over dit soort herinneringen. Eigenlijk ontsnappen alleen spontane ervaringen van ongeïnformeerde waarnemers zoals jonge kinderen aan deze kritiek, evenals ervaringen met onbekende overledenen van wie men later het bestaan kan vaststellen (zie hoofdstuk 9).

Overigens komen zowel de minder bruikbare als de bruikbaardere alternatieve bronnen over een hiernamaals wel degelijk globaal overeen met het beeld dat we kunnen distilleren uit BDE’s en herinneringen aan een voorgeborchte.

 

Literatuur

Barrett, W. (1926). Death-bed visions. Londen.

Brinkley, D., & Perry, P. (1995). Gered door het licht: het ware verhaal van een man die stierf en 117 openbaringen ontving. Den Haag: BZZTôh.

Currie, I. (1981). De dood is niet het einde. Baarn: De Kern.

Gray, M. (1985). Return from death: an exploration of the Near-Death Experience. Londen: Boston and Henley.

Kübler-Ross, E. (1970). Lessen voor levenden. Baarn: Ambo.

Lommel, P. van, e.a. (1996). Bijna-dood ervaringen. Deventer: Ankh-Hermes.

Lommel, P. van, Wees, R. van, Meyers, V., & Elfferich, I. (2001). Near-death experience in survivors of cardiac arrest: a prospective study in the Netherlands. The Lancet, 358, 9298, 2039-2044.

Moody, R.A. jr. (1982). Leven na dit leven: het onderzoek van een verschijnsel. Naarden: Strengholt.

Morse, M. (1991). Nader tot het licht: bijna-dood ervaringen van kinderen. Rijswijk: Elmar.

Osis, K., & Haraldsson, E. (1979). Op de drempel: visioenen van stervenden. Amsterdam: Meulenhoff.

Parnia, S., Waller, D.G., Yeates, R., & Fenwick, P. (2001). A qualitative and quantitative study of the incidence, features and aetiology of near death experiences in cardiac arrest survivors. Resuscitation, 48, 149-156


Ring, K., & Valarino, E.E. (1999). Het licht gezien: bijna-dood ervaringen. Deventer: Ankh-Hermes.

Ring, K., & Cooper, S. (2001). Blind ziende: bijna-dood ervaringen van blinden. Deventer: Ankh-Hermes.

Ritchie, G.G. (1985). Terugkeer uit de dood. Haarlem: Gottmer.

Rivas, T. (1999). Bestaat er een dierlijke ziel? Gezond Idee!, 46, 12-13.

Rivas, T. (2000). Parapsychologisch onderzoek naar reïncarnatie en leven na de dood. Deventer: Ankh-Hermes.

Rivas, T. (2001). Heel wat meer dan niets: herinneringen aan een tussenperiode. Prana, 127, 89-93.

Rivas, T. (2003). The survivalist interpretation of recent studies into the near-death experience. The Journal of Religion and Psychical Research, 26, 1, 27-31.

Sabom, M.B. (2003). Light and Death. Zondervan Publishing House.

Schuijlenburg, B. van (1994). Waar was de patiënt: omgang met mensen met een bijna-dood ervaring in de hulpverlening. Assen: Van Gorcum.


Drs. Titus Rivas is verbonden aan Stichting Athanasia en is medewerker van o.a. het blad Terugkeer van Stichting Merkawah, ParaVisie, Paraview en Prana.

Rivas is altijd geïnteresseerd in nieuwe ontwikkelingen op parapsychologisch gebied en nodigt u uit uw eigen paranormale ervaringen met hem te delen: titusrivas@hotmail.com

Stichting Athanasia verzorgt bovendien parapsychologische consulten tegen tarieven gekoppeld zijn aan iemands uitkering. (Athanasia is een ideele stichting en de consulten komen uitsluitend ten goede aan haar activiteiten).